Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 9
(1995)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 507]
| ||||||||||
L is literatuurDe ontvangst van Joke van Leeuwen's Wijd weg in de kritiek was ambivalent. Enerzijds werd het boek geprezen om de fraaie en uitdagende compositie (Maas, 1991) en de geraffineerde zeggingskracht van de taal (Linders-Nouwens, 1991), anderzijds stelde het boek Maas teleur omdat het verhaal hem onsamenhangend en onbegrijpelijk toescheen. Linders-Nouwens verzucht dat ze zelfs na drie keer lezen geen duidelijk idee had waar het in het verhaal om gaat. Deze kritiek roept twee vragen op. Als het boek voor volwassen en ervaren lezers al moeilijk toegankelijk is, is het dan voor kinderen niet helemaal onnavolgbaar? En: is er een interpretatie mogelijk die het verhaal samenhangend en begrijpelijk maakt? Ik wil in deze bijdrage eerst mijn lezing van Wijd weg voorleggen en dan ingaan op de ‘toegankelijkheid’ van het boek. Op het symposium Literatuur zonder leeftijd. Jeugdliteratuur, literatuur; een kwestie van meer of minder? (november 1992) hield Joke van Leeuwen een voordracht onder de titel Abecedarium. In deze voordracht (van Leeuwen, 1993), doet de schrijfster een ‘ABC-boekje’ open over haar opvattingen over literatuur, jeugdige lezers en over de ach- | ||||||||||
[pagina 508]
| ||||||||||
tergronden van haar thematiek. Deze creatieve tekst is een belangrijke sleutel voor van Leeuwen's schrijverschap en in het bijzonder voor de interpretatie van Wijd weg.Ga naar voetnoot1 | ||||||||||
B is betekenisWijd weg is zeker bij eerste lezing een raadselachtig boek. De belevenissen van Veertje, de twaalfjarige hoofdpersoon, zijn mysterieus. Ze spelen zich af in een nachtelijke, kind- en mensvijandige wereld, die wordt bepaald door ondoorzichtige regels, macht en willekeur. Tegelijk is die context van Veertje's ervaringen intrigerend, niet alleen omdat ze als schijnbaar vanzelfsprekend wordt gepresenteerd, maar ook omdat ze op een bepaalde manier herkenbaar lijkt. Daarbij komt nog Van Leeuwen's precieze en beeldrijke stijl van schrijven. Dit alles daagt uit tot interpretatie. Naar de uiterlijke vorm is Wijd weg een raamvertelling. Het verhaal van Veertje wordt aan de ik-figuur verteld door een vrouw van bijna honderd jaar, die in een rusthuis verblijft. Onder haar bed bewaart de vrouw een lade met allerlei dingetjes: een dood insektje, verdroogde dennenaalden, een kersepit, een kiezelsteen, een leeg luciferdoosje, een oude schaatseband, een envelop met oude foto's en stempels en stukjes krant, drie harde bruine bonen. De vrouw vraagt de ik-figuur deze dingen te bewaren. Maar eerst vertelt ze het verhaal van Veertje, opdat de ik-figuur begrijpt wat ze krijgt. In dat verhaal komen de dingetjes inderdaad terug. Nog voor haar verhaal echt is afgelopen, sterft de oude vrouw. Zij blijkt de Vera uit het verhaal te zijn. Tenslotte volgt een epiloog waarin de thuiskomst van de ik-figuur wordt beschreven.
Het verhaal van de oude vrouw speelt in de nacht voordat Veertje voorgoed uit huis vertrekt en als dienstbode gaat werken (net als Joke van Leeuwen's grootmoeder, zie Abecedarium: H.). Zij wordt uit bed gehaald door haar moeder en meegegeven aan een gemaskerde vrouw, die haar naar een auto brengt waarin meer kinderen zitten. De reden of de zin hiervan wordt niet aan Veertje verklaard, maar blijkbaar gaat het om een bekend ritueel, waarin niet alleen Veertjes | ||||||||||
[pagina 509]
| ||||||||||
ouders zijn ingewijd maar ook de andere bewoners van de dijk: Statig reed de auto over de dijk, en uit alle dijkhuisjes die Veertje passeerde zwaaiden mannen en vrouwen. Ze riepen onverstaanbare goede raad. Ook Veertjes moeder geeft goede raad: Zul je goed nadenken bij wat je doet? En niet over de balkonrand hangen? En houd je tong niet tegen de brugleuning, dan vriest-ie vast. In tegenstelling tot deze laatste twee onzinnige raadgevingen, is het eerste van belang, omdat Veertje, gaande haar belevenissen, steeds meer problemen met haar denken krijgt. De adviezen zijn uitdrukking van bezorgdheid van Veertjes moeder. Haar vader komt niet eens uit zijn bed: hij kon er niet tegen Veertje te zien vertrekken, dat moest ze maar begrijpen. Blijkbaar is wat er te gebeuren staat onaangenaam doch onvermijdelijk. Veertjes moeder weet ook dat het ritueel qua tijdsduur vastligt: Ze zei dat Veertje in de ochtend weer terug zou komen en dat ze dan pas echt afscheid zouden nemen. De bedoeling ervan wordt Veertje in de aanvang van haar eenzaam avontuur enigszins duidelijk. Veertje moest helemaal zelf naar de ochtend toe lopen. En ze moet stempels verdienen, hoe meer hoe beter. De stempels die Veertje verzamelt, komen uit de wereld van de posterijen: Ambtshalve Aangetekend, Terug Afzender e.d., maar ze hebben ook een bepaalde betekenis: een stempel was een teken dat ze in orde was. | ||||||||||
Y is yesbodyWijd weg is de beschrijving van een ‘reis’ genoemd, vergelijkbaar met de reizen in De metro van Magnus en Deesje. Maar deze reis is er dan een met een grillige geografie. Met een koets wordt Veertje, samen met andere kinderen, via de brug over het Diep naar de stad gereden. Ze belandt in een restaurant, in een deftig park, bij een krotwoning in een weiland, in het huis van de gemaskerde vrouw, op een spoordijk en, tenslotte, aan de oever van het Diep, waar zij door een beurtschipper wordt overgeroeid. De plotselinge wisselingen van de locaties en de bedreigende ervaringen ter plekke maken deze reis eerder vergelijkbaar met een nachtmerrie. De belevenissen van Veertje zijn ongewoon, bizar. In de stad wordt Veertje zonder pardon uit de koets in de nachtelijke kou gezet. Dan ontmoet zij vier mannen die haar weliswaar op sleeptouw nemen naar een restaurant maar haar vervolgens opeens op een onbeschofte | ||||||||||
[pagina 510]
| ||||||||||
[pagina 511]
| ||||||||||
manier volstrekt negeren. In een donkere zaal van het restaurant zit iemand die zichzelf heeft opgelegd zich niet te bewegen om zo te voorkomen dat hij iets vertrapt. In een deftig park houdt iemand zich hardnekkig verstopt onder een berg dennenaalden; hij speelt mee in een verstoppertjesspel waarvan hij niet weet of het al is afgelopen. Bij de krotwoning, die rond een kerseboom is gebouwd, eist een jongen, wiens ouders binnen luidruchtig ruzie maken, dat Veertje de woning in brand steekt. In het huis van de gemaskerde vrouw, waar blijkt dat Veertje nog geen stempel heeft verzameld, wordt Veertje flink geknepen en moet ze uit een stapel boeken en tijdschriften de erge dingen van de echte wereld leren. Wat verbindt deze merkwaardige en op het eerste gezicht uiteenlopende gebeurtenissen onderling? In feite gaat het om variaties op eenzelfde patroon: het zijn gevarieerde machtsspelletjes die erop zijn gericht Veertje in een afhankelijke positie te brengen, te onderwerpen. Zo is het gedrag van de vier mannen onberekenbaar en hun optreden uitgesproken lomp, een voorbeeld van onomwonden autoritair handelen. De bewegingloze persoon in de donkere zaal speelt het ‘had-je-maar-dan’-spel; hij zegt: Als je was gebleven had je een nieuw stempel gekregen. Een van de mooiste stempels die er bestaan. Maar ja, je wilt meteen weg. Het helpt niet als Veertje voorstelt nog even te blijven: Nee, nu niet meer, nu is het te laat. Dat had je eerder moeten bedenken. De boeiendste ontmoeting van Veertje is, wat mij betreft, die met de man die meent verstoppertje te spelen. Hij zit al heel lang verstopt onder een berg dennenaalden. Veertje wijst hem erop dat zulke spelen meestal maar een uurtje duren. Weet u wel zeker dat iemand u nog aan het zoeken is? Het antwoord van de man luidt: Nee, maar je weet maar nooit. En ik wil geen spelbreker zijn. Dat mag niet, dat kan ik niet. Deze man heeft zichzelf tot een gevangene van het spel gemaakt. Wanneer Veertje voorstelt om, als zij iemand tegenkomt die ‘zoekerig’ doet, hem te zeggen waar de man verborgen zit, wijst die dat dan ook radicaal af. Dat is vals! Heb het lef niet, kleine verraadster! Dadelijk grijpt hij Veertje vast, ofwel: betrekt haar in zijn eigen paradoxale spel waaruit hij schijnbaar niet kan ontsnappen. Veertje redt zich met het dreigement dat ze om hulp zal roepen. En als ze inderdaad om hulp roept en een jongen opdaagt, trekt de hand zich schielijk terug onder de dennenaalden. De jongen die op het hulpgeroep verscheen, wendt voor in het bezit te zijn van stempels en hij werpt zichzelf op als Veertjes redder. | ||||||||||
[pagina 512]
| ||||||||||
Hij speelt het spel dat een verleende gunst verplichtingen schept. Zo wil hij, tegen de zin van Veertje in, zijn stempels enkel op Veertjes blote buik afgeven (en die voelen nat en warm aan!) en eist hij voorts dat Veertje uit dank voor zijn hulp, het huisje van zijn eeuwig ruziende ouders in brand steekt. Veertje weigert dit laatste, maar als ze het huisje binnengaat en de deur hard achter zich dichtslaat, ontstaat er een kettingreactie van gebeurtenissen waardoor het huisje alsnog afbrandt. Begrijpelijkerwijs is dit voorval voor Veertje een schokkende ervaring. Toch is niet alleen de arme Veertje object van dit soort machtspelletjes; ook degenen die haar van zich afhankelijk willen maken, blijken op hun beurt afhankelijk te zijn. De jongen die de ruzie van zijn ouders verafschuwt, is in dubbele zin afhankelijk: niet alleen wordt zijn leven bepaald door die ruzie maar bovendien blijkt naderhand dat deze ruzie - zonder dat hij dat wist - een theatrale voorstelling is om inkomsten te verwerven: het is maar spel, niet echt. De vier mannen tenslotte, door wie Veertje zo lomp werd behandeld en die ze tegen de ochtend opnieuw ontmoet in een treinwagon, blijken afhankelijk te zijn van een absurd verbod op waken in een slaapwagon. In die toestand van afhankelijkheid zijn ze overigens zeer behulpzaam en overladen ze Veertje met stempels.
Het nachtelijke gebeuren dat Veertje doormaakt, is in zijn totaliteit van dezelfde dwingende aard als de afzonderlijke gebeurtenissen. Direct aan het begin ontneemt de gemaskerde vrouw haar haar naam en vervangt die door een ingewikkeld nummer. Het waarom van haar avontuur is onduidelijk, al is het kennelijk noodzakelijk of onvermijdelijk dát zij het doormaakt. Veertje wordt onderworpen aan een kafka-esk proces waarin ze - net als Josef K. - is overgeleverd aan een aan de ‘normale’ wereld parallelle procesgang, met eigen ondoorgrondelijke regels en uitvoerders. Natuurlijk blijven Veertje's ervaringen niet zonder effect op haarzelf. In toenemende mate komt zij in een toestand van verwarring die volkomen haaks staat op moeders raad: Zul je nadenken bij wat je doet? Want het zijn juist haar gedachten waar Veertje steeds minder greep op heeft. In het begin van haar nachtelijke tocht lopen haar gedachten bij het nadenken over moeders raad al vast. In het restaurant wordt ze ziek van de kersenlikeur en: Haar hoofd kon niet eens meer denken, het kon alleen nog maar vreselijk draaien. Na de eerdere ervaringen en met name na het afbranden van het huisje van de ruziënde ouders, | ||||||||||
[pagina 513]
| ||||||||||
weet Veertje niet meer zeker of haar gedachten nog wel van haarzelf waren. Het leek of er iemand anders in haar hersens was gekropen, die haar gedachten had afgepakt. Maar zoals Josef K. zich aanvankelijk van zijn opgedrongen proces poogt te distantiëren, dan zich verzet en tenslotte zich inspant om een gunstige afloop te bewerkstelligen (vergeefs, zoals bekend), zo is ook Veertje niet helemaal een speelbal van ‘haar proces’. Zij biedt weerstand tegen de machtsspelletjes die haar worden opgedrongen. En doorheen de nacht verzamelt zij, in plaats van stempels, dingetjes die ze bij zich kan stoppen: een kersepit, een kiezelsteen, dennenaalden. Voor haar zijn dat dingen van waarde. (Voor de gemaskerde vrouw zijn deze dingetjes aanleiding om in een quasi verhoor een aantal absurde verdachtmakingen te uiten.) | ||||||||||
W is wordingHet proces waaraan Veertje is onderworpen, interpreteer ik als een initiatieritueel, een dramatisering van de onvermijdelijke overgang van de kinderlijkheid naar de volwassenheid. Maar in Wijd weg is het niet zozeer te doen om dat proces zelf en al helemaal niet om een vooruitzien naar enig bevredigend resultaat van dit leerproces (zoals dat in veel jeugdboeken wordt gethematiseerd); veeleer is er sprake van een ‘omgekeerde blik’: Veertjes initiatie is de tragedie van de teloorgang van de kinderlijkheid. De nachtelijke werkelijkheid waarmee Veertje wordt geconfronteerd is een sombere metafoor van de volwassenheid, waarin macht, manipulatie en ondoorzichtige verhoudingen regel zijn. Het is een heel andere wereld dan de overzichtelijke kinderwereld van Veertjes geboortehuis: een dijkhuisje. De wereld, had Veertje gedacht, de echte wereld lag aan de andere kant van die brug. Daar gebeurde allerlei bijzonders dat op de dijk niet gebeurde. Er gebeurde eigenlijk nooit iets op de dijk. De dijk had aan zichzelf genoeg. De kinderlijkheid die ‘aan zichzelf genoeg heeft’ wordt gepersonifieerd in Veertje. Zij faalt in haar opdracht om stempels te verzamelen, dat wil zeggen om zich de tekenen van de volwassenheid eigen te maken. Daarentegen verzamelt zij willekeurige voorwerpen, objets trouvés (die zij notabene tot op hoge leeftijd bewaart, sporen van kinderlijkheid). Aldus is op het onvermijdelijke van het verlies van de kinderlijk- | ||||||||||
[pagina 514]
| ||||||||||
heid iets af te dingen. Dat is ook anderszins mogelijk, namelijk door de tijd stil te zetten. Hoe dat kan toont het trieste verhaal van de beurtschipper die - het is bijna ochtend - Veertje over het Diep vaart. Als kind had de beurtschipper zijn kleine zusje mee uit schaatsen genomen. In een moment van onoplettendheid heeft hij zijn zusje uit het oog verloren. Nooit werd ze teruggevonden. Hij besluit: Als ze nu nog leefde zou ze dertig jaar zijn. Maar in mijn gedachten is ze nog altijd vijf. Ze kan de tijd laten stilstaan. En dat is knap. Deze beurtschipper heeft overigens zelf, net als de oude vertelster van het verhaal, iets van zijn kinderlijkheid bewaard. Hij schenkt Veertje een oude schaatseband die vermoedelijk bij de schaatsen van zijn zusje hoorde, en accepteert de kiezelsteen die Veertje hem aanbiedt. Wanneer Veertje is uitgestapt en op de loopplank naar de wal staat, ziet ze hem steeds kleiner worden: hij leek wel jonger geworden, hij leek wel een jongetje.
Op het moment dat Veertje aan land wil stappen, resten van het boek slechts nog drie pagina's, waarin heel veel gebeurt. Veertje glijdt uit en valt tussen de ijsschotsen van het Diep. Het (water) maakte haar bloedeloos en blauw. Het beet haar. Het spoelde al haar stempels weg. Ze komt bij en een gezelschap staat over haar heen gebogen: de gemaskerde vrouw, de vier mannen en nog wat personen die ze die nacht is tegengekomen. Ze zeiden: Je hebt het gehaald. (..) De morgen... Je krijgt een medaille en een beker chocola en een gedenklepeltje en... eh... Op dit punt van het verhaal sterft de oude vrouw. De verdrinkingsscène verbeeldt het definitieve verlies van de kinderlijkheid en vormt daarmee de voltooiing van de initiatie. Daarom kan nadien het gezelschap zeggen dat, ondanks het verlies van haar stempels, Veertje ‘het gehaald heeft’; zij het dat ze niet langs de reguliere weg de wereld van de volwassenheid binnengaat, dat is min of meer geleidelijk middels het verzamelen van stempels, maar nogal hardhandig. In deze gewelddadige vorm klinkt wellicht het fragment uit Gombrowicz' Ferdydurke mee dat Joke van Leeuwen citeert in haar Abecedarium (de letter E), en daarin met name de volgende zin: Toen mijn laatste kiezen, mijn verstandskiezen waren doorgebroken, zou men denken dat de ontwikkeling was afgesloten, dat de tijd van de onvermijdelijke moord gekomen was waarop de man de van verdriet ontroostbare jongen moest doden en als een vlinder wegvliegen, het lijk van de pop, waarmee het afgelopen was, achterlatend. De oude dame gaat dus twee keer dood, een keer als kind en een | ||||||||||
[pagina 515]
| ||||||||||
keer als volwassene. Hoe vergaat het nu de ik-figuur die naar het verhaal heeft geluisterd? Zij (of hij) verzamelt de spulletjes aan de hand waarvan de vrouw haar verhaal heeft verteld, en neemt ze mee naar huis. Andere mensen zouden toch maar denken dat het rommel was. Zij herkent in de ‘dingetjes’ de sporen van de kinderlijkheid. Thuisgekomen is ze te laat voor het eten, maar op de gebruikelijke vragen van de ouders reageert ze, ondanks de buitengewone belevenis van de middag, slechts met Mmmf, och, sssjj. De moeder zegt: ik herken je niet. Kennelijk heeft het verhaal van de oude vrouw de ikfiguur veranderd, is ze op zijn minst onder de betovering ervan gekomen. (Ik zou je betóvergrootmoeder kunnen zijn, zegt de oude vrouw in het begin.)
In Wijd weg stelt Joke van Leeuwen de kinderlijke status tegenover die van de volwassenheid. Het initiatieritueel, de puberteit gecomprimeerd in één nacht, is erop gericht dat de kinderlijkheid wordt afgelegd en dat het kind zich aanpast aan de regels van de volwassenheid. De voorstelling van die volwassenheid is er een in kinderlijk perspectief: wat voor volwassenen vanzelfsprekend schijnt, is voor het kind onbekend, ondoorzichtig en niet vertrouwd. De volwassenheid is ook dominant, de aanpassing wordt min of meer afgedwongen. In het Abecedarium (onder de letter W van Wording) geeft Joke van Leeuwen enige achtergrond bij de begrippen ‘kind’ en ‘volwassene’. Onder verwijzing naar haar lectuur van Janusz Korczak, Theo Thijssen en Guus Kuyer, definieert zij de kinderlijke status niet als een te doorlopen fase noch als een status die behouden moet blijven, maar als een positieve kwaliteit van de volwassen levenshouding: Het is de uitdrukking van een zijn als voortdurende wording, een bestaan als beweging, een openhouden en omkeren, tegenover de afronding en geslotenheid van het klassieke zijn, gesymboliseerd in de manmens op een leeftijd die zo ver mogelijk afstaat van zijn begin en zijn einde. De ‘klassieke’ volwassen status is dus bepaald tot het levensmidden, met uitsluiting van het kinderlijke verleden en de toekomst. Bovendien geldt voor die volwassenheid dat hij voltooid en onveranderlijk is: een toestand van stilstand. De kinderlijke status daarentegen bestrijkt het hele leven; het is een proces van permanente groei; kinderlijkheid is in beweging en staat open voor alle mogelijkheden. Tegen deze achtergrond is Wijd weg te lezen als een verbeelding van het conflict tussen twee levenshoudingen, die je kunt beschrijven in tegengestelde paren, zoals geslotenheid tegenover openheid, stil- | ||||||||||
[pagina 516]
| ||||||||||
stand tegenover beweging, het definitieve tegenover het voorlopige, het eenduidige tegenover het meerduidige. ‘Volwassenheid’ en ‘kinderlijkheid’ zijn metaforen die deze contrasterende kenmerken omvatten.Ga naar voetnoot2 | ||||||||||
D is Doelgroep‘Niet elke lezer zal de werkelijke essentie van het boek (willen) doorgronden..’ (Maas, 1993). Ik denk dat Maas gelijk heeft dat veel en zeker de jongere lezers niet de leeservaring en leesmotivatie hebben die nodig zijn om meer uit het boek te halen dan de globale verhaallijn. Het lijkt me dat Wijd weg, zowel qua thematiek als moeilijkheidsgraad een C-boek is. Toch is daarmee niet alles gezegd. Opmerkelijk is juist dat het boek ook volwassenen, inclusief mijzelf, voor een opgave stelt. Persoonlijk schrik ik daar niet van. Ik ben een ‘literaire lezer’, met een grote tolerantie en zelfs fascinatie voor literair werk dat ik pas na tweede of derde lezing begrijp, en soms zelfs dan niet helemaal, of waarvan ik na verloop van tijd ontdek dat ik het heel anders begrijp dan ik eerst deed. De vraag is in welke mate bij kinderen een dergelijke tolerantie verondersteld kan worden. Aldus is Wijd weg een exemplarische tekst in de discussie over de toegankelijkheid van jeugdliteraire teksten. Die discussie hoeft hier niet samengevat te worden (zie voor een overzicht Bekkering, 1994); wel wil ik kort van Leeuwen's visie op deze kwestie bespreken.
Geachte schrijver voor volwassenen, ik werk al jaren met volwassenen en ik zeg u, de meeste volwassenen begrijpen geen snars van al die boeken die bekroond worden als literatuur. Een minderheid leest die, de meesten kiezen boeken die nooit worden bekroond door al die zogenaamd deskundige jury's. (Abecedarium, de letter J) | ||||||||||
[pagina 517]
| ||||||||||
De bedoeling van dit satirisch statement lijkt er op neer te komen dat eisen van toegankelijkheid die van literaire kwaliteit niet in de weg mogen staan. Literaire kwaliteit heeft voor Van Leeuwen niet alleen te maken met taal en stijl (Abecedarium, de letter Q), maar ook met de veelzijdige mogelijkheden tot interpretatie van teksten (idem, de letter B).Ga naar voetnoot3 Haar literaire werk zelf is daarvan trouwens één grote demonstratie. Het is dit streven naar gelaagdheid of meerduidigheid die op gespannen voet staat met de eis van toegankelijkheid van teksten, voorzover daaronder een hoge mate van explicietheid en eenduidigheid wordt verstaan. Joke van Leeuwen onderbouwt haar opvatting op twee manieren. Op verschillende plaatsen in het Abecedarium relativeert ze het generaliserend spreken over de jeugdige lezer. Lezers hebben zeer uiteenlopende thematische en genrematige interesses en de ene lezer is gevoeliger voor taal en stijl dan de andere. Anders gezegd: in haar schrijven voor kinderen pretendeert Joke van Leeuwen niet álle jonge lezers te bereiken maar een selecte groep. Haar tweede argument is dat het lezen van literaire fictie niet persé hoeft te leiden tot het soort begrip dat bijvoorbeeld bij zakelijke teksten ontstaat. In een interview (Mulder, 1995) stelt ze: Volwassenen zeuren soms: kunnen kinderen het wel begrijpen? Ze bieden daardoor geen ruimte voor andere manieren van lezen. Je kunt dingen in je hoofd opnemen die je niet met je verstand begrijpt, maar die wel veel invloed hebben. Blijkbaar beschikken (sommi- | ||||||||||
[pagina 518]
| ||||||||||
ge?) kinderen dus over leesstrategieën die leiden tot wat je zou kunnen noemen een intuïtief verstaan van literaire teksten. Ik kan niet bepalen of dit laatste juist is. Misschien is dat zo, misschien gaat het om een mógelijke leeswijze, die zich ontwikkelt, naarmate er meer complexe jeugdliteraire werken als Wijd weg verschijnen. Wel spreekt me die visie aan, niet alleen omdat ze aansluit bij mijn eigen leeservaring, maar ook omdat ze me een voorwaarde lijkt voor een schrijverschap dat zozeer wordt gekenmerkt door een zoeken naar vernieuwing en experiment. | ||||||||||
Bibliografie
|
|