Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 9
(1995)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 471]
| |||||||
Mee de volgende eeuw in
| |||||||
[pagina 472]
| |||||||
fascinerende prentenboek over stoutzijn en het positief uitleven van agressieve gevoelens via een droom, tot op de dag van vandaag een wereldsucces bij kinderen (zelfs bij autistische kinderen) en kreeg het in 1964 de Caldecott Medal. Verder kennen we natuurlijk allemaal het drempelverhogende effect van het veel naar bloederige televisiefilms kijken, waardoor na verloop van tijd een zekere mate van afstomping voor deze materie gaat ontstaan. Volwassenen in 1960/1970 waren vaak overstuur van ‘enge films’ waar tienjarigen-van-nu gniffelend naar kijken zonder er 's nachts nachtmerries van te krijgen. En het is niet eens zo lang geleden dat zowel Ian Flemings James Bond-boeken als de eerste films die over zijn figuur gemaakt werden, commotie veroorzaakten vanwege de ‘zeer agressieve en zelfs sadistische elementen’ die daarin voorkwamen. Videoclips hebben in de loop van de jaren een steeds hoger tempo gekregen en jongeren interpreteren dat moeiteloos. En hoeveel oudere mensen kent u niet die nooit strips hebben kunnen lezen? De perceptie bepaalt natuurlijk in hoge mate de receptie. | |||||||
PrentenboekenBij prentenboeken, waarin het BEELD zo'n belangrijke rol speelt, is het doen van harde wetenschappelijk onderbouwde uitspraken over deze zachtaardige materie al helemaal heikel. Want hoewel we daarbij het schemerige terrein van de kunstbeschouwing natuurlijk naderen, bestaat er met betrekking tot de kinderboekillustratie niet zo iets als een wetenschappelijke meetlat waartegen we onze zelfbedachte en niet statistisch onderbouwde theorieën kunnen leggen of onze gevoelens kunnen meten. Praten over prentenboeken en de kwaliteitsnormen waaraan ze moeten voldoen is praten over KIJKEN en VOELEN, en harde uitspraken daarover doen is als met leren schoenen op glad ijs lopen en dus onvermijdelijk uitglijden. Natuurlijk zijn er wel enkele handvatten met betrekking tot het kritisch kijken naar illustraties. Zoals: kinderboekillustraties moeten altijd een zekere mate van eigenheid, originaliteit, eerlijkheid en vooral artistiek grafische kundigheid uitstralen. Duidelijk is dat illustratief maniërisme en liefdeloos maakwerk verwerpelijk zijn en niet in het prentenboek zoals ons dat voor ogen staat, aangetroffen mogen worden. De platen in een prentenboek moeten voldoende ruimte laten voor de fantasie van de | |||||||
[pagina 473]
| |||||||
jonge kijker/lezer en nooit het hoogtepunt van de tekst verklappen of herhalen, behalve wanneer de auteur dit bewust in een speelse visuele vorm gedacht heeft (Wim Hofman, Joke van Leeuwen). Illustraties in prentenboeken moeten eigenlijk een nieuwe, extra dimensie toevoegen aan een tekst door ze tweedimensionaal tot leven te brengen via pen, potlood of penseel van de boekkunstenaar, die op zijn beurt op de een of andere manier geraakt was door die tekst. En natuurlijk speelt de visualisering van humor en fantasie niet zelden een hoofdrol bij díe platen die ons intrigeren, verwonderen of verrukken. En daar gaat het waarschijnlijk om bij het praten over bijzondere, literaire of tijdeloze prentenboeken. Ook de door mij bewonderde Engelse jeugdliterair criticus Jane Doonan, geeft in Looking at Pictures in Picture Books (Lockwood: The Thimble Press, 1993) behalve een enthousiasmerend verslag van haar werken met boeken en kinderen volgens een schematisch werkplan, verder slechts aanwijzingen voor het waarnemen van platen met een open mind. Maar haar tekst is vooral doortrokken van een aanstekelijk gevoel-van-genieten van deze materie. Hoewel ook zij het heeft over perceptie en tot mijn vreugde - want dat doe ikzelf ook zo graag - regelmatig lijnen trekt naar de vrije beeldende kunst, doet zij verder geen harde wetenschappelijke uitspraken over de esthetische waarden van de kinderboekillustratie. En tenslotte: zware conclusies verbinden aan, prognoses geven of het ontwikkelen van kunsthistorische theorieën over welke prentenboeken waarom zonder leeftijd/leeftijdsloos zouden zijn, is me ook ontraden of eigenlijk zelfs verboden door mijn trainer-in-het-kijken, mijn vader Kurt Löb. Hij benadert in zijn artikelGa naar voetnoot2 over het formuleren van criteria voor het goed geïllustreerde kinderboek de klassiekers hieronder immers ook vanuit een retrospectief standpunt... In deze bijdrage geef ik u wèl een speelse blik in mijn hoofd naar het proces van oog-hersencommunicatie en de daarbij opkomende redenaties tijdens het kijken naar illustraties in prentenboeken zoals ik dat al jarenlang doe, aan de hand van tien lievelingsprentenboeken waarvan hopelijk onze kleinkinderen ook nog kunnen genieten en die dus in het literaire rugzakje mee de volgende eeuw in mogen. | |||||||
[pagina 474]
| |||||||
Een kijkje in de keuken van een criticusVeel van de boeken in deze rugzak zijn beslist bekend en ook vast inwisselbaar voor wel honderd andere fijne titels (die natuurlijk in de illegale boekenkist zitten, die de volgende eeuw ook ingesmokkeld wordt, of in ùw rugzakje-van-tien). Het gaat me er nu vooral om de intentie te geven waarmee ze door mij in die rij van tien terecht zijn gekomen. Wat doen we allereerst met een boek dat voor ons ligt? Precies, nèt als een kind doet: oppakken, voelen (het boek is ook een voorwerp, heeft gewicht, en een omslagjasje dat verschillend aanvoelt), en even ruiken (sommige boeken ruiken gewoon lekker en andere boeken stinken) en proberen niet in eerste instantie te kijken naar auteur, illustrator of uitgever. En dan gaan we zo onbevangen mogelijk bladeren, van achteren naar voren, van voorplat naar achterplat waarbij de schutbladen en de titelpagina (oh, Alfons van Heusden en Max Velthuijs, blijf ze alstublieft schríjven met jullie trefzekere pennetje!) soms al iets van de toon en de stemming weggeven. En dan volgen de illustraties: draai ze achterelkaar door. Intrigeren ze, noden ze tot lezen van de tekst waarbij ze gemaakt zijn? Of stoten ze af? Of doen ze niks van dit alles? De macht van het beeld - en dat begint al bij het omslag - zal ook vaak bepalen of een boek überhaupt gelezen zal worden (zoals Wim Hofman's fraai geschilderde zwarte omslag voor het heerlijke boek Koning Wikkepokluk, jonge lezertjes helaas dikwijls afweerde om het boek te kiezen). Zo vindt dus de eerste, primitieve en deels tactiele selectie plaats. | |||||||
Een kijkje in het literaire rugzakjeHet samenstellen van een persoonlijke top-tien was beslist geen pijnloze zaak; j'ai horreur de la choix! Zó veel liefs werd uiteindelijk in tweede of derde instantie op de vloer van het werkkamertje tegen elkaar afgewogen, afgezet en uiteindelijk thuisgelaten of op het laatste nippertje omgewisseld voor een andere titel van dezelfde kunstenaar (achterbleven bijvoorbeeld om de een of andere reden: de kartonboeken van Helen Oxenbury, Koning Rollo van Tony Ross, Velthuijs Klein-Mannetje zoekt een vriend en Kikker in de kou, Dat Rijmt van Alfons van Heusden, Harrie Geelen's Pippeloentje, Max en de Maximonsters van Maurice Sendak, Hoe Tom won van kapitein | |||||||
[pagina 475]
| |||||||
[pagina 476]
| |||||||
Najork en zijn gehuurde Sportlingen van Quentin Blake, Lobels Tranenthee, Iemand van Janosch, Haas en kip van Sofie Mileau en The Tjong-Khing en Stilte a.u.b. ik denk aan de kip van Hans Hagen en Harrie Geelen). Want ook al verschijnt er de laatste jaren zo veel commerciële rommel, er zit toch ook erg veel liefs, fraais of bruikbaars tussen de verschenen boeken.
Voordat we verder kunnen gaan praten over die bewuste prentenboeken zonder leeftijd, moeten ook de kleine mensen in de volgende eeuw eerst nog kennisgenomen hebben van ons oude cultuurbezit; onze rijmpjes en versjes. En zonder het bijzonder geslaagde nieuwe Liedjes met een hoepeltje erom ook maar een centimeter tekort te willen doen - dat tilt zichzelf natuurlijk moeiteloos naar de plek van de klassieken de volgende eeuw in - neem íkzelf na lang wikken en wegen toch (1) Bert Boumans Rijmpjes en versjes uit de oude doos mee. Want door de krachtige illustraties en de buitengewoon heldere typografie van Joost van de Woestijne waarin deze geplaatst zijn, is deze uitgave uit 1971 door zijn dominante beelden in zekere zin ook een soort prentenboek geworden. Een waarvan de pagina's zelfs een tikkeltje verwant lijken aan de volks- of kinderprent die eveneens naast de illustratie meestal een minimum aan veelal rijmende tekst bevatten (voor de massa met een beperkte leesvaardigheid). Door Boumans frisse, krachtige en kinderen ook zeer aansprekende illustraties van onze oude rijmpjes en versjes en de manier waarin ze hier door de vormgeving volmaakt tot hun recht komen, is dit boek ook nu nog steeds een monument van een uitgave te noemen.
Liefde is van alle tijden en voor alle leeftijden. Ook peuters en kleuters zijn verliefde mensen. En vinden het fijn om hierover voorgelezen te worden. Een hele oude lovestory (eerste versie uit 1955, onze huisversie uit 1962/1972) is de koning van Dick Bruna. En hoewel het ei en boris en barbara ook zeer dierbare bruna-boekjes zijn, is dit toch mijn echte lievelingsboek van deze kunstenaar. In grafisch opzicht blijft dit ruim dertig jaar oude boek de koning (2) rechtovereind staan. Zijn formule had Bruna in 1962 eigenlijk al helemaal gevonden, want ook deze uitgave:
| |||||||
[pagina 477]
| |||||||
| |||||||
[pagina 478]
| |||||||
En natuurlijk zien we hier ook al zijn volstrekt eigen vormentaal/beeldtaal (uitgegroeid tot bijna-pictogram), de verrassende eenvoud van vorm, de uitgebalanceerde versimpeling met de zware contourlijn, de afwezigheid van perspectief en het consequente gebruik van overwegend primaire kleuren. De tekst bestaat net als het latere werk uit vierregelige versjes waarvan het laatste woord van de tweede zin rijmt op het laatste woord van de vierde regel. Het consequente ritme van de Bruna-cadans zorgt voor een snelle herkenning van de taalstructuur bij het jonge kind. In zijn taal staat hij - volgens KohnstammGa naar voetnoot3 - dicht bij de taal van het jonge kind.
Maar waarom een boek uit 1962 mee naar 2000? Omdat het nèt zo fris getekend en geschreven is als bijvoorbeeld nijntje in de tent uit 1995 en ook omdat de tekst gewoon heel sterk is. Want het verhaal van de koning die met roosmarijn wil trouwen en niet met de prinses (koning Eduard VIII en Mrs. Simpson?) en die daarom maar zijn kroon afdoet, is een gave vertelling over je eigen wil volgen, over het maken van moeilijke keuzes. Maar ook een ontroerend verhaal dat echt lekker voorleest, zoals ik tientallen malen gemerkt heb. In de jaren zeventig waren er nogal wat Bruna-tegenstanders die vonden dat zijn werk te leeg, te koel en te emotieloos was. En al is dit boekje misschien een tikkeltje minder geraffineerd van compositie dan zijn nijntje op de fiets of boris op de berg, het blijft zowel grafisch, tekstueel als emotioneel een gaaf en fris product dat het ook door de nog steeds moderne vormentaal vast nog wel een tijd goed zal doen in de volgende eeuw.
Om nog maar even met de liefde door te gaan, wordt (3) Waarom niet? van Friso Henstra en Sylvia Hofsepian, een bijzonder evenwichtig geïllustreerd, geschreven en vertaald prentenboek over liefde tussen een oudere man en vrouw én daarnaast de liefde tussen mens & kat, in de rugzak gestopt. Een beetje Engels en heel anders van toon en ritme dan we van ander werk van hem gewend waren, zijn hierin de lieflijke penaquarellen waarmee Henstra deze roerende liefdesgeschiedenis | |||||||
[pagina 479]
| |||||||
schildert. Want hij maakte eerder voor zijn Malle Maffe Muis, heftige en expressieve tekeningen vol (‘bevroren’) actie, bij het door hem geschreven en getekende boek over de uitvinder van de veiligheidsspeld Wait and See heel geserreerde illustraties met een steunkleur in oker en in The Terrible Tales of Happy Days School van Louis Duncan, hebben zijn felle pentekeningen in zwart-wit zelfs agressieve elementen. Henstra toont zich in al zijn boekomslagen en illustraties altijd een intrigerend tekenaar die zijn figuren ook met pen weet te beeldhouwen, maar door wat vervreemdende elementen in zijn werk niet altijd even toegankelijk is voor jonge kinderen. Maar in Waarom niet? weet hij optimaal te communiceren met de subtiele en wensvervullende tekst en daardoor ook met de jonge lezer/kijker.
Ook in (4) Een kusje voor kleine beer van Maurice Sendak en Else Holmelund Minarek, draait het om liefde; om warme familiebanden tussen verschillende generaties en om vriendschap. Ook al is misschien zijn Where The Wild Things Are in kunstzinnig opzicht nèt nog iets interessanter, dit eenvoudige blok-boekje heeft Maestro Sendak volmaakt geïllustreerd. Hij maakte door zijn virtuose, heel transparant gekleurde en liefdevolle pentekeningen (met een knipoog naar de Negentiende Eeuw) van dit eenvoudige verhaaltje een klein meesterwerk dat geen kind mag missen.
Van het prentenboek Wij gaan op berejacht (5), dat door mij in eerste instantie vooral gewaardeerd werd vanwege het prettige gegeven: een traditioneel maar gezellig gezinnetje dat een leuk uitstapje maakt/ avonturen beleeft in de vrije natuur, heb ik léren houden. Want hoewel de grote gekleurde illustratiepagina's van Helen Oxenbury bij dit verhaal van Michael Rosen, meteen uitstekend werden gevonden, zitten er ook een paar zwakkere platen tussen waardoor het boek in illustratief opzicht niet volkomen evenwichtig is. Zoals het kitscherige schutblad vóór de titelpagina en de soms gammele anatomie van de mensfiguren in sommige zwart-wittekeningen. Dat waren momenten in deze uitgave die eerst als storend werden ervaren. Het boek begon pas weer op te vallen toen ik merkte wat het deed bij het voorlezen aan kinderen, maar ik werd helemaal enthousiast nadat ik illustratrice Ietje Rijnsburger het had zíen en horen promoten op een ouderbijeenkomst! Want het boek heeft zoveel sterke kanten en lagen (het talige en het theatrale aspect, het opbouwen en weer veilig afbouwen van de spanning). En sinds ikzelf ook in de praktijk met | |||||||
[pagina 480]
| |||||||
allochtone kinderen en hun ouders werk, is het vanwege al zijn sterke kanten - waardoor ik de paar illustratief zwakkere momenten niet meer voel - een onmisbaar en innig geliefd boekpromotieboek geworden dat ik keer op keer met zeer veel plezier voorlees. Van het ongecompliceerde complete gezinnetje uit Berejacht is het wel even een grote stap naar het door het overlijden van de moeder opvallend gebroken gezin uit De prinses van de moestuin (6) van Annemie & Margriet Heymans. Over dit fascinerend geschreven en getekende geheime tuin-achtige prentenboek is sinds het verschijnen al zoveel nagedacht en gezegd. Maar toch blijft het steeds weer intrigeren. De vele lagen erin, het sprookjesachtige, magische wereldje en natuurlijk de illustraties. Links tekende Margriet en rechts Annemie in een ongelooflijke afstemming op elkaar, vele vrij kleine omkaderde conté potloodtekeningen met fraai fluwelige details naast de tekst. Afgewisseld door dromerige dubbele kleurpagina's van het (nachtelijke) gesleep met huisraad. Een boek om een leven lang bij je te houden! De Heymans-zusters maakten dus een totaal eigen (melancholiek) wereldje in hun boek; maar dat doen sterke boekenmakers natuurlijk altijd.
Zoals Janosch in bijvoorbeeld (7) Post voor de Tijger; een van zijn blijmakende boeken over de twee vrienden kleine beer en kleine tijger. Hij situeert zijn charmante schijnonhandig getekende dieren in een benijdenswaardig zonnig folkloristisch wereldje. Daar wordt tussen al het gedoe met betrekking tot vriendschap en communicatie ook het huis geveegd, de kachel gestookt en uien en aardappels en versgevangen vis gegeten. Zo'n wereldje gun je ieder kind in het high tech-jaar 2000 toch ook even? En net als Janosch weet ook Max Velthuijs in al zijn boeken over kikker en zijn vrienden eveneens een heel eigen en zeer consistent wereldje op te bouwen, waarin vriendschap ook zo belangrijk is. Alleen is zijn vormentaal en sfeer natuurlijk volstrekt anders; ingetogener, geraffineerder en grafisch veel sterker; omdat Velthuijs gewoon een veel sterkere tekenaar (kunstenaar) is. In Kikker en het vogeltje (8) weet hij dit moeilijke onderwerp uiterst subtiel in woord en beeld aan te kaarten. En ook al zijn misschien de schutbladen van zijn Kikker in de kou iets mooier en wil ik het liefst door hemzelf getekende titelpagina's: in dit boek staat geen streek, geen woord teveel. Het is een puntgaaf prentenboek! | |||||||
[pagina 481]
| |||||||
[pagina 482]
| |||||||
Eén ding is verder zeker: ook in die nieuwe eeuw zullen kinderen Harrie Geelen kennen. Ik hou van de illustrator Harrie Geelen. En na eindeloos (zuchtend) gestoei met Pippeloentje, De blauwe stoel, de ruziestoel, Stilte a.u.b. ik denk aan de kip, Herman het kind en de dingen, koos ik opgelucht voor Ik wil die! Oók een beetje omdat Geelen dit heerlijke boek over een eigenwijs meisje samen met zijn vrouw Imme maakte. En ik ook zo van de auteur Imme Dros houd. Haar Van een vrouw die een huisje bouwde in haar buik en Een heel lief konijn raken me tekstueel tot in mijn tenen. Ze is in deze zo onnadrukkelijk wijs en geestig, maar de illustraties bij haar teksten (niet van Harrie Geelen) kan ik helaas niet verdragen. Ik wil die! is tekstueel en visueel een puntgave eenheid geworden en heeft zo'n succes bij jonge kinderen en hun moeders, dat het met plezier in deze rugzak gestopt werd.
In al deze prentenboeken komen allerlei belangrijke aspecten van het leven - liefde, vriendschap, avontuur, dromen, humor en zelfs de dood - voor. Zulke boeken lezen en bekijken betekent beslist steeds een beetje geestelijk groeien. Kinderen zijn nu eenmaal altijd nieuwsgierig naar al deze aspecten van het leven, ze vragen ons ernaar en we kunnen ze ook niet meer echt van ze weghouden (zoals we een deel van deze eeuw geprobeerd hebben; zo tussen 1950-1970) en dat geldt met name voor moeilijke onderwerpen als bijvoorbeeld oorlog.
Dat is het thema van Felix & Florine (10), het in elk opzicht ragfijne prentenboekje van Elzbieta. Zij schrijft en tekent geen woord te veel wanneer zij het verhaal vertelt van twee kleine hazekinderen die door een oorlogssituatie tijdelijk van elkaar verwijderd worden omdat zij ieder bij de andere kant horen.
‘Die stomme oorlog! Waar is hij dan?
Ik ga zeggen dat hij weg moet gaan met zijn lelijke prikkeldraad!.’
‘Dat kan niet,’ zegt mamma.
‘Hij luistert niet.’
De oorlog luistert naar niemand.
Hij is veel te groot en te sterk.
Misschien kan hij ook wel niets horen;
hij maakt zelf zo veel lawaai.
Hij buldert, hij gromt; soms ver weg,
soms dichtbij.
| |||||||
[pagina 483]
| |||||||
[pagina 484]
| |||||||
Alles steekt hij in brand,
alles maakt hij kapot...’
Maar natuurlijk wordt het in het land van Felix weer vrede en komt vader thuis omdat de oorlog is afgelopen. Op Felix’ vraag of hij de oorlog heeft doodgemaakt, antwoordt vader:
‘Ik wou dat dat kon,’ zucht pappa.
‘Maar de oorlog gaat nooit dood.
Hij slaapt alleen af en toe.
Dan moet je oppassen dat je hem niet wakker maakt.’
En moeder voegt eraan toe dat kinderen te klein zijn om de oorlog wakker te maken. Elzbieta is een veelzijdig illustratrice met kameleontische eigenschappen. Zij maakte het zachtaardige en haast mistige prentenboek Pompidoe waar ga je naar toe?, het trendy felgekleurde Huppelkoe en Het Heksentoverboek van Galimatia Faribola, een indrukwekkend prentenboek vol geheime recepten, gebruiken en verhalen waarvoor ze vanwege het feit dat ze als tekenaar niet van de centsprenten kon afblijven en ze in dit boek als van haarzelf (Elzbieta fecit) presenteerde, een Plagiaatpenseel van het tijdschrift Leesgoed kreeg. Maar sinds Felix & Florine waarvoor ze ingehouden schilderijtjes met collage-elementen in transparante natuurtinten maakte met grote tekstuele en visuele tact en eigenheid, is bovengenoemde misser haar ruimschoots vergeven. Als laatste boek mee in de literaire rugzak, dus. | |||||||
Conclusie?Al deze boeken geven mij een warm gevoel, (ontroeren, of veroorzaken zelfs rillingen over de rug); ik houd van ze en allemaal heb ik ze met kinderen gelezen en bekeken. Ze hebben ieder hun eigen sterke sfeer, een afgerond verhaal en zijn dikwijls geestig. Maar wat mij na het samenstellen van deze lijst van tien zo verbaasde, was dat ik - in eerste instantie een kritisch en lastig kijkmens, dacht ik altijd - toch alleen díe boeken uitkoos, die ook tekstueel overtuigen. Ook bij mij zijn prentenboeken met leeftijdsloze eigenschappen weliswaar boeken waarbij natuurlijk het beeld een zeer dominante rol speelt, en waaraan in dat opzicht zeer hoge kwaliteits- | |||||||
[pagina 485]
| |||||||
eisen worden gesteld, maar het geslaagde prentenboek moet toch méér zijn dan een ingebonden verzameling fraaie platen (die misschien wel dicht bij de vrije beeldende kunst staan en best autonoom als Ding an sich kunnen functioneren; arme Stasys Eidrigevicius die zulke fascinerende platen maakt, waarbij de erbij geschreven tekst nergens op slaat...).
Het talige aspect van al deze prentenboeken blijkt dus achteraf nèt zo belangrijk te zijn als het visuele aspect. Dus moeten bij mij ‘prentenboeken zonder leeftijd’, (in beide betekenissen: leeftijdsloos of voor alle leeftijden) ook literaire prentenboeken zijn.
De circel is dus rond. Tekst en beeld - gelijkwaardig aan elkaar - moeten zowel onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, als dezelfde hoge kwaliteit hebben, voordat de uitgave zich kan scharen op de boekenplank van de prentenboeken zonder leeftijd in welke zin dan ook. |