nu in handen heeft is het afsluitingsnummer van ons eerste lustrum. Vijf jaargangen met beschouwingen over en van auteurs van kinderboeken, historische overzichten, analyses, juryrapporten, verslagen van symposia, kwesties van uitgevers en boekhandelaren, brieven, lezingen, scholingsprogramma's, leesbiografieën en een enkel polemiekje. In die vijf jaar is Literatuur zonder Leeftijd uitgegroeid tot een gezaghebbend tijdschrift in boekvorm voor schrijvers, illustratoren, uitgevers, boekverkopers, critici, universiteitsmedewerkers, docenten en studenten (jeugd)literatuur, bibliothecarissen, onderwijzers en andere geïnteresseerden.
Dit nummer wil de makker, de gezel zijn van de verkenningen die in die vijf, respectievelijk elf jaar in ons blad, hebben plaatsgevonden. Het laat zien welke een breed scala aan hoogleraren, schrijvers en critici hun ideeën aan het papier toevertrouwden, maar ook wat er zoal te zeggen valt over intertekstualiteit, het bewerken van klassieke verhalen, het schrijfproces van Sjoerd Kuyper, leesbevordering of poëtica van Margriet Heymans of Wim Hofman. Ongewild maar onmiskenbaar onthult het verschuivingen in opvattingen en status of welke onderwerpen nog maar zelden aan bod kwamen.
Reden tot feest vieren dus en dank aan Toin Duijx die al die jaren houvast, strohalm, baken en ‘gezel’ bleef. Maar ook een moment van bezinning. In de vorige redactionele inleiding schreef ik: ‘Als we de ingewanden goed gelezen hebben, wordt Literatuur zonder leeftijd mogelijkerwijs door een echte uitgever op de markt gebracht. Uiteraard zonder dat de redactie haar onafhankelijkheid op enigerlei wijze prijs hoeft te geven.’ Welnu, we hebben die ingewanden niet goed gelezen. De uitgeverijen die interesse toonden moesten afhaken bij gebrek aan geldelijk gewin. We kunnen ze dat niet kwalijk nemen, maar zien ook hoe moeilijk het zal zijn het blad met dezelfde regelmaat, dezelfde of betere kwaliteit voor dezelfde prijs te blijven produceren. De redactie bestaat weliswaar uit enthousiaste ‘kameraden’ maar lijdt ook onder de voortdurende strijd om tijd en geld. Met een strijdlustig ‘ende versaagt niet’ verwelkomen wij elke suggestie die dat gezelschap kan versterken.
Joke Linders