Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 6
(1992)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
Stille herrie
| |
[pagina 32]
| |
Hij klopt als je de vier scheppingsgedichtenGa naar voetnoot1 uit ‘Het Begin I t/m IV’ plaatst naast het slotaccoord in ‘Schaduw’. Dan loopt er inderdaad een lijn van het niets dat zich niet noemen laat en zwaar is en onduidelijk naar een heel voorzichtig toelaten van ontmoeten, van een mogelijke toenadering. Een ontwikkeling van ‘Niemand weet wat het betekent, maar het heet alvast’, via vissen op zoek naar geluk, dieren in de nog haast lege wereld die naar elkaar verlangen en het wakker worden van al wat begonnen was, een meisje dat naar buiten durfde, de zachtzure appel van het leven proevend, tot aan ‘mijn schaduw is zo'n klein gebied, zo dicht als dan durft iemand niet. Behalve als het van mij mag. Dat is wanneer ik huil of lach’. In die zin is er sprake van ontwikkeling, maar nadrukkelijker en sterker dan die verandering is de thematiek die daaraan ten grondslag ligt, het verlangen naar liefde en tegelijk de angst ervoor of het gebrek aan geborgenheid. Gevoelens en onzekerheden waarmee ieder mens worstelt en de opgroeiende jonge mens in het bijzonder. Die gevoelens zijn onder andere uitgewerkt in een cyclus over huizen. Naast het sleutelgat waardoor je kan kijken en het uitzicht op vogels en luchten vanuit het raam moet ‘ons huis’ vooral vergrendeld worden, vastgehouden, gekust, beschermd tegen diefstal en weggummen. Want niets is belangrijk dan een veilig thuis.
Thuis
Het hoeft geen muur te zijn
met ruit en dak.
Het mag van hout
of rots
of klei
of blad
| |
[pagina 33]
| |
of ijs.
Een boot op het water
ja, een wagen op reis.
Een hutje mag,
een hol
of een paleis.
Een schelp van slak,
een nest op tak.
In Paramaribo
of Praag
of in Parijs.
Als er maar iemand is
die roept: Kom thuis!
Ik zal het wel verstaan.
Elke taal bedoelt hetzelfde huis.
De onzekerheid over mogelijkheden en verlangens worden in Mutiple noise nog duidelijker afgetast dan in voorgaande bundels:
Kan een vogel begrijpen dat ik honger heb,
al kom ik niets tekort? Weet zo maar een merel
wie ik ben? Kan ik ooit goed genoeg zijn
om ook te vallen, moedig als een echte kerel
en wegvliegen op het laatst? Nee, ik denk
het niet. Ik kan alleen maar schrijven
met mijn vleugels en roepen met mijn mond,
niet dapper wapperen en loskomen van akelige grond.
De eerlijkheid waarmee hij die onzekerheid toont, bepaalt de kracht van de gedichten. De kwetsbaarheid ervan wordt gerelativeerd en ondersteund door afgewogen vormen, de ontmoeting tussen klanken, de confrontatie van beelden, de | |
[pagina 34]
| |
kracht van opsomming en vragen die elkaar vinden in overlopende regels, de afwisseling van ritme en regels in een voortdurende zoektocht. ‘Het woord liefde komt niet los van papier, noch wordt het tastbaar uitgesproken.’ of ‘Het is geen liefde maar verlangen. Het moet een ander zijn in wie ik mij herken.’ Die zorgvuldigheid van vorm en gevoel -een aantal keren drong onweerstaanbaar de vergelijking met de gedichten van Neetje Maria Min en Judith Herzberg naar boven - maken ook de lijfelijke gedichten tot een feest van herkenning, een spel van klank en kleur en pijn. Er zullen wel verontruste ouders, onderwijzers of bibliothecarissen opstaan die de pornografische afdeling in deze bundel isoleren en dan hun verontwaardiging kunnen uiten over de ‘vieze’ plaatjes, over de suggestie van kinderporno en dierenliefde. En dan nog zelfbevlekking ook! ‘In mij is het langzaamaan gaan branden, het heeft geen zin om het nog langer te ontkennen. Ik blus de ergste vlammen door te wrijven zachtjes uit.’ Maar in combinatie met wat voorafging en daarna komt, vertellen juist die lijfelijke gedichten over de pijn van lichaam en geest, de kwetsbaarheid van een mens die alleen in vrijheid kan leven, maar niet weet hoe die vrijheid er uit ziet en daarom bang is voor gebondenheid, voor aanraken en houden van. ‘Het is de angst om te verliezen, om te worden verloren, verkeerd weggelegd, zoektgeraak.’ Uit die wanhoop stijgt in het voorlaatste gedicht ‘De ware’ tenslotte een noodkreet op: ‘Vind mij. Ik roep het: ik ben hier!’ Meer dan in de bundel Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel heeft Ted van Lieshout in Multiple noise de thematische eenheid weten te bewaren. De schetsen, studies, krabbels en kladjes, in potlood of inkt, mogen dan minder extreem of opvallend zijn dan het scala aan kleurillustraties in de vorige bundel, ze dragen wel bij aan de grotere eenheid. Ze zijn eerlijker, zoekender, minder demonstrerend en kunnen mij daardoor meer ontroeren. ‘De enige manier om aan échte schetsen te komen, aan tekeningen waarin gezocht wordt, was de archiefkast overhoop halen en zoeken tussen alle oefentekeningen’, zegt Van Lieshout daarover. En zo komen we de voorstudie tegen van de jongen in bad die op Mijn botjes | |
[pagina 35]
| |
zijn bekleed met deftig vel prijkt, maar ook schetsen die aan de boekenlegger ‘Huizen in boeken’ voorafgingen, studies van een vioolspelende vader voor De allerliefste jongen van de hele wereld, krabbels uit zijn academietijd, modelstudies, mannenlijven in beweging en stilstand, karaktertekens, letters. Een spel van lijnen waarin gevoelens op authentieke wijze zijn afgetast en vastgelegd. Op de voorkant prijkt opnieuw een zelfportret, een treurig kijkend jongmens met flaporen en weemoedig starende ogen. Zijn gezicht is voller en rustiger dan de portretten op voorgaande bundels. Ook in die zin is er verandering. Er is niet langer alleen maar boosheid en ongelukkig zijn, maar ook een voorzichtig accepteren van wie en wat. Om het hoofd van het jongmens krijsen vogels hun kreten in zijn wijdopenstaande oren die vanuit de stilte van het bestaan luisteren naar het lawaai om hem heen. Ik vind Mutiple noise dus een hele mooie bundel waarvoor niet alleen de dichter en illustrator alle lof toekomt maar ook de uitgever die zoveel zorg besteedde aan een boek dat wel weer veel misverstanden zal oproepen. Want natuurlijk is niets aan deze bundel gemakkelijk. Er moet gezocht en gevonden worden, gegraven, uitgepakt en aangelengd. De lezer zal zich open moeten stellen voor wat de lijnen en letters verbergen en tot dat spel zullen maar weinigen, in ieder geval maar weinig jeugdigen zich laten uitdagen. Zou zo'n bundel dan niet voor ‘kinderen’ gepubliceerd moeten/mogen worden? Alsjeblieft, juist wel. Want niet alleen zijn alle gevoelens en emoties daarin volstrekt waar voor elke adolescent die worstelt met zijn identiteit of plaats in het leven. De kracht en schoonheid van taal ontdekken is ook alleen maar mogelijk als je er door uitgedaagd wordt. En dat doet Ted van Lieshout in deze bundel zeer overtuigend. ‘Als ik in een boek moest wonen, koos ik de atlas (huurde ik een kamer in de atlas)’ schrijft Ted van Lieshout in een grafititekst bij een advertentie. Zo'n kamertje in de veelomvattendheid van een atlas zou me niet aantrekken, maar in Multiple noise zou ik wel graag een tijdje willen toeven. |
|