Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 9
(1995)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 270]
| ||||||||||||||||||||
ANNA CHRISTINA WITMOND-BERKHOUT
(Tine van Berken, Anna Koubert) 29 September 1870-8 December 1899. | ||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| ||||||||||||||||||||
Tine van Berken en Johan Daisne
| ||||||||||||||||||||
Het leven van Tine van BerkenTine van Berken is het pseudoniem van Anna Christina Berkhout. Zij werd geboren op 29 september 1870 aan de Bloemstraat in de Amsterdamse Jordaan, als het oudste kind van Machteld Snoek en Hermanus Berkhout, waarnemend griffier aan het kantongerecht en later gymnastiekleraar aan het gymnasium. Ze had drie broers: Herman Cornelis, Jan Daniël Christiaan en Johan Adam.Ga naar voetnoot1 Twee andere broertjes stierven al toen ze een jaar waren. Haar lagere-schooltijd bracht ze door aan een school aan de Herengracht, ter hoogte van de Blauwburgwal. In 1885 ging ze naar de | ||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| ||||||||||||||||||||
Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen aan de Nieuwe Prinsengracht bij de Weesperstraat. De familie Berkhout was toen inmiddels verhuisd naar de Ferdinand Bolstraat.Ga naar voetnoot2 Van 1888 tot aan haar huwelijk in 1895 was ze onderwijzeres. Haar eerste werkervaring had ze op een school in Nieuwer-Amstel. Ze kwam voor een klas van 60 à 70 zesjarigen te staan en moest bovendien aan de meisjes handwerkles geven. Deze functie was nogal zwaar en Tine zag dan ook uit naar een andere betrekking. Ze kreeg een aanstelling aan de Openbare Lagere School letter L van A. Dorman aan de Weteringschans bij de Nieuwe Vijzelstraat. Hier werkten ook haar vriendinnen, onder wie haar latere schoonzus Lia Witmond. Op 5 december 1895 trad ze in het huwelijk met Christoffel Cornelis Witmond (11 december 1867). Deze was achtereenvolgens werkzaam als kantoorbediende en procuratiehouder aan de bankiersfirma Insinger & Co, gevestigd aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal 98 te Amsterdam. De ouders van Cor Witmond, Marretje Visser en Jacobus Witmond, woonden boven dit kantoor en het jonge paar nam bij hen zijn intrek.Ga naar voetnoot3 Tine wijdde zich nu geheel aan het huishouden en aan het schrijven. Op 11 januari 1899 werd er een dochtertje geboren, Marie.Ga naar voetnoot4 Aan het huwelijksgeluk kwam echter spoedig een einde toen Tine niet lang daarna ernstig ziek werd; een longontsteking ten gevolge van een onvoorzichtige zwempartij in het najaar liep uit op longtering | ||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| ||||||||||||||||||||
(t.b.c.). Na een ziekbed van een half jaar stierf ze op 7 december 1899. Haar dochtertje Marie overleed slechts enige weken later. Cor Witmond bleef alleen achter en stierf op 26 maart 1936 te Bussum.Ga naar voetnoot5 Naar aanleiding van het overlijden van Tine van Berken, verschenen er diverse artikelen over haar leven en werk in kranten en tijdschriften. Ook werd verslag uitgebracht van de begrafenis, die plaatsvond op 11 december 1899 op de Nieuwe Oosterbegraafplaats (volgens Jan Berkhout jr. (1909) moeten er ook enige bekende ‘Tachtigers’, onder wie Gorter, op de begrafenis zijn geweest).
Hieronder volgt het bericht uit het Nieuws van den Dag (12 december 1899): Anna Christina Witmond, geb. Berkhout -de meesten kennen haar als de vriendelijke schrijfster Tine van Berken of Anna Koubert- is hedenmorgen op de Oosterbegraafplaats aan den schoot der aarde toevertrouwd. | ||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| ||||||||||||||||||||
stoorde harmonie. In den bloei van het leven, 29 jaren oud, ging zij heen; uitsluitend vriendelijke en aangename herinneringen laat zij achter. | ||||||||||||||||||||
De ontwikkeling van haar schrijverschapHet begon allemaal met sprookjes en andere verhalen, voorgelezen door grootmoeder of vader. Vol aandacht volgde de kleine Tine het verhaal aan de hand van de platen in het boek, want de letters waren nog onbegrijpelijk. ‘Staat dat nu allemaal hier?’ vroeg ik, op de zwarte hiërogliefen wijzend. ‘Ja, als je groot bent, kun je het zelf lezen.’ Ik geloofde het ternauwernood. 't Was al te heerlijk. (Van Berken 1899: 10) Al vroeg bleek dat Tine een echt verteltalent was. Toen ze elf jaar was, moest ze als huiswerk een opstel schrijven over een zelfgekozen onderwerp. Omdat een goed idee voor een onderwerp niet direct wilde komen, ging ze bij haar vader te rade. De heer Berkhout wees op een plaat die bij hen aan de muur hing en gaf de suggestie te beschrijven wat ze daarop zag. De plaat was de bekende premie van Arti: Het eerste weekgeld en ging over een jongen die zijn moeder verblijdt met zijn eerstverdiende geld. En het jonge meisje schreef een verhaaltje zóo mooi en gevoelig, dat de juffrouw op school niet gelooven | ||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| ||||||||||||||||||||
wou, dat het jonge ding 't gemaakt had. (J.H.R. 1900) Een andere keer las de juffrouw op school een kort verhaal voor van een boer die zijn koe verloren had. De leerlingen kregen de opdracht hierover ter plekke een opstel te schrijven. Het opstel van ‘Anna Berkhout’ werd als beste uitgeroepen. De juffrouw vond het zo uitmuntend dat ze zei: Van jou zie ik nog een schrijfster. Kinderlijk gelukkig kwam ze thuis [...]: ‘Pa, de juffrouw zegt, ik word nog een schrijfstertje!’ Het vertellen was haar leven. Nooit haar werk verzuimend, vertelde ze gaarne haar beide broertjes, die met open mond zaten te luisteren. (ibid.) Ook op de Kweekschool was Tine van Berken bekend om haar mooie opstellen. A.C. Krayvanger schrijft dat ze nooit de dag zal vergeten waarop hare begaafdheid zich aan hen openbaarde. Ze hadden een opstel moeten schrijven met de titel Goud en IJzer. De leraar, Leopold, las het - geheel in dichtvorm geschreven - opstel van Tine van Berken in de klas voor.Ga naar voetnoot6 Het goud had ze vergeleken met een korenbloempje en het ijzer met het graan. De twee laatste regels luidden:
Vertrap dus om het blauwe bloempje
Het nuttig koren niet.
Leopold zei tegen Tine van Berken dat ze een gave had gekregen waarvoor ze dankbaar moest zijn en die ze niet mocht verwaarlozen. In diezelfde tijd werden er af en toe stukjes van Tine van Berken geplaatst in het zondagsblad van het Nieuws van de Dag. | ||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||||||||
Bij den Uitgever van dit boek verscheen op hetzelfde formaat en van ongeveer gelijken omvang: | ||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| ||||||||||||||||||||
Voor haar eerste werk in deze krant verdiende ze het destijds enorme bedrag van 25 gulden. Ook publiceerde ze in Eigen Haard en Nederland.Ga naar voetnoot7 Haar eerste echte boek schreef ze als onderwijzeres aan school letter L. Egbertha van der Mandele beschrijft in het tijdschrift Lente hoe dit boek tot stand kwam. Ze vertelt dat Tine van Berken in die tijd min of meer voor de grap een paar gedichtjes aan haar ouders liet lezen. De trotse vader toonde deze aan de dichter M.G.L. van Loghem, die redacteur van Nederland was.Ga naar voetnoot8 Hoewel Van Loghem de versjes van Tine niet slecht vond, plaatste hij ze niet in zijn blad. Hij raadde haar aan zich toe te leggen op het schrijven voor kinderen. Aanvankelijk was Tine beledigd om dit laatste: Verbeeld je, voor kinderen! (Van der Mandele 1899: 740) Toch nam ze de raad ter harte en schreef ze een aantal losse verhalen voor de jeugd. Van Loghem besloot het werk van Tine naar zijn eigen uitgever, H.J.W. Becht, te sturen. Deze had wel eens te kennen gegeven dat hij graag wat meer boeken voor meisjes in de leeftijd van 15 tot 17 jaar in het fonds zou willen hebben. Becht werd getroffen door de verhalen van Tine van Berken om de frischheid, de originaliteit en den gezonden geest die er uit sprak, en met name In de zwemschool bekoorde hem.Ga naar voetnoot9 (ibid.) Hij verzocht haar dit verhaal uit te breiden tot een meisjesboek. Een paar maanden later volgde het resultaat: Een Klaverblad van Vier, een bijna 350 pagina's tellend meisjesboek, dat zij in 1894 publiceerde onder het pseudoniem Tine van Berken. | ||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| ||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| ||||||||||||||||||||
Erik Rijks heeft uit het winst- en verliesboek van Becht kunnen opmaken dat al in 1893 werk van haar is uitgegeven, namelijk Wat Moeke vertelt en Houten soldaatjes. Op grond van deze gegevens stelt hij vast dat de informatie uit Lente niet geheel correct is. Egb. van der Mandele beschrijft echter alleen hoe Tine van Berken tot schrijven kwam, ze suggereert niet dat Tine van Berken voor Een Klaverblad van Vier niets geschreven heeft. Hiervoor kwam al aan de orde dat Tine van Berken haar literaire carrière begon met het schrijven van gedichtjes en het is dus heel aannemelijk dat Becht al het een en ander hiervan heeft gepubliceerd toen Een Klaverblad van Vier nog niet voltooid was.Ga naar voetnoot10 Na Het Klaverblad volgden de boeken elkaar in hoog tempo op. In 1895 kwam het tweede meisjesboek van Tine van Berken uit: De Familie Berewoud. In 1896 verscheen Mijn Zusters en ik en weer een jaar later De Dochters van den Generaal. In het jaar van haar overlijden verscheen in het tijdschrift Lente haar laatste werk: Mijn Roman, dat postuum in boekvorm uitgegeven werd. Verder schreef ze voor jongens en meisjes in alle leeftijdsgroepen diverse verhalen, die zowel afzonderlijk als in gebundelde vorm werden uitgegeven. Voor de allerjongsten leverde ze bovendien - vaak vertaalde - tekstbijdragen aan prentenboeken. Een van de prentenboeken, Hondjes en Katjes; Voor kleine Schatjes (1903), werd echter, in tegenstelling tot de vermelding op de titelpagina, niet vertaald door Tine van Berken, maar door mevrouw A. Becht-Dentz, de echtgenote van H.J.W. Becht. Rijks heeft dit kunnen afleiden uit de gegevens van het winst- en verliesboek van de uitgever. Het is vrijwel zeker dat Becht de naam van Tine van Berken gebruikte om commerciële redenen. In de bibliografie van Tine van Berken in Uit het oog worden vijf vertalingen uit het Engels en Duits genoemd die van haar hand zouden zijn. Van de volgende twee titels is het echter vrijwel zeker dat ze ten onrechte aan Tine van Berken zijn toegeschreven. In een briefje aan Becht zegt ze met klem, niet te willen worden vermeld als de vertaalster van Unsre Sonnenschein (Ons Zonnetje). Wat Mooie Bruno betreft, wijst een brief van Cor Witmond uit dat niet Tine, maar hijzelf de vertaling hiervan heeft geleverd. | ||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| ||||||||||||||||||||
Een uitspraak van de schoonzuster van Tine van Berken bevestigt dit nog eens: De vertalingen die onder haar naam verschenen, waren van een andere hand. Zijzelf hechtte zo weinig aan haar naam, dat ze haar uitgever Becht, terwille van de verkoop, toestond die prulboeken als vertalingen van Tine van Berken de wereld in te zenden - totdat het haar man te kras werd en [...] er een eind aan maakte. (Daisne 1945: 228,229) Behalve voor kinderen schreef Tine onder het pseudoniem Anna Koubert ook een aantal novellen voor volwassenen: Nieuwe Paneeltjes (1894), Een Scheepje zonder Roer (1895) en Confetti (1897). In 1899 richtte Tine van Berken, samen met Egbertha C. van der Mandele een tijdschrift op: Lente, weekblad voor jonge dames, uitgegeven door Becht. Uit het eerste nummer, dat op 28 januari van dat jaar werd uitgebracht, komt duidelijk naar voren met welk enthousiasme zij hun blad tegemoettraden. Tine van Berken was altijd vol ijver en liefde bezig voor de rubrieken, die zij behartigde. (Van der Mandele 1899) Het schrijven maakte een belangrijk deel van haar leven uit en de produktie was dan ook zeer groot: in vijf jaar tijds verschenen er ongeveer 80 titels van haar hand. Dat Tine van Berken een toegewijd schrijfster was, blijkt wel uit het feit dat ze zelfs op haar ziekbed nog de pen ter hand nam en behalve versjes voor prentenboeken ook nog de novelle Moeder Wassink schreef, die ze inzond voor de novellenwedstrijd van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. (ibid.) Tine van Berken schreef heel gemakkelijk, zonder vooraf een opzet vast te stellen.Ga naar voetnoot11 Jan Berkhout weet via zijn zwager Cor Witmond meer details over haar manier van schrijven: Zij schreef zoo tusschen den huishoudelijken arbeid door en vervolgde na een onderbreking rustig haar verhaal. Een schrijftafel had zij niet noodig; met een boek op de knie ging het even goed. Zelf sprak zij nimmer over het schrijven; zij vond het zóó eenvoudig -als zij zelve was [...]. Vlak voor haar sterven werd de tweede druk van De familie Berewoud en van Een Scheepje zonder Roer uitgebracht. Bovendien bereikte haar toen het bericht dat haar voor Moeder Wassink - uit 134 inzendingen - eenstemmig de eerste prijs in de novellenwedstrijd | ||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| ||||||||||||||||||||
werd toegekend.Ga naar voetnoot12 Deze twee gebeurtenissen waren de laatste zonnestraaltjes in haar letterkundig leven, schrijft Egbertha van der Mandele in Lente ter nagedachtenis aan Tine van Berken. Wat had ze ons dus nog veel kunnen geven, wat had ze nog veel kunnen zijn, voor onze Hollandsche kinderliteratuur. (Van der Mandele 1899: 741) | ||||||||||||||||||||
Becht's Uitgeversmaatschappij N.V.Ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan van uitgeverij Becht werd een boek uitgebracht over de geschiedenis van het bedrijf.Ga naar voetnoot13 Hierin is te lezen dat kinderboeken een belangrijk fondsonderdeel van deze uitgeverij vormen. Het gaat om 400 titels, waarvan er 80 afkomstig zijn van Tine van Berken, die dan ook met recht de ‘sterauteur’ genoemd wordt. (Ook het tijdschrift Lente werd door Becht uitgegeven.) In totaal zijn er van haar werk meer dan een half miljoen exemplaren verkocht, met name in de periode 1894-1923. In bepaalde jaren maakten de boeken van Tine van Berken 20% van de nettowinst uit. In Uit het oog geeft Erik Rijks aan dat de oplagen van de boeken van Tine van Berken voor die tijd hoog waren. De prentenboeken hadden een oplage van om en nabij 20.000 exemplaren per titel. Een Klaverblad van Vier, haar meisjesboekendebuut, had een oplage van 9000. De boeken van Tine van Berken werden tot ongeveer 1920 herdrukt en tot het eind van de jaren twintig verkocht, sommige tot 1935. Drie van haar meisjesboeken werden tussen 1944 en 1946 herdrukt bij de Vlaamse uitgeverij De Sleutel.Ga naar voetnoot14 Kwitanties geven aan dat Cor Witmond tot na de Eerste Wereldoorlog vergoedingen van Becht ontving voor de herdrukken van haar boeken. | ||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| ||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| ||||||||||||||||||||
De hele Bibelebontse berg (625) vermeldt dat ‘mevrouw A. Berkhout (de schrijfster Tine van Berken)’ in 1892 500 gulden voorschot kreeg omdat Becht grote verwachtingen van haar had. Dit berust echter op een misverstand. In 1892 was Tine van Berken namelijk nog niet getrouwd en dus nog mejuffrouw. Mevrouw A. Berkhout is de schrijfster Alma Berkhout, die schreef onder het pseudoniem Nji-Sri.Ga naar voetnoot15 In de genoemde jubileumbundel wordt het fondsonderdeel kinder- en jeugdboeken van uitgeverij Becht een schoolvoorbeeld genoemd van het samengaan van commercieel inzicht en smaak. Becht bracht alle boeken zowel gebonden als ingenaaid op de markt. Ook werden ze in bepaalde series opgenomen, zoals de reeks Lelie- en Rozenknoppen, de Wilhelmina Bibliotheek voor jongens en Ons Clubje, bibliotheek voor meisjes. De omslagen en de illustraties werden regelmatig vernieuwd. Bekende illustratoren en omslagontwerpers hebben bijgedragen aan het succes van de kinderboekenreeksen. De boeken van Tine van Berken zijn geïllustreerd door C. Koppenol, E.S. Witkamp Jr., Henriette de Vries en de vermaarde Jan Sluyters. Nellie Bodenheim debuteerde in een boekje van Tine van Berken: Rietje's Pop (1897). | ||||||||||||||||||||
De rol van Tine van Berken in het leven en werk van Johan DaisneIn de zomer van 1945 bracht de Vlaamse schrijver Johan Daisne (ps. van Herman Thiery, 1912-1978) een bezoek aan ons land. In De Hollandse reis. Neder Land richt zich op... Een reportage en een poëtisch tijdsbeeld van een herrijzend Nederland anno 1945 (1947) geeft hij een verslag van de nieuwe bloei van het culturele leven in ons land, dat door de bezetting sterk was aangetast. Zijn tocht voerde langs uitgeverijen en schrijvers, onder wie Simon Vestdijk. In Amsterdam bezocht Daisne onder meer Het Parool en - heel bijzonder - het graf van Tine van Berken. Amsterdam kon hij niet verlaten zonder een paar witte chrysanten neer te leggen op haar stille plekje, een zondagochtend in de gulden herfstzon, onder de welkende bomen van de Oosterbegraafplaats. (Daisne 1947: 30) Zijn indrukken verwoordde hij als volgt: | ||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| ||||||||||||||||||||
Tine van Berken
De Oosterbegraafplaats, een Zondag,
toen het schoons van de zomer nóg
schoner weer blond over de grond lag...
Tussen twee bome', als een Van Gogh,
vlamd' Amsterdam bleek in de verte,
terwijl hier, verblauwd en inerte,
een lamplicht van eeuwigheid zeeg.
Een mond sprak nog, maar de stem zweeg.
We wandelden tussen de zerken,
een pad langs, dat vreemderwijs leidt
achteruit in die eeuwigheid.
En 't waren als zoveel boekwerken
die daar dooreen lagen gespreid...
Toen wees ons de hand der bewaarder -
en de plek werd plotseling klaarder,
terwijl hij deed als één die wijdt -
de roman van jouw droom en leven.
'k Zie nog, omkijkend in die dreve,
de strekking van je gipsen hand
naar mijn neergelegde chrysant...
(Daisne 1947: 81)
Behalve aan het graf, bracht Daisne ook een bezoek aan de nog in leven zijnde familieleden en vrienden van Tine van Berken. De neerslag van zijn bevindingen zijn te lezen in het toneelstuk Tine van Berken (1945), dat hij schreef na zijn bezoek aan ons land.
Waar komt deze affiniteit voor een Hollandse kinderboekenschrijfster vandaan? [..] u moet goed die sympathie, die genegenheid, die liefde van me voor mijn onderwerp begrijpen, zegt Dr. Han van Erlevoort, Daisne's alter ego in het toneelstuk, tegen zijn leerlingen. Tine van Berken [...] is een beetje een stuk van mijn leven. (Daisne 1945: 201) Toen Daisne tien jaar werd, gaf zijn moeder hem Mijn Roman van Tine van Berken cadeau. Zij was onderwijzeres en recenseerde ook boeken. André Demedts schrijft dat Daisne's moeder veel hield van de boeken van Tine van Berken en van School-Idyllen van Top | ||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| ||||||||||||||||||||
Naeff, werken die ook voor de literaire vorming van haar zoon een niet geringe betekenis zouden hebben. (Demedts 1962: 8) Zij wilde hiermee zijn ‘literaire’ smaak, die zich veelal beperkte tot Buffalo Bill, Nick Carter en de avonturenromans van kapitein Mayne Reid, verbreden. Mijn Roman werd voor Daisne een boek voor heel zijn leven. Hij vond het niet alleen heel mooie, heel eenvoudige maar zuivere literatuur, maar beschouwde het ook als een album van leven. In lyrische bewoordingen vertelt de leraar in het toneelstuk het verhaal van Mijn Roman. Het boek heeft geen echte intrige, zo stelt hij, maar geeft het gezinsleven weer, dat zijn gang gaat, zo heel zachtjes, met in elk uur zijn volheid van strubbelingen of jubeltjes [...]. (Daisne 1945: 202) In zijn studententijd groeide bij Daisne het verlangen de schrijfster achter zijn geliefde boek te leren kennen. Informatie omtrent de persoon van Tine van Berken bleek echter te ontbreken, wat opmerkelijk is, gezien de destijds grote populariteit van haar werk. Tine van Berken was in de vergetelheid geraakt en Daisne wilde dit onrecht herstellen. Zijn voornemen was Mijn Roman in het Frans te vertalen. Vrienden raadden hem dit echter af. Volgens hen was er in het buitenland geen belangstelling voor zo'n typisch Nederlands en ouderwets boek, maar Daisne hield vol dat het altijd interessant zou blijven vanwege het blijvend menselijke erin.Ga naar voetnoot16 Behalve van een vertaling van een van haar boeken, droomde de student ook van een essay over Tine van Berken, met daarin een levensbeschrijving en een verhandeling over haar werk. De vertaling is er niet gekomen; het essay wel: in 1962 schreef hij Tine van Berken of de intelligentie der ziel. Voor het echter zover was, verrichtte Daisne veel speurwerk. De eerste stap zette hij in 1936 met een brief aan de schrijfster Top Naeff, waarin hij haar vroeg naar eventuele persoonlijke herinneringen aan Tine van Berken in verband met een nog te schrijven essay. Top Naeff schreef hem terug dat ze Tine van Berken niet persoonlijk gekend had en adviseerde hem contact op te nemen met uitgever Becht. | ||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| ||||||||||||||||||||
Hierop volgde een brief aan Becht met het verzoek om documentatie over Tine van Berken. Een zoektocht van het personeel op een vrije zaterdagmiddag leverde een aantal vergeelde velletjes correspondentie op van Tine aan haar uitgever, die voor 8 gulden in zijn bezit kwamen. Voor 50 gulden kocht Daisne daarbij de vertaalrechten van het werk van Tine van Berken. Een jaar later verwoordde hij zijn gevoelens voor de schrijfster in een van zijn gedichten in Afreacties en Funderingen (1937):
Brieven
In memoriam Tine van Berken
Ik blader week in geelgeworden brieven,
door mij - de dromer - opgekochte, van
een jonge schrijfster, een eenmaal geliefde,
gestorven vóór ik op de wereld kwam.
Ik blader week door brieven die vergeten
in oud-geworden huizen zijn vergeeld,
en zachtjes lispel ik: moest zij het weten,
hoe liefde-vol in één nog rijst haar beeld!...
Ik zit weemoedig - week bij gele brieven,
als nog het kind: twee handjes min, een traan -
en droom van haar, haar tijd, haar werk, het lieve,
en hoe 't ook eens van mij àl zal vergaan.
Ook in de oorlogsjaren zette Daisne zijn zoektocht voort. Hij hoopte via andere schrijfsters, generatiegenoten van Tine van Berken, meer informatie te verkrijgen. Van de Vereniging van Letterkundigen vernam hij echter dat, op een enkele uitzondering na, geen van hen meer in leven was. Truida Kok en Anna van Gogh-Kaulbach konden hem niets anders over Tine van Berken meedelen, dan dat zij haar een zeer beminnelijk schrijfster vonden. Een brief aan Ida Boudier-Bakker leverde meer resultaten op. Deze schrijfster kende namelijk een jeugdvriendin van Tine van Berken, Anna Hijner. Deze Anna Hijner bleek de weduwe te zijn van J.W. Gerhard, die zich in Onze kinderliteratuur in de aesthetische opvoeding (1905) negatief over het werk van Tine van Berken had uitgelaten. Via Anna Hijner kwam hij in contact met twee broers, de schoonzus en nog een schoolvriendin van Tine van Berken. Deze lieten hem | ||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| ||||||||||||||||||||
op zijn verzoek schriftelijk hun herinneringen aan hun zuster en vriendin weten. In 1942 verscheen de eerste roman van Johan Daisne, De trap van steen en wolken, waarin de herinnering aan een boek van Tine van Berken geïntegreerd wordt in de handeling. Intussen kreeg zijn plan van een literair-historische studie van Tine van Berken gestalte. Daisne besloot de informatie rond haar persoon te verwerken in een magisch-realistisch toneelstuk, getiteld Tine van Berken (1945). Tine van Berken is in het werk van Johan Daisne een bijna constante factor. Ze krijgt gestalte in veel van zijn romans, verhalen, gedichten en essays. Alvorens deze werken nader toe te lichten, volgt hier een korte uiteenzetting van de ideeën van Johan Daisne, om zo zijn bewondering voor Tine van Berken te begrijpen. | ||||||||||||||||||||
Johan Daisne: leven en werkJohan Daisne is het pseudoniem van Herman Thiery. Hij werd op 2 september 1912 geboren in Gent. Hij studeerde economische wetenschappen en Slavische talen aan de Rijksuniversiteit Gent. Tijdens zijn legerdienst schreef hij een proefschrift over de filosofische of speculatieve waarden in de staathuishoudkunde, waarop hij in 1936 promoveerde. Hij was onder meer docent Nederlands aan de Ecole Sociale te Brussel (tot 1955). Tijdens zijn middelbare schooltijd zette Daisne de eerste schreden op letterkundig gebied. In het schoolblad verschenen teksten over film, gedichten, een soort toneelstukje en een novelle. Later was hij (mede-) oprichter en/of redacteur van een aantal literaire tijdschriften, waaronder het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1945), en was hij lid van meerdere letterkundige verenigingen, onder meer de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. Verder was hij administrateur van het Koninklijk Belgisch Filmarchief en jurylid van de Belgische Wereldfestivals van de film. Daisne's werk is herhaalde malen onderscheiden. In het Kritisch Literatuur Lexicon beweert Paul van Aken dat bij Johan Daisne leven en werk nauw samenhangen. Daisne ziet literatuur als levensaanvulling, en schrijven heeft voor hem een therapeutische waarde: de chaos van het dagelijks leven kan zo tot een harmonieus geheel geordend worden. In al zijn werken staat het grote verlangen naar het ideaal van het volmaakte, harmonieuze leven | ||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| ||||||||||||||||||||
centraal. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de boeken van Tine van Berken, waarin warm gezinsleven een grote rol speelt, hem zo aanspreken. Een grondmotief in Daisne's werk is de ontmoeting van een man en een vrouw, waarbij het vaak gaat om een liefde-in-herinnering. De liefde werkt over de dood heen, niet alleen in de herinnering, maar evenzeer doordat de geliefde wezens als het ware gereïncarneerd kunnen worden. (Van Aken 1984: 9) De naam van de geliefde die in dit verband telkens weer opduikt, is Tine van Berken. | ||||||||||||||||||||
Tine van Berken in het oeuvre van Johan DaisneIn 1977 werd Daisne een bundel met beschouwingen aangeboden ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag, getiteld: Johan Daisne. Een terugblik. Eén van de beschouwingen, geschreven door Corrie Kok, is geheel gewijd aan de invloed van Tine van Berken op zijn leven en werk. In 1962 hield Kok een interview met Daisne. Ze vroeg hem hoe hij in aanraking was gekomen met Tine van Berken, een Nederlandse schrijfster van een andere generatie. Daisne vertelde dat de boeken van Tine van Berken in Vlaanderen nog lang zeer gezocht waren. In de twintiger jaren waren ze nog geliefde schoolprijzen en verjaardagsgeschenken. Zo kreeg Herman Thiery op zijn tiende verjaardag Mijn Roman van zijn ouders cadeau. Kok vermoedt dat Daisne's ouders, die onderwijsmensen met hart en ziel waren, onder de indruk waren van het sterk beeldend vermogen en het uitstekend verzorgd, maar voor die tijd al heel ‘los’ en ‘vlot’ taalgebruik. De dialogen van Tine van Berken zijn altijd sprankelend en natuurlijk. Het werd voor de gevoelige Herman liefde op het eerste gezicht. De sfeer in Tine's boeken, want hij las er later natuurlijk meer, moet hem in het diepst van zijn ziel hebben geraakt. Innig familieleven, het Amsterdam van Breitner, inspanning en teleurstellingen, kleine overwinningen op het leven en op eigen gebreken. Later maakte hij zijn vriend Robert Mussche deelgenoot van zijn bewondering voor Tine. Omdat zij geëmancipeerd was van-binnen-uit, hetgeen haar onderscheidde van de feministen, die zo menigmaal haar doel voorbijschoten, omdat een vrouw niet minder, maar wel anders is dan een man. In zijn toneelstuk Tine van Berken heeft Daisne dit thema prachtig uitgediept, waar hij dr. Henri van Erlevoort, leraar Nederlands aan een Amsterdamse Kweekschool voor Onderwijzers, aan het woord laat. (Kok 1977) | ||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| ||||||||||||||||||||
Corrie Kok vraagt zich in dit artikel af wat de rol van Tine van Berken was in de ontwikkeling van Daisne tot internationaal bekend romancier, essayist, filmcriticus en dichter. Ze suggereert dat het werk van Tine van Berken als het ware in zijn geheugen moet zijn gegrift, want haar invloed is terug te vinden in zijn eigen verzorgde taalgebruik en zinsbouw. Al dan niet bewust heeft Daisne volgens Kok in zijn werk uitdrukkingen en voorvallen aan de boeken van Tine van Berken ontleend. Het bevel ‘snij nou uit’, een hatelijk equivalent van ‘scheer je weg’ in het verhaal ‘Kachels’ [...] komt uit Rudi Willenborg.Ga naar voetnoot17 En in Daisne's roman Lago Maggiore herhaalt zich een voorval uit De dochters [van den generaal]. Als de niet zo ervaren roeier Victor (Lago Maggiore), met zijn vriendin Ernee een boottochtje gaat maken, zegt laatstgenoemde, die nogal veel water vangt, ‘Ik heb wat vergeten, mijn paraplu...’. In De dochters [van den generaal] neemt Herman Voute de zusjes Wicke mee voor een roeipartij. Tommie wil roeien, maar zij spettert dusdanig met de losse peddels, dat Herman in wanhoop uitroept: ‘Ik had een paraplu moeten meenemen...’. Kleine voorvallen, in de jongensziel gegrift, alsof hij ze zelf beleefd had. (ibid.176,177) Kok concludeert dat het oeuvre van Tine van Berken een catalysator geweest is voor de jongere Daisne. Tine van Berken stelde hoge eisen aan haar werk en moet veel zelfkritiek hebben bezeten, wat een gunstige uitwerking had op Daisne, wiens smaak soms naar het klatergoud neigde. Ze verwacht dat Daisne, nu hij vijfenzestig geworden is, een nieuwe periode van ruimte en creatieve mogelijkheden tegemoet zal gaan. Het gouden sleuteltje daartoe houdt Tine van Berken nog altijd glimlachend in haar nimmer verouderende, schone handen. (ibid.179) | ||||||||||||||||||||
BesluitTine van Berken heeft - als eerste Nederlandse schrijfster van meisjesboeken - een bijzondere plaats in de kinderliteratuur uit het fin de siècle. Haar boeken geven blijk van een warme persoonlijkheid, groot inlevingsvermogen en een geëmancipeerde geest. Haar denkbeelden waren vooruitstrevend. Wordt in de meeste meisjesboeken uit het einde van de negentiende eeuw het huwelijk als | ||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| ||||||||||||||||||||
LiteratuuroverzichtHieronder volgt, in chronologische volgorde, een overzicht van het werk van Johan Daisne dat passages bevat met verwijzingen naar Tine van Berken.
hoogste goed voorgesteld, in de boeken van Tine van Berken is het bereiken van zelfstandigheid even belangrijk, zo niet belangrijker. De meisjes in haar boeken worden aangespoord iets te bereiken in het leven, hetzij door studie, een goede baan of door het benutten van creatieve vermogens. Tine van Berken heeft hierbij haar eigen leven als voorbeeld genomen. Zij trouwde op vijfentwintigjarige leeftijd en had dus voor haar huwelijk de gelegenheid zich te ontplooien: ze studeerde voor onderwijzeres, oefende enige jaren haar beroep uit en wijdde zich bovendien aan het schrijven. Haar huwelijk betekende niet het einde van haar schrijversambities. De zeer grote literaire produktie tussen 1895 en 1899 laat zien dat zij zich ook als getrouwde vrouw verder kon | ||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| ||||||||||||||||||||
ontwikkelen. Tine van Berken had genuanceerde opvattingen over kinderliteratuur. Als een van de eersten legde zij de nadruk op de kunstzinnige waarde van boeken. Een kinderboekenschrijver moet waarlijk dichter zijn en zich uiten in een schone en tevens eenvoudige vorm. Want wie champagne schenkt, die neme een fijn bokaal, fijn als een zeepbel, schittrend in het licht, vol regenboognuancen. Boeken dienen bovenal ter ontspanning. Ze moeten fris en natuurlijk zijn en niet sentimenteel. Tine van Berken pleit voor vrolijke, gezellige en blikverruimende boeken, maar ook voor flinke boeken waarin de dingen bij de naam worden genoemd en die de eigen zielsgebreken tonen. Haar eigen werk, waarin een goed evenwicht tussen pedagogische lessen en ontspanning is gevonden, vormt een weerspiegeling van haar opvattingen. Het werk van Tine van Berken werd in haar tijd met juichende kritieken ontvangen. Het werd gewaardeerd om het gezonde en het frisse, en om de afwezigheid van aanmatiging, sentimentaliteit en een preektoon. Werden veel meisjesromans door pedagogen verderfelijk geacht, de boeken van Tine van Berken onderscheidden zich in positieve zin. Zelden toch zagen wij den lentetijd van het vrouwelijk leven geschilderd met zooveel getrouwheid, gloed en kleur, maar tevens ook met zooveel onschuld en ethischen zin, schrijft een recensent. Ook bij kinderen was het werk van Tine van Berken zeer geliefd. Tekenend hiervoor is de opmerking van Egbertha van der Mandele in het tijdschrift Lente, dat elk kind wist wat de naam van Tine van Berken beduidde. Altijd als zij kinderen een boek van Tine van Berken cadeau gaf, riepen zij verrukt uit: O, een boek van Tine van Berken, dan is het natuurlijk mooi!. Weliswaar is deze uitspraak afkomstig van een collega en vriendin, maar de grote oplagen van de boeken zijn veelzeggend. Dat het werk van Tine van Berken in onze tijd niet meer gelezen wordt, heeft ten dele te maken met het veranderende meisjesbeeld. De modernisering van het meisje, die zich al bij Tine van Berken inzette, ging na 1900 voort. De meisjesboeken werden ‘joliger’, frivoler (maar ook oppervlakkiger). School-Idyllen van Top Naeff werd met name populair door het tegelijk luchtige en sentimentele karakter. Het boek is sterk gericht op het teweegbrengen van emoties bij de lezer. De boeken van Tine van Berken hebben een meer pedagogisch karakter. Hier zijn ook ontroerende scènes aanwezig, zoals de door verdriet overmande Pol in Een | ||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| ||||||||||||||||||||
Klaverblad van Vier, maar deze nemen geen centrale plaats in. Mogelijk heeft ook de omvang van de meisjesboeken ertoe geleid dat zij niet meer worden gelezen. Sommige gedeelten zijn te breedvoerig, zoals de bladzijdenlange beschrijving van het spelletje Charades. De boeken van Tine van Berken zouden aan kracht winnen wanneer sommige gedeelten ingekort zouden worden. De belangrijkste oorzaak evenwel van het feit dat Tine van Berken in onze tijd een zo goed als vergeten schrijfster is, is haar voortijdige dood. Uitgever Becht verloor in Tine van Berken zijn ‘sterauteur’. Toen zich in 1900 een nieuwe talentvolle meisjesboekenschrijfster aandiende, Top Naeff, werd alle aandacht op deze schrijfster gericht. Top Naeff bouwde haar School-Idyllen op het succes van Tine van Berken. Het werk van Tine van Berken bezit echter meer diepgang en is poëtischer dan dat van Top Naeff. De stijl is kleurrijk, de karaktertekeningen zijn levensecht. De Familie Berewoud en De Dochters van den Generaal zijn soms wat langdradig, maar Een Klaverblad van Vier bevat prachtige sprookjes, Mijn Zusters en ik is zeer humoristisch en psychologisch goed getekend, en Mijn Roman is boeiend door de vele hersenspinsels en het zelfinzicht van de hoofdpersoon. Het laatste meisjesboek, Mijn Roman, werd door de schrijver Johan Daisne beschouwd als de levensroman van Tine van Berken en vormde voor hem de bron van inspiratie. Hij was ervan overtuigd dat Tine van Berken een van de grootste romanschrijfsters zou zijn geworden, ware het niet dat ze zo jong gestorven was. Maar al heeft Tine van Berken haar schrijftalent dan niet verder kunnen ontwikkelen, wat ze geschreven heeft, is van grote waarde. | ||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| ||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| ||||||||||||||||||||
|
|