schoolbibliotheek, de presentatie van de boeken en het creëren van een plaats en van tijd voor het lezen op school. Hij gaat ook in op het vertellen, het voorlezen en het organiseren van activiteiten die met boeken en schrijvers te maken hebben. Wat Chambers naar voren brengt is misschien niet zo nieuw voor wie zich al langer bezighoudt met de vraag hoe je het lezen van kinderen kunt stimuleren. Uniek is wel dat hij alle facetten belicht en van een theoretische ondergrond voorziet.
Het proces van lezen bestaat uit een serie opeenvolgende handelingen, door Chambers de leescirkel genoemd. Selecteren wordt gevolgd door lezen, reageren en opnieuw selecteren. In het centrum van de cirkel staat de helpende volwassene die hindernissen wegneemt en het voorbeeld geeft. Er is daarbij geen sprake van eenrichtingsverkeer. De helpers leren ook van hen die zij helpen.
Door te praten over wat je gelezen hebt, word je gedwongen meer en beter over het gelezene na te denken. Het maakt je tot een kritischer lezer. Vertel eens gaat over de manier waarop onderwijzers een rol kunnen spelen in het leesproces, door middel van het voeren van gesprekken met leerlingen over jeugdliteratuur.
Chambers merkt op dat onderwijzers nooit geleerd hebben om met hun leerlingen te praten over boeken. Eigenlijk zou deze benadering standaard aan de orde moeten komen op pedagogische academies. Ik geef nu workshops, praktische cursussen waarin onderwijzers kennis kunnen maken met deze werkwijze. Daarbij wordt niet gedaan alsof ze kinderen zijn. De boeken die in de bijeenkomsten aan de orde komen (Jan, mijn vriend van Peter Pohl, Lieveling, boterbloem van Margriet Heymans en Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel van Ted van Lieshout) vormen ook voor de volwassen lezer een uitdaging.