Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 11
(1997)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
Tien jaar Woutertje PieterseprijsGa naar voetnoot1
| |
[pagina 32]
| |
wilden ze een prijs in het leven roepen voor een Nederlandstalig kinder- of jeugdboek met uitzonderlijke kwaliteiten, zowel op het gebied van taal en inhoud, als op dat van beeld en uitvoering. De boekhandelsorganisatie Libris, waar op dat moment nog nauwelijks iemand van gehoord had, wierp zich op als sponsor en zou zich gedurende drie maal drie jaar een voorbeeldige geldschieter betonen.
Een paar zaken hebben we als bestuur tien jaar lang hardnekkig overeind gehouden.
* We wilden interessante jury's formeren, want zoals de eerste winnares Imme Dros het uitdrukte: ‘Een prijs is zo mooi als de jury die hem vaststelt.’ Door afgezien van de vereiste kinderboekencriticus uitdrukkelijk buiten het jeugdliteraire circuit te zoeken, kon de discussie over het kinderboek gevoed worden met nieuwe ideeën. En die zijn met overtuigingskracht geleverd door Jan Blokker, Kees Fens, Hedy d'Ancona, Wam de Moor, Jac Vogelaar, Nicolaas Matsier, Cyrille Offermans, Kurt Löb, Joost van de Woestijne, Kees Nieuwenhuizen en Joost Swarte. Alleen Pierre Jansen bleek zich ondanks zijn liefde voor Dick Bruna niet thuis te voelen tussen de kinderboeken. De andere kant van de medaille is geweest, dat via deze mensen ook buiten onze eigen kring de vertrouwdheid met en het enthousiasme over het genre konden groeien. Terzijde kan worden opgemerkt dat van de vijftien juryleden er twaalf van manlijke kunne waren, wat in kinderboekenland een opmerkelijke score is en een mooi tegenwicht voor het uitsluitend door vrouwen gevormde bestuur.
* We deden niet aan nominaties. Er verschenen geen lange en vervolgens kortere lijstjes met kanshebbers. Titels werden niet voorzien van stickers met ‘genomineerd’ of ‘getipt voor’ en schrijvers niet gedwongen om publiekelijk en met een gezicht alsof het de gewoonste zaak van de wereld was de eer naar een ander te zien gaan. Op een dag in maart moest ‘eenvoudigweg’ het allermooiste boek van het afgelopen jaar uit de juryhoed tevoorschijn komen. De naam van dat boek diende dan ook in nevelen gehuld te blijven, zodat iedereen van de stoel zou rollen van verbazing. Niet altijd is de geheimhouding gelukt, want het Nederlandse kinderboek mag dan groot zijn, de wereld er omheen is piepklein.
* De jury moest unaniem zijn in haar beslissing, hoe moeilijk het ook | |
[pagina 33]
| |
is om een jeugdroman met een dichtbundel te vergelijken of een liefdeloos uitgegeven prachttekst te leggen naast een avantgardistisch prentenboek met een klungelig verhaaltje. Het was de jury dan ook uitdrukkelijk voorbehouden om géén allermooiste boek te vinden. Een aantal keren heeft het erom gespannen. Met de eerste bekroning voor Annetje Lie in het holst van de nacht was de toon voor de prijs gezet, maar het niveau van de Nederlandse boekproduktie bleef natuurlijk niet tien jaar lang constant. En het bestuur kon dan wel strengheid voorstaan, maar jury's bleken het onverteerbaar te vinden om die mooie grote Libris-cheque aan des kinderboekenschrijvers neus voorbij te laten gaan.
* Wat er ook gebeurde, de prijs moest (blijven) heten naar Woutertje Pieterse, een heel gewoon Hollands jongetje, met een grenzeloze fantasie, een dichterlijke geest en een gezonde leeshonger. Het kinderportret dat Multatuli, zonder dat bewust zo te willen, in fragmenten uit zijn Ideeën liet ontstaan is zo levensecht, grappig en ontroerend dat het gemakkelijk kan wedijveren met die andere icoon van vaderlandse bodem, Kees. Voor ons was er geen mooiere naam denkbaar dan van de jongen, die ondanks meester Pennewips strenge hand besloot om de deugd als onderwerp voor zijn dichtoefening aan zijn laars te lappen: ‘Wouter had al zo dikwijls op de deugd gerijmd, en hij vond dit onderwerp zo droog, zo uitgeput, zo vervelend, dat-ie de vrijheid had genomen iets anders te behandelen, en wel wat hem 't naast aan 't hart lag, de roverij. Hijzelf was, als alle schrijvers - en mensen - zeer ingenomen met z'n werk. Hij hield zich overtuigd dat de meester dit ook wezen zou, en hem omwille van de voortreffelijke uitvoering, de afwijking van de deugd zou vergeven. Het vers zou zeker naar de burgemeester worden gezonden, die 'r kennis van geven zou aan de paus, waarna deze Wouter tot zich zou roepen, en 'm aanstellen als hoofdrover.’ ‘Afwijken van de deugd, omwille van de voortreffelijke uitvoering’, dat raakt aan wat we met de Woutertje Pieterseprijs wilden honoreren in een kinderboek. En daarom moest ook elk jaar weer het Roverslied ten gehore gebracht worden, als hommage aan een roekeloos dichterschap. In de herinnering roep ik de vertolkingen van de gebroeders Flint en Groothof, de rappende Wouter bij Gerda Havertong, het oorverdovende roverslied met Amerikaanse tongval, het unieke optreden van het damesduo de Holbona's en het fraaie, met bloed doordrenkte prentenboekje, dat Geerten ten Bosch ter gelegenheid van het eerste lustrum maakte. | |
[pagina 34]
| |
Toch is het juist de naam die de nodige sores heeft opgeleverd. De sponsor had zijn zinnen gezet op Libris kinderboeken-, dan wel jeugdboekenprijs. Het compromis Libris Woutertje Pieterseprijs zou volgens Jan Blokker in het graf van Multatuli grote beroering teweeg brengen. In elk geval lag de combinatie van woorden niet echt lekker in de mond. In de pers leidde dat nogal eens tot verbasteringen als W.P. Prijs, W. PieterseN prijs - niet alle journalisten kennen hun klassieken - en zelfs een kop met alleen maar ‘Pieterse’! Uit de beginjaren vond ik nog een van de Librisburelen afkomstige brief, waarin met ‘grote ontsteltenis’ werd vastgesteld dat in een interview voor het Jeugdjournaal gesproken was over de Woutertje Pieterseprijs. ‘Iedereen moet de juiste naam op elk onverwacht moment kunnen dromen en uitspreken, zelfs indien de naam vele malen in een interview voorkomt.’ Eindeloos hebben wij thuis mompelend zitten oefenen en zo ons leven gebeterd, tot we ons - nu Libris er weer af moet - opnieuw vergissen. Hopelijk realiseert u zich dat u vandaag aanwezig bent bij de enige keer dat de echte, ‘one and only’ Woutertje Pieterseprijs wordt uitgereikt. Mocht de prijs ooit opnieuw mogelijk gemaakt worden, dan zullen Wouter en wij aan een ander prefix moeten wennen. Wie weet wat Multatuli's gebeente nog te wachten staat!
Terug naar de beginjaren van de prijs. De aankondiging zorgde voor het nodige gekrakeel, vooral veroorzaakt door slordige berichtgeving in de media. Daardoor ontstond de indruk alsof volgens ons de Griffels en Penselen gerund zouden worden door de maffia. De CPNB liet een getergde open brief uitgaan en wij zetten recht en susten, met als slotzin: ‘Wanneer de wind door een klein bos waait lijkt het al gauw op storm. Hopelijk treedt spoedig de luwte in, waarin iedereen zich weer kan wijden aan zijn eigen, maar niet aan elkaar strijdige gevechtjes om meer aandacht voor het kinderboek.’ En daar ging het in de eerste plaats om. Al jaren lang genereerden de Griffels tijdens de Kinderboekenweek een aandachtspiek, waarna er weer vijftig weken van vrijwillige mediastilte ingingen. Door de bekendmaking in maart, in de buurt van de grote Boekenweek, zou er halverwege het jaar een ander aandachtspunt kunnen ontstaan en dat is zonder meer gelukt. In de pers heette de Woutertje Pieterseprijs al gauw prestigieus. Hij zorgde voor een lawine aan interviews en bracht het zelfs tot voorpaginanieuws. Dat Woutertje Pieterse bedoeld was om de strijd tegen de Griffels aan te gaan was onjuist, maar hij moest wel de dominantie van de CPNB bekroningen relativeren. Als onafhankelijke dwarsligger | |
[pagina 35]
| |
met literaire pretenties ontstond hij in reactie op de Griffels en Penselen, zoals al het nieuwe nu eenmaal een reactie is op het bestaande.
De prijs werd voor het eerst uitgereikt in 1988, een goed jaar voor de jeugdliteratuur. Annie Schmidt kreeg in Oslo de Hans Christian Andersenmedaille, de zogenaamde kleine Nobelprijs. Met de toekenning van de Theo Thijssenprijs aan Willem Wilmink kwam er een einde aan het zesjarige Staatsprijsloze tijdperk, dat was ontstaan na de perikelen rondom Hugo Brant Corstius. Tenslotte werden Toon Tellegens dierenverhalen voor het eerst gelauwerd en wel met een Gouden Griffel. De uitreiking op 4 april 1988 viel samen met de intree van Nederland drie. In een rechtstreekse uitzending zaten we tussen een voetbalwedstrijd en het Zwanenmeer ingeklemd. Het was het begin van een mooie verhouding met Hilversum, met traditioneel aandacht in het Jeugdjournaal. Ik herinner me hoe adembenemend Jes Vriens voorlas uit Lieveling, Boterbloem. Dat was in het betreurde kindercultuurprogramma Waanland, dat het geloof ik precies één seizoen heeft mogen volhouden. En er waren de verschillende Klokhuisuitzendingen, waarvan mij vooral Hans Kesting nog voor de geest staat, de jonge verslaggever die een stuk over de prijs moest schrijven, maar ondertussen als een bezetene werkte aan zijn eigen meesterwerk Chantal in de puree. Met zijn verzuchting ‘het is moeilijk om een kinderboek te schrijven, vooral als je zelf geen kind meer bent’ vatte hij de problematiek van het vak bondig samen! Mooie winnaars verzamelde Woutertje Pieterse om zich heen: Imme Dros, Margriet Heymans, Anne Vegter en Geerten ten Bosch, Paul Biegel, twee maal Toon Tellegen, Jaap Lamberton, Anne Provoost, Anton Quintana en Joke van Leeuwen. Met elkaar leverden ze een bescheiden stapeltje kinderboeken van opmerkelijke kwaliteit. Onverwacht was de bekroning van Paul Biegels Anderland, aangezien dat niet speciaal voor kinderen op de markt was gebracht. De grootste verrassing was waarschijnlijk het winnende debuut De dame en de neushoorn. Met een volgend boekje wist Anne Vegter zelfs door te dringen tot de regionen van de volwassen literatuur, toen haar Verse bekken! werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. Geschrokken haastten de heren critici zich om uit te leggen dat dit een ‘heel aardig boekje’ was met ‘leuke plaatjes’, maar geen ‘diepdoordachte en doorwrochte roman’, zodat het uiteraard niet mee kon tellen. Het jaar | |
[pagina 36]
| |
daarop werden de reglementen aangepast, zodat het kinderboek zijn plaats weer wist: in het eigen hok. Mooi waren ook de juryrapporten, die niet alleen de betreffende keuze, maar vaak ook meer algemene jeugdliteraire standpunten expliciet maakten. Jan Blokker trok een verrassende cirkel van Poes Pinkie naar Bordewijks schoolmeester Bint, die net als meester Pennewip en de latere Juffrouw Kachel precies wist hoe het moest in de opvoeding: ‘De meester mag niet dalen, de scholier moet klimmen.’ Deze juryvoorzitter hield een terugkerend pleidooi voor het geheim in de jeugdliteratuur, ‘...ons aller leesavontuur, dat altijd begint bij half begrepen, desnoods nog ongearticuleerde klanken, waar we pas veel later leren muziek van te maken.’ Toen Paul Biegel werd bekroond stond in het rapport één van diens kernachtige uitspraken centraal - ‘De aard van het kind is niet het klein zijn, maar het groot worden’ en Kees Fens stelde dat zijn jury geenszins voorschreef wat kinderen zouden móeten lezen. ‘Zij bekroont een boek dat kinderen heel goed zouden kunnen lezen. Sommige kinderen. Welke? Dat kunnen we niet weten. Een kind moet bij zijn lectuur geluk hebben. In elk hoofd passen maar enkele boeken precies. Dat zijn de voor het hele leven beslissende boeken en de jury kan proberen het geluk te helpen.’ Opwindende momenten waren dat, wanneer iemand als een soort bondgenoot zo goed verwoordde, waar het eigenlijk om ging.
Maar er waren niet alleen bondgenoten. Een beetje prijs zorgt voor rumoer. De kritiek is samen te vatten in het overbekende zinnetje ‘Is het wel voor kinderen?’ of zoals Victorine Franken het mooier stelde in NRC Handelsblad: ‘Is kunst altijd kunst, ongeacht de maat van het publiek?’ Nee, meende Franken, want Annetje Lie in het holst van de nacht en Lieveling, Boterbloem zijn weliswaar boeken om van te houden, maar voor kinderen zijn ze verontrustend. Het eerste zou de verlatingsangst stimuleren, het tweede schuldgevoelens. Voor Anne de Vries die in 1990, ook al weer op deze plek, een lezing hield onder de veelzeggende titel Het verdwijnende kinderboek moest de maat van de lezer aanzienlijk zwaarder tellen. Jury's zouden te vaak ‘kinderboeken voor volwassenen’ bekronen, waardoor de beoogde lezers de betreffende meesterwerken woedend, want onbegrepen in de hoek smeten. HP/De Tijd haastte zich het vuur op te stoken door uit te leggen dat men in de kinderboekenwereld tegenwoordig het liefst ‘Dante voor peutertjes’ bekroonde en in de Arnhemse Courant werd verondersteld, dat met de benoeming van Kees Fens tot | |
[pagina 37]
| |
voorzitter een verhaal over een konijn in een geloofscrisis de meeste kans op de Woutertje Pieterseprijs maakte. Dankzij Imme Dros' dame met identiteitscrisis en groeiende konijnenoren is de columnist later alsnog op zijn wenken bediend, maar dat is hem vast ontgaan. Hij leek meer geïnteresseerd in een geinig stukje dan in het kinderboek. ‘Is het wel voor kinderen?’ Als altijd gaan mijn stekels er recht van overeind staan. Het is een prachtige vraag om voor te leggen aan een groep kinderen, om over een boek te praten en stiekem mee te kijken in het jonge lezershoofd. Maar het antwoord zegt iets over DIE kinderen en niet over DE kinderen. Voor de boekbeoordelaar is de vraag niet werkbaar, want hij kan alleen maar spreken namens zichzelf. Hij is geen opvoeder. Hij beoordeelt als volwassen lezer een prestatie van een volwassen schrijver en licht die toe met volwassen argumenten. Toch groeit in kinderboekenkringen momenteel de aandacht voor het publieksoordeel. Min of meer tegelijk met de Woutertje Pieterseprijs begon de Nederlandse Kinderjury te functioneren. Duizenden kinderen sturen jaarlijks hun formulier met lievelingen in en daarop verschijnen steevast andere auteurs dan op de volwassen lijstjes: Evert Hartman, Carry Slee, Rindert Kromhout. De grote winnaar voor dit jaar durf ik hier wel vast te voorspellen. Het kan onmogelijk iemand anders dan de mysterieus bebrilde Paul van Loon worden. Met de ruim zesentwintigduizend exemplaren van zijn zoveelste Griezelbus voert hij de met hagelslag bestrooide top honderd van best verkochte boeken in 1996 aan. Onlangs kreeg hij daarvoor de Venz Kinderboekenprijs, een prijs die sinds vier jaar bestaat en eigenlijk ten onrechte die naam draagt. Er worden immers alleen maar verkoopcijfers bekend gemaakt. De jeugdige lezers kunnen de top honderd later hanteren als uitgangspunt bij hun keuze. Zo wordt stap na stap gezet in de richting van de bestsellercultuur, waardoor de volwassen boekenwereld al veel langer bepaald wordt. Het getal is dan aan de macht, niet de kwaliteit. Over de kwaliteit van een boek wordt traditiegetrouw gesproken en geschreven in literaire categorieën. ‘Alle boeken maken, als ze goed zijn, gelijkelijk deel uit van wat we literatuur noemen’, zo stelde Jan Blokker tien jaar geleden. Voor ons was dat een soort beginselverklaring. Zonder literair inhoudelijke discussie is het kinderboek gedoemd om terug te glijden in het reservaat van lichtroze vrijblijvendheid, waar volwassenen alleen in gebukte houding toegang hebben. Waar over kinderboeken gepraat wordt als leuk, schattig, lekker, fijn, | |
[pagina 38]
| |
aardig of spannend. En voor je het weet zijn het ook weer voornamelijk leuke, lekkere boeken die geschreven worden. Met het uitreiken van de Woutertje Pieterseprijs is tien jaar lang de discussie over de literaire kwaliteit van het kinderboek niet te ontlopen geweest en het effect op andere bekroningen is onmiskenbaar. Dat die periode voorbij lijkt, stemt treurig. Dus sla ik Woutertje Pieterse op en lees daar bladzijde na bladzijde vol opgewekte troost. Met name de volgende zinnen konden voor de gelegenheid geschreven zijn: ‘Wanneer de lezer gewoon is aan effect-romans, zal 't hem bevreemden te vernemen dat Wouters bezoek bij de familie Holsma grote invloed uitoefende op 't ontwikkelingsproces van z'n geest. Het spreekt vanzelf dat zich dit niet terstond openbaarde, doch er was 'n kiem van verandering in z'n gemoed gelegd, die niet weer kon verstikt worden.’ |
|