| |
| |
| |
Waar is het bekroonde boek?
Zes juryrapporten van de LIBRIS Woutertje Pieterse Prijs nader bekeken.
Selma Niewold
De helft van de door haar gelezen boeken had van de jury niet hoeven te verschijnen. Van de andere helft inspireerde de inhoud zelden en ‘De taal leverde zich dit jaar niet uit’. Ondanks de lovende woorden over de illustraties van Jaap Lamberton bij Een heel lief konijn van Imme Dros, wekt het rapport de indruk dat deze illustrator bij gebrek aan beter is bekroond. De narrige toon die spreekt uit het juryrapport van de Libris Woutertje Pieterse Prijs 1993 vormt de aanleiding om deze jeugdboekenprijs eens nader te bekijken.
| |
De prijs.
De Prijs is in 1988 voor het eerst uitgereikt. De Stichting die de Woutertje Pieterse Prijs beheert ziet de prijs als middel om de kwaliteit van Nederlandstalige jeugdboek te bevorderen. Daartoe wordt het werk beoordeeld op taal, inhoud, illustraties en vormgeving.
In tegenstelling tot de Griffel- en Penseeljury, die jaarlijks meerdere boeken bekroont gaat de prijs hier naar een enkel boek.
De prijs verschilt ook van de Theo Thijssenprijs, een oeuvreprijs die één keer in de drie jaar wordt uitgereikt voor oorspronkelijk Nederlandse jeugdliteratuur. De Publieksprijs en de Nienke van Hichtumprijs worden slechts incidenteel aan jeugdboekenauteurs overhandigd. En dan is er nog een aantal prijzen dat eisen stelt aan taal of inhoud. Boeken moeten in het Fries geschreven zijn of kennis en begrip van andere culturen of mensen uit minderheidsgroepen bijbrengen. Naast al deze jury's, die bemand worden door volwassenen bestaat er ook nog een
| |
| |
Kinderjury, waarin kinderen jaarlijks hun voorkeur uitspreken.
Kijkend naar de aandacht in de media doen de Griffels, de Woutertje Pieterse Prijs en de Kinderjury het heel goed. Daaruit kun je concluderen, dat dit de belangrijkste jeugd- en kinderboekenprijzen zijn. De drie prijzen staan min of meer naast elkaar en bestrijken een ander deel van de jeugdliteratuur. Dat verschil wordt ondermeer in de hand gewerkt door de samenstelling van de jury's die automatisch leidt tot verschillende uitspraken over wat het beste boek is of de beste boeken zijn.
In de Kinderjury bepaalt de smaak van het publiek dat, alle kinderen kunnen hun voorkeur te kennen geven. Het boek dat het meest genoemd wordt heeft gewonnen. De Griffel en Penseeljury houdt door haar samenstelling van mensen uit de bibliotheekwereld, het onderwijs, de Universiteit en jeugd- en kinderboekrecensenten bij de beoordeling nog enigszins rekening met het feit dat lezen gepromoot moet worden bij de jeugd. De jury van de Woutertje Pieterse Prijs is zó samengesteld dat dergelijke overwegingen geen rol van betekenis spelen: één jurylid is deskundig op het terrein van vormgeving en illustraties; één jurylid is jeugdliteratuurcriticus; één op de hoogte of werkzaam in de volwassenenliteratuur en het vierde jurylid fungeert als voorzitter en heeft duidelijke interesse in de literatuur, in het bijzonder de jeugdliteratuur.
| |
Het juryrapport.
Een goed juryrapport geeft enig inzicht in de maatstaven die de jury bij haar beoordeling heeft aangelegd. Je verwacht daarbij dat de illustrator of de auteur en het betreffende boek centraal staan. Het kan interessant zijn juryrapporten van verschillende jury's te vergelijken. Nog aardiger is het om die vergelijking tegen het licht van de op dat moment heersende gedachten over literatuur en jeugdliteratuur te houden. Zover kan en wil ik echter niet gaan. Ik zal me beperken tot een vergelijking van de zes juryrapporten die sinds de oprichting van de Woutertje Pieterse Prijs zijn verschenen. De keuzes van de jury zal ik hierbij buiten beschouwing laten.
| |
| |
Het eerst verschenen rapport van juryvoorzitter Jan Blokker is het kortst; het beslaat 3,5 A-viertje. Voor 1989 heeft de jury 4 A-viertjes gebruikt. In 1990 groeit het rapport uit tot 5,5. Pierre Janssen zegt het in 4,5 vel evenals zijn opvolger Kees Fens in 1992 en 1993.
| |
1988.
Jan Blokker begint het rapport in 1988
met het ophalen van een herinnering aan het voorlezen van ‘Poes Pinkie’ aan zijn oudste zoon. Hij ventileert daarbij zijn opvattingen over wat jeugdliteratuur moet zijn. Voor de goede verstaander zitten daar al verwijzingen in naar het bekroonde boek. Vrij snel daarna valt de naam van Imme Dros en wordt het bekroonde boek genoemd: Annetje Lie in het holst van de Nacht. Hier wordt ook De trimbaan vermeld, een ander boek van dezelfde schrijfster dat in hetzelfde jaar verscheen. Geheel voortvloeiend uit de waardering voor ‘Annetje Lie’ wordt Toon Tellegen's Toen niemand iets te doen had genoemd. Dat oogste ook grote bewondering bij de jury. Doorslaggevend bij de uiteindelijke keus is de vormgeving geweest. De jury betreurt het tenslotte dat een medebekroning van de illustraties van Margriet Heymans niet mogelijk is. (het reglement wordt daarna gewijzigd).
Het eerste rapport is een mooi juryrapport. De inleiding en de bespreking van het bekroonde werk hangen samen. In de tekst is duidelijk gemaakt waarom juist dit boek bekroond is.
| |
1989.
Het rapport van 1989 opent met het
noemen van De reizen van de slimme man van Imme Dros als serieuze mededinger naar de prijs.
We komen ook weer iets te weten
| |
| |
over de familie van Jan Blokker, dit keer wordt zijn kleindochter Barbara opgevoerd. Na het noemen van nog twee auteurs en hun werk (Midas Dekkers met Eten is weten en Ivo de Wijs met Dat Rijmt) wordt pas bijna aan het eind van het rapport het winnende boek Lieveling boterbloem van Margriet Heymans genoemd. Wat inhoud betreft alleen lovende woorden. Het rapport wordt afgesloten met negatieve opmerkingen over de mis-en page en de kwaliteit van de illustraties. Een minderheidsstandpunt van een jury-lid, dat hier naar buiten wordt gebracht.
Het aantal nominaties vertoont een stijgende lijn. In dit rapport wordt iets afgeknabbeld van de waarde van de prijs: het beste boek heeft ook schoonheidsfoutjes.
| |
1990.
In 1990 spant de omvang van het
rapport de kroon. Hierin wordt op maar liefst 3,5 vel uitgeweid over reacties op de prijs en de omstreden lezing van Anne de Vries ‘Het verdwijnende kinderboek’.
Polemiek is nuttig en leerzaam, maar het is de vraag of het in een juryrapport thuishoort. Tijdschriften of lezingen bieden een beter podium voor discussies. En als de jury zich niet in het defensief gedrukt heeft gevoeld door de opmerkingen van Anne de Vries en zich er niets van heeft aangetrokken, zoals de voorzitter meedeelt, waarom dan deze inleiding? Om te laten zien dat de jury op de hoogte is van lopende discussies en daar ook een mening over heeft? Maar daarvoor is zo'n jury niet aangesteld? Die zitten er om een prijs toe te kennen en enige verantwoording daarover af te leggen.
Voordat de voorzitter ingaat op de winnaar (De dame en de neushoorn / Anne Vegter en Geerten ten Bosch) noemt hij nog twee kanshebbers: De eikelvreters van Els Pelgrom en Langzaam zo snel als zij konden van Toon Tellegen. Het bekroonde boek wordt in 11,5 regels besproken in vrij algemene termen. Dat staat absoluut niet in verhouding tot de uitvoerige inleiding.
| |
| |
| |
1991.
De ingezette trend van meer
genomineerden wordt voortgezet. In 1991 gaat Pierre Janssen nog eens kort in op de discussie tussen Blokker en De Vries, maar nu wordt er een direct verband gelegd met de prijswinnaar doordat het rapport een algemene uitspraak van Biegel aanhaalt. Het aantal genomineerden stijgt naar vijf: Verse bekken van Anne Vegter en Geerten ten Bosch; Olle van Guus Kuijer; Het feest op de maan van Toon Tellegen; Robins zomer en Denk om de muizen van Sjoerd Kuyper. In één A-viertje wordt Ander land van Paul Biegel geprezen waarbij ingegaan wordt op de superieure vertelstijl en het nieuwe van het uitgangspunt een oude mythe op een eigen wijze te vertellen. In de resterende tekst staat een rechtvaardiging van de keuze voor een boek dat niet als jeugdboek is uitgegeven.
Het rapport is weinig inspirerend, maar geeft duidelijkheid wat betreft de keuze en de verantwoording daarvan.
| |
1992.
In 1992 is Kees Fens voorzitter
van de jury. Zijn inleiding onderbouwt de stelling dat deze jury kinderen niet voorschrijft wat zij moeten lezen. ‘Zij bekroont een boek dat kinderen heel goed zouden kunnen lezen.’
Dan volgt de opsomming van de genomineerden: Misschien waren zij nergens van Toon Tellegen; Wijd weg van Joke van Leeuwen; De kerstreis van Wim Hofman en als een der mooiste boeken wordt genoemd De prinses van de moestuin van Annemie en Margriet Heymans. In de inleiding staat slechts één negatieve opmerking - die alleen gemaakt is omdat de jury de indruk heeft in dit land niet geloofwaardig te zijn indien er niets nega- | |
| |
tiefs gemeld wordt -: de jury vraagt zich af ‘of niet het gevaar dreigt dat het beeld de mogelijkheden van de tekst gaat overtreffen’.
Daarna volgt de uitgebreidste en helderste bespreking van het prijsboek in deze serie juryrapporten. Heel duidelijk zijn de sterke punten van Juffrouw Kachel van Toon Tellegen op een rijtje gezet.
| |
1993.
De eerste pagina van 1993 en
een deel van het volgende vel houdt de jury een pleidooi voor de jeugdkrant Primeur, die opgehouden is zelfstandig te bestaan. Een goed bedoelde hommage aan een van de juryleden, de hoofdredactrice van de krant, maar enigszins misplaatst in een rapport, dat een eerbetoon aan de prijswinnaar dient te zijn.
Daarna begint een klaagzang over de kwaliteit van de produktie die de jury onder ogen heeft gekregen. ‘In de slechtste gevallen wordt een taal gebruikt die zeker een jaar in het water heeft gelegen en kent het verhaal de gemakzucht van de uitweiding.’ De jury had het moeilijk want in het korte bestaan van de prijs is er een traditie ontstaan om een naar tekst, illustraties en uiterlijke verzorging ongewoon boek te bekronen. Een boek dat afwijkt en misschien nieuwe wegen kan openen.
Een jury heeft het volste recht om enkele algemene opmerkingen te plaatsen over de jaarproduktie die door hun handen is gegaan, maar het is vreemd dat deze jury vervolgens wel met een waslijst genomineerden komt: Nachtverhaal van Paul Biegel; Masja, de verhalen van Katja van Peter van Gestel; Kikker in de kou van Max Velthuijs; de illustraties van Jan Jutte bij Josje's droom van Sjoerd Kuyper; die van Fiel van der Veen bij Marie Pouceline of de nicht van de generaal van Simone Schell en ten slotte Het geluid van vrede van Theo Olthuis. De sterke punten en mankementen van deze boeken krijgen ruim aandacht.
| |
| |
Deze lijst is volkomen overbodig. De Woutertje Pieterse prijs onderscheidt zich onder andere van andere prijzen doordat er maar één boek bekroond hoeft te worden. Is het een heel slecht jaar, dan hoeft de jury zelfs helemaal geen prijs toe te kennen. De jury kan natuurlijk een of hooguit twee boeken noemen die tot het eind toe een belangrijke rol hebben gespeeld. Door het noemen van dit grote aantal goede boeken met kleine foutjes nadert de jury de hoeveelheid bekroningen van de Griffel en Penseeljury's.
Pas op pagina vier wordt het bekroonde werk genoemd en geroemd: de illustraties van Jaap Lamberton bij Een heel lief konijn van Imme Dros. In de samenvatting van het verhaal wordt de auteur geprezen, maar het eind van haar verhaal heeft de jury niet goed gelezen: ‘De zwakte van het verhaal is naar de mening van de jury het einde of liever de afwezigheid van een einde. Mevrouw en mijnheer Klein verdwijnen gewoon. Terwijl zij lang en gelukkig hadden kunnen en moeten leven, in de nieuwe die hun ware gedaante is.’
Door deze opmerking werd de uitreiking een gênante vertoning. Imme Dros, die de prijs voor de inmiddels overleden Jaap Lamberton in ontvangst nam, moest de jury uitleggen dat er in het slot van haar boek duidelijke aanwijzingen zijn dat mevrouw en meneer naar de duinen vertrekken. Het is ook klein en schoolmeesterachtig om in de rechtvaardiging van de keus te wijzen op een vermeende lacune in de tekst. Hoe positief de bewoordingen over de illustrator ook zijn, het negatieve blijft in het geheugen hangen. De jury heeft een boek bekroond, waarvan zij zelf vindt dat het niet het allermooiste van dit jaar is.
| |
Conclusie.
In de juryrapporten van de Woutertje Pieterse Prijs is de aandacht voor de winnaar zeer beperkt. Slechts in één rapport wordt een helder inzicht verschaft in de motieven van de jury om een boek te bekronen. In de andere rapporten wordt dat voornamelijk gedaan door het boek af te zetten tegen anderen die de prijs net niet gekregen hebben. Twee keer haalt het rapport de prijswinnaar onderuit door negatieve aspecten naar voren te brengen.
| |
| |
De ene keer deugt de vormgeving niet, de andere keer schort er iets aan de tekst. En dat terwijl de jury als eis stelt dat een boek zowel naar taal en inhoud als op illustraties en vormgeving een uitschieter dient te zijn. De rapporten lijken met hun algemene beschouwingen meer bedoeld om de kennis van de voorzitters uit te dragen. |
|