Neem drie zinnetjes. Buig ze een beetje om. Schuif ze tegen elkaar. En je ziet het wonder waar dit verhaal om draait.
Drie rechte zinnen: ‘Dit klopt niet, dacht hij almaar, ik kan niet geloven dat dit bestaat. Maar het bestond. Hij kon het voelen.’ Het bestond want hij kon het voelen. ‘Hij’ is een man die buiten rondloopt om naar vogels te kijken. Als hij er een ziet kijkt hij in zijn vogelboek of alles klopt wat erin staat. Wat hij in zijn armen heeft, ‘het’, lijkt op een vogel, het heeft vleugels, het heeft geen armen, maar pootjes die erg op beentjes lijken. Is het een vogel? Is het een mensenkind? Of is het een engeltje? Of iets ertussenin? Hoe dan ook, het bestond. Hij kon het voelen. Een paar zinnetjes, een beetje omgebogen, tegen elkaar geschoven en de lezer gelooft wat er staat: ‘het’ bestaat. Zoals de lezer al meteen gewonnen is wanneer dit boek begint met:
‘Neem drie lijnen.
Buig ze een beetje om.
Schuif ze tegen elkaar.
En hier is het landschap waarin dit verhaal begint.’
Aldus pagina één. Pagina twee:
‘De zon schijnt erboven, maar die past niet op de bladzij. Er moeten nog struiken bij en bomen.
En paden.
Daar lopen wel eens mensen over en torren en slakken.
Torren en slakken weten niet van zichzelf dat ze daar lopen. Mensen wel.
Zoals die man in de verte. Hij kijkt naar de vogels. En hij weet het.’
Zo begint dit boek en zo eenvoudig als het lijkt - neem drie lijnen; neem die drie zinnetjes - zo knap zit het in elkaar; zo listig zou je haast zeggen, juist omdat het wonderlijks dat er rond de gevleugelde vondeling gaat gebeuren zo vanzelfsprekend lijkt.
‘Iep!’ zegt het als Warre, de vogelkijker, en zijn vrouw Tine overleggen wat ze zo'n wezen te eten moeten geven.
‘“Nou”, zei Tine, “doe jij maar of het een vogel is, maar ik doe of het een mensje is. Ze moet melk en kleine stukjes fruit.”
“En graan. Probeer ook graan.”’
‘Iep’, is het ongevraagde commentaar van de vondeling; ze perst het eruit, ‘iep’ - en verder niets.
Al even moeilijk als het eten is de naam: wat voor een naam geef je aan een meisje met vleugels dat niet in het vogelboek staat? Het is van een zó zeldzaam soort dat er misschien maar één van is.
‘Vliegje, zeiden ze, en Vleugje en Fietsbel. (...) Piepertje, probeerden ze, en Fladdertje en Flappertje en Piepje en Juliana. Maar uiteindelijk noemden