Een onzeker slokje
‘Denk je dat wij ooit afgelopen zijn, eekhoorn?’ vroeg de mier op een keer.
De eekhoorn keek hem verbaasd aan.
‘Nou, zoals een feest afgelopen is,’ zei de mier. ‘Of een reis.’
De eekhoorn kon zich dat niet voorstellen.
Maar de mier keek uit het raam naar de verte tussen de bomen en zei:
‘Ik weet het niet, ik weet het niet...’ Er verschenen rimpels in zijn voorhoofd.
‘Maar hoe zouden we dan moeten aflopen?’ vroeg de eekhoorn.
Dat wist de mier niet.
‘Als een feest is afgelopen gaat iedereen naar huis,’ zei de eekhoorn.
‘En als een reis is afgelopen wrijf je in je handen en kijk je of er nog een potje honing in je kast staat. Maar als wíj zijn afgelopen...’
De mier zweeg. Hij maakte een raar geluid met zijn voelsprieten.
‘Wat is dat voor een geluid,’ vroeg de eekhoorn.
‘Knakken,’ zei de mier.
Daarna bleef het lange tijd stil.
De mier stond op en begon, met zijn handen op zijn rug, door de kamer heen en weer te lopen.
‘Denk je er over na?’ vroeg de eekhoorn.
‘Ja,’ zei de mier.
‘Weet je het al?’
‘Nee.’
De mier ging ten slotte weer zitten.
‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Ik weet vrijwel alles, dat weet je, eekhoorn...’
De eekhoorn knikte.
‘Wat ik niet weet,’ ging de mier verder, ‘mag geen naam hebben. Maar of wij ooit aflopen...’
Hij schudde zijn hoofd.
De eekhoorn schonk nog een kopje thee in. De mier nam een onzeker slokje.
toon tellegen