| |
| |
| |
Genres
Poëzie
|
Bekkering, Harry |
088. |
De bloemlezing als breekijzer. |
|
1997 (42) 153-168 |
|
|
Als voorboden van een nieuwe stroming maken sommige bloemlezers zogenaamde programmatische bloemlezingen. Volgens Bekkering is daarvan sprake bij Goedemorgen, welterusten en Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is. Vooral de eerst genoemde bloemlezing heeft ‘met haar tóen revolutionaire keuze de deur geopend voor literair gedurfdere gedichten voor kinderen zoals we die terugvinden in de daarna verschenen bloemlezingen’. |
|
|
Boonstra, Bregje |
089. |
Han G. Hoekstra, dichter naast de zandbak. |
|
1997 (42) 179-191 |
|
|
Boonstra gaat in op de rol van Han G. Hoekstra (1906-1988) voor de Nederlandse kinderpoëzie. Zij benadrukt zijn betekenis als klassieke kinderdichter. Boonstra geeft veel voorbeelden van zijn rijke verbeeldingskunst. ‘De scherpe humoristische kijk en genoemde Hollandse nuchterheid laten bij herhaling zien hoe eenvoudig het is om door de buitenkant van gewichtigheid, eigenwaan en opgeblazen gedoe heen te prikken.’ |
|
|
Fens, Kees |
090. |
Zon en Maan. |
|
1997 (42) 261-263 |
|
|
Lezing voor kinderen die deelnamen aan een gedichtenwedstrijd. Aan de hand van enkele voorbeelden van gedichten laat Fens zien wat er zo mooi is aan gedichten lezen (en schrijven). |
| |
| |
|
Hoven, Peter van den |
091. |
De indruk van natuurlijkheid. Over Ienne Biemans. |
|
1992 (24) 17-30 |
|
|
Na een inleiding over bekende Hollandse bakerrijmpjes en de (bijna) onmogelijkheid om nieuwe tijdloze bakerversjes te schrijven, volgt een bespreking van het werk van Ienne Biemans, wiens poëzie de traditionele, anonieme kinderlyriek heel dicht benadert. |
|
092. |
Uit de onderbuik. Over het scabreuze kindervers. |
|
1997 (42) 213-236 |
|
|
Van den Hoven betreurt het dat in allerlei bundels met kinderrijmen zo weinig aandacht wordt geschonken aan het scabreuze en erotische vers, hoewel er wel onderzoek naar is verricht. Van den Hoven zelf is zeer geïnteresseerd in versjes en rijmpjes van kinderen zelf, direct opgetekend uit hun mond bij hun straat- en pleinspelen. ‘Hoewel meer inzicht in de functie en praktijk van het onbetamelijke kinderrijm welkom zou zijn, valt er veel voor te zeggen deze bescheiden vrijplaats waarop de kinderen zelf nog heer en meester zijn te vrijwaren van al te veel volwassen bemoeizucht.’ |
|
|
Kusters, Wiel |
093. |
De zoon met de Roos. |
|
1995 (36) 553-557 |
|
|
Bespreking van de gedichtenbundel Begin een torentje van niks van Ted van Lieshout. ‘Het zijn aangrijpende gedichten; over het kind als vader van de man, over de vader als man van het kind, over de man als kind van de vader, of hoe de relaties ook geïnterpreteerd mogen worden.’ Kusters besluit zijn lovende bespreking met de woorden ‘Lees deze gedichten. En verdien deze dichter’. |
|
|
Leeflang, Ed |
094. |
Maar hij vergat haar te kussen. |
|
1993 (28) 5-21 |
|
|
De gedichten van Toon Tellegen worden vergeleken met andere ‘surrealistische’ gedichten en met enkele van Tellegens verhalen voor kinderen. ‘Ik denk dat de liefhebbers van zijn gedichten zijn onmis- |
| |
| |
|
kenbaar eigen toon bewonderen, zijn bizarre originele fantasie, zijn geheimzinnige eenvoud, het kleurige ongerijmde en droefgeestige. Zelf heb ik gemerkt dat de voortdurende ondertoon van fataliteit en pessimisme van mij vooral een verdrietige lezer maakt.’ |
|
|
Linders, Joke |
095. |
Hans Andreus, man van licht. |
|
1997 (42) 237-247 |
|
|
In de verzamelbundel Verzamelde gedichten (1983) is geen kinderpoëzie opgenomen. Andreus' kindergedichten verschillen niet zoveel van zijn poëzie voor volwassenen. Ze hebben alleen, naar Andreus eigen woorden, meer speelsheid nodig. Joke Linders gaat wat dieper in op het werk van Andreus, die overigens zichzelf eerder ijverig dan begaafd vond. |
|
096. |
Met de theepotaurus op de canapee. |
|
1993 (28) 53-74 |
|
|
Aan de hand van het begrip ‘kinderlijk perspectief’ van Maria Lypp geeft Linders een overzicht van de ontwikkelingen in de na-oorlogse Nederlandse kinderpoëzie met specifieke aandacht voor de Paroolgroep, de Stratemakeropzee-groep en de rol die de Blauw Geruite Kiel heeft gespeeld in de vernieuwing van de jeugdpoëzie. |
|
097. |
Stille herrie. |
|
1992 (24) 31-35 |
|
|
Lovende bespreking van de nieuwste dichtbundel van Ted van Lieshout, Multiple noise, waarin de gedichten en tekeningen gaan over zoeken, ontwikkeling en verandering. |
|
|
Niewold, Selma |
098. |
Gedichten over lezen en schrijven. |
|
1995 (34) 265-266 |
|
|
Het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Den Haag gaf een dichtbundel uit met de naam Jan en alleman en ook zijn zusje. Alle gedichten, die niet allemaal speciaal voor kinderen zijn geschreven, belichten het lezen en schrijven vanuit |
| |
| |
|
verschillende invalshoeken. Klein bezwaar vindt Niewold dat er geen verantwoording over de selectiecriteria wordt vermeld. |
|
|
Polders, Claire |
099. |
Verborgen Poetica's. Een lezing van poëzie zonder leeftijd. |
|
1997 (42) 249-260 |
|
|
Polders gaat op zoek naar poëticale betekenissen in gedichten die op het eerste gezicht niet poëticaal lijken. Ze bestudeert vooral gedichten uit de bundel Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is. Polders ontdekt gedichten die het gedicht zelf als onderwerp hebben, al is dat maar één interpretatie. Polders wil laten zien dat veel kindergedichten niet afwijken van andere gedichten. Ook kindergedichten vragen aandacht van de lezer en ook deze gedichten zijn interessant om intensief te lezen. |
|
|
Van Coillie, Jan |
100. |
Ik ben een wezen tussenin. |
|
1990 (13) 14-21 |
|
|
Beeld van de Vlaamse poëzie die vanaf ongeveer 1982 weer nieuw leven werd ingeblazen door een poëziewedstrijd, georganiseerd door het Poëziecentrum te Gent. De auteur vindt het opvallend dat er bundels specifiek voor pubers verschijnen. Hij laat dit zien door een bespreking van zowel de inhoud als de vorm en rijmschema's van enkele gedichten. Deze poëzie slaat een brug naar de poëzie voor volwassenen, ‘alhoewel die brug nogal eens wankel of krakkemikkig is.’ |
|
101. |
Tussen spel en emotie. Recente poëzie voor de jeugd in Vlaanderen. |
|
1997 (42) 193-211 |
|
|
Van Coillie legt de Vlaamse kinder- en jeugdpoëzie van de laatste tien jaar op de weegschaal. Naar zijn mening is de vrijheid van de kunstenaar en het spelelement die de taal ontdoen van hun alledaagse functionaliteit en de taal weer nieuw en rijk maken onontbeerlijk voor goede poëzie. Die kunstenaars die deze visie delen zijn de sterkste dichters, zij stimuleren de jonge luisteraars en lezers om de wereld met andere, meer creatieve ogen te bekijken, om de dingen om hen heen met andere gewichten te wegen. |
| |
| |
|
Vries, Anne de |
102. |
Een droevig dieptepunt? Kinderpoëzie in het begin van deze eeuw. |
|
1994 (29) 111-122 |
|
|
De Vries onderzoekt in hoeverre het kinderlijk perspectief, als vernieuwing, in de kinderpoëzie uit de eerste helft van de 20ste eeuw tot uiting komt. |
|
|
Weg, Jant van der |
103. |
Van Alphen en Goeverneur in Friesland. |
|
1993 (28) 29-52 |
|
|
Geschiedenis van de oorspronkelijk Friese kinderpoëzie met speciale aandacht voor dichters als Waling Dykstra, Cornelis Wielsma, Frederike fan Hâllum en J.K. Dykstra. Verder wordt de invloed van Van Alphen, door de Friese vertalingen van zijn werk, en Goeverneur, door zijn persoonlijke contacten met Friese auteurs, op de Friese kinderpoëzie besproken. ‘De geschiedenis van het pad van de vernieuwing laat zien dat de Friese kinderpoëzie zich steeds weer vernieuwt en daarmee dat ze springlevend is.’ |
|
104. |
Slaap kindje slaap en Suze nane poppe. Het wiegelied als eerste literatuur. |
|
1995 (35) 343-355 |
|
|
Het wiegelied neemt binnen de kinderpoëzie een aparte plaats in, en is vaak het eerste middel bij de cultuuroverdracht. Van der Weg gaat in op de kenmerken van het wiegelied, de inhoud en de geschiedenis ervan. Bij het aspect cultuuroverdracht besteedt zij speciaal aandacht voor wiegeliedjes in de Friese taal. ‘In al hun eenvoud zijn ze van groot belang bij de cultuuroverdracht van de ene generatie op de andere en maken ze een begin met de communicatie tussen mensen door middel van taal.’ |
|
105. |
Vrij als een vogel met sterren in de nacht. Een decennium Friese jeugdpoëzie. |
|
1997 (42) 275-281 |
|
|
Veel Friese jeugdpoëzie van het laatste decennium is ontstaan naar aanleiding van allerlei manifestaties. Van der Weg besteedt specifiek aandacht aan de belangrijkste poëzie-manifestatie die Friesland |
| |
| |
|
kent, het FeRstival, aan enkele dichters voor de jeugd en aan een nieuw genre binnen de jeugdpoëzie, het op muziek gezette gedicht. ‘Een belangrijk deel van de Friese jeugdpoëzie komt nog niet boven het niveau van het berijmde verhaaltje uit. (...) Er is echter nog een lange weg te gaan om de Friese jeugdpoëzie, zowel kwantitatief als kwalitatief, op een hoger niveau te brengen.’ |
|
|
Wilmink, Willem |
106. |
Over poëzie voor kinderen en volwassenen. |
|
1990 (13) 4-13 |
|
|
Wilmink legt uit waarom het zo'n genoegen is voor kinderen te schrijven. Volgens hem moet literatuur voor kinderen voldoen aan onder meer de volgende criteria: het moet niet te abstract zijn, de dingen moeten worden herleid tot de essentie en ook heel belangrijk: kinderen houden niet van kinderen die het goede voorbeeld geven. Hij refereert aan Annie M.G. Schmidt: ‘In een kinderboek kan alles, als het maar goed afloopt.’ |
|
|