| |
| |
| |
Een kwestie van goede smaak? Het geheim van Thea Beckman.
Peter van den Hoven
In Leesgoed nr. 4, 1990 bespreekt Max Verbeek in de rubriek ‘Goed Gelezen’ Het geheim van Rotterdam van Thea Beckman. Inhoudelijk vindt hij het een goed gedocumenteerd en hecht doortimmerd geschiedverhaal, maar stilistisch noemt hij het triviaalliteratuur. Beckman vervalt steeds vaker in bijna gênante gemeenplaatsen, in een ouderwets, belegen stijl, zo stelt de recensent.
Naar aanleiding van dit artikel is de volgende reeks citaten ontstaan. Bij een beschouwing over kitsch en stereotypen in jeugdliteratuur zou deze verzameling de lezer als kapstok kunnen dienen. In plaats van zijn eigen mening hierover in een theoretisch artikel uiteen te zetten, heeft de samensteller de lezer willen confronteren met deze citaten en hen zó willen aanzetten tot eigen stellingname. De citaten zijn met opzet niet eenduidig gekozen; het is aan de lezer naar eigen smaak te oordelen.
| |
1
‘Op haar eigen, bekende wijze heeft Thea Beckman het 650-jarig bestaan van de stad Rotterdam aangegrepen om een spannende historische roman te schrijven over haar geboortestad. (...) In deze spannende roman met een onverwacht slot, waarin een tip van de sluier wordt opgelicht over de oorsprong van de Rotterdamse volksaard, bewijst Thea Beckman wederom haar schrijverschap en haar historische kennis.’
(Persinformatie Uitgeverij Lemniscaat, 7 juni 1990.)
| |
2
‘Voor een schrijver is een historische roman vakantie van het
| |
| |
echte schrijverschap. Een groot deel van het verhaal en de stof liggen door de gegeven encyclopedische feiten al vast, de schrijver zit op een fluwelen kussentje de gaatjes tussen die feiten in te vullen met zijn verbeelding.’
(Carel Peeters, Vrij Nederland, 26-1-1991.)
| |
3
‘De moderne “historische” roman of laat ik liever zeggen: hedendaagse literatuur, die thema's en personages behandelt die tot de geschiedenis gerekend worden, (moet) in de eerste plaats beschouwd worden als een werk van de verbeelding; tevens kan men een dergelijke tekst zien als de bijdrage in de vorm van een individuele interpretatie, tot de steeds veranderende massa van voorstellingen betreffende het verleden, die we geschiedenis noemen.’
(Hella Haasse, Het verleden als gangmaker van de verbeelding, in: De toekomst van het verleden, Den Haag (NBLC), 1990.)
| |
4
‘Het schrijven van historische romans is een hachelijke zaak. Hoe verder men in de tijd teruggaat, des te moeilijker is het om zich een juist en scherp beeld te vormen van de samenleving van die tijd. Bij jeugdromans komt daar nog een moeilijkheid bij: je moet schrijven vanuit het perspectief van een kind en over het leven van kinderen is zo mogelijk nog minder te achterhalen dan over dat van volwassenen. Bovendien is de kindertijd als levensfase met specifieke kenmerken pas in de laatste eeuwen ontstaan.’
(Lieke van Duin, Vroeger zat je in de leer; Trouw, 24-10-1990.)
| |
5
‘Net als in haar voorgaande historische romans slaagt Thea Beckman er maar moeizaam in haar algemene geschiedenisver- | |
| |
haal (dit keer over de Hoekse en Kabeljauwse twisten) te verweven met de belevenissen van individuen (Caspar en zijn twee vriendinnen). (...) Toegegeven, Thea Beckman levert in een bepaald opzicht vakwerk af, het is een degelijk voorbereid en hecht doortimmerd geschiedverhaal. Dat gaat haar, lijkt het, steeds gemakkelijker af. Steeds gemakkelijker echter vervalt ze ook in bijna gênante gemeenplaatsen, in een ouderwetse, belegen stijl, die ooit voor bloemrijk moet zijn doorgegaan.’
(Max Verbeek, Leesgoed nr. 4, 1990.)
| |
6
‘Ik stel voor om het onderscheid tussen kitsch en niet-kitsch in verband te brengen met dat tussen stereotiep taalgebruik aan de ene kant (clichés, gemeenplaatsen) en literatuur aan de andere kant.’
(Maarten van Buuren, De blik van Medusa, Over kitsch en literatuur; Raster 46, Kitsch-special, A'dam. De Bezige Bij, 1989.)
| |
7
‘Iets “kitsch” noemen houdt onvermijdelijk een waardeoordeel in. Wie het over kitsch heeft moet daarom, of hij wil of niet, “ik” zeggen. En daarmee zit je al meteen in de puree.’
(J.F. Vogelaar, K = K Of Het Glibbert...; Raster 46.)
| |
8
‘Zijn hart kromp samen.’ (25)
‘Maar zijn hart stroomde vol als hij de jongen zag (...).’ (31)
‘Caspar keek naar haar en voelde zijn hart warm worden.’ (174)
‘Melchiors stem, diep en donker, drong door tot Caspars hart en hij voelde de tranen in zijn ogen springen.’ (210)
(Thea Beckman, Het geheim van Rotterdam.)
| |
| |
| |
9
‘Weet je wat kitsch is? Dat is iets dat op kunst lijkt, maar het niet is: iets dat van slechte smaak, van vals gevoel getuigt. Maar nu moeten we nog wel even weten wat slechte smaak en wat valse sentimenten zijn.’
(Willem Wilmink, Koen, maak jij mijn schoen? Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1983.)
| |
10
‘“Slechte” smaak bestaat bij de gratie van een goede, en alleen wie met beide vertrouwd is kan uitmaken wat kitsch is.’
(Jaap Goedegebuure, Kitsch als provocatie; HP, 30-9-1989.)
| |
11
‘De term “kitsch” komt pas rond 1880 op, in oorsprong zeer waarschijnlijk als benaming voor de bruine, gladde brei die ontstaat wanneer - bijv. bij bouwwerken - modder met een “Kitsche” is gelijkgestreken. Overdrachtelijk wordt het dan eerst een scheldwoord voor een bepaald soort schilderijen, en later ook voor literatuur en muziek. Pas in de jaren twintig krijgt het begrip zijn volle, modernere betekenis en dient dan mede ter vervanging van termen als modekunst, dilettantisme, “Unkunst”, “Schund”.’
(Maarten van Nierop, Kitsch en andere lelijkheid; Raster 46.)
| |
12
‘Hij keek weer naar Eva, zo slank, zo pril en toch zo mooi!’ (147)
‘Hij verlangde ernaar Eva te zien, weer de geur van haar haren te ruiken, haren die altijd naar zon en bloemen schenen te ruiken.’ (150)
‘Hij dacht nog steeds aan Eva in de zomerzon.’ (150)
| |
| |
‘Voor zijn ogen, die hij snel sloot, zweefde het beeld van Eva in een blauwe rok en blauw jakje, met blauwe ogen en blonde haren die geurden naar zomer, zon en bloemen.’ (152)
‘In het warme, hoog opgeschoten gras lagen ze in elkaars armen, kusten en streelden elkaar, ondergingen het geluk van jonge geliefden met hunkerende lichamen en ogen die elkaar niet konden loslaten.’ (154)
(Thea Beckman, Het geheim van Rotterdam.)
| |
13
‘Slechte smaak, op het terrein van de kunst, willen wij definiëren als het opdringen van een geprefabriceerd effect.’
(Umberto Eco, De structuur van de slechte smaak, A'dam, Bert Bakker, 1988.)
| |
14
‘Kitsch is datgene wat versleten lijkt; wat de massa of het gemiddelde publiek bereikt omdat het versleten is; wat juist versleten (dat wil zeggen, uitgehold) raakt omdat het wordt blootgesteld aan een dermate intensief gebruik dat het slijtageproces wordt versneld en verhevigd.’
(Umberto Eco, De structuur van de slechte smaak.)
| |
15
‘De magere armpjes en beentjes vulden zich, het gezichtje brak open en de blauwe ogen konden groot en vriendelijk staren naar degene die zich over het tenen wiegje boog.’ (13)
‘Vrouw Hanna keek in het magere, wanhopige gezicht en plotseling duwde ze het omstreden brood de vrouw in de handen.’ (95)
‘Haar blonde haar hing in natte slierten tot op haar schouders, ze hijgde, ze drukte de handen tegen de borst, wilde iets zeggen,
| |
| |
maar kwam adem te kort. De azuurblauwe ogen stonden angstig wijd opengesperd.’ (192)
(Thea Beckman, Het geheim van Rotterdam.)
| |
16
‘Ik heb sterk het idee dat het kitschgehalte van emoties, sentimenten en pathos aan de ene kant bepaald wordt door de individuele humeuren en temperamenten, en dat aan de andere kant de sociale codes een geducht woordje meespelen.’
(Jaap Goedegebuure, Kitsch als provocatie.)
| |
17
‘Kitsch is in de literatuur vooral aan één kenmerk te herkennen: het onvoorwaardelijke geloof in woorden dat vreemd genoeg hand in hand gaat met een volslagen gebrek aan vertrouwen in de lezer, vandaar de uitleg, de pavoiserende adjectieven, de overwaardering van symbolen, de overtreffende trappen en aanwijzingen: voorschriften, niet alleen wat men moet zien en voelen maar vooral ook hoe. Kitsch zegt dát een gevoel er is, echte literatuur laat het hoe en wat horen, zien en voelen, dat is het hele verschil, het heeft met maatgevoel te maken, met dosering.’
(J.F. Vogelaar, K = K of het glibbert..., Raster 46.)
| |
18
‘-, vroeg ze opgewonden.’ |
‘-, voegde ze er vol overtuiging aan toe.’ |
‘-, prevelde de chirurgijn.’ |
‘-, vroeg Balthasar weifelend.’ |
‘-, prevelde Balthasar.’ |
‘-, gromde Melchior.’ |
‘-, vroeg Caspar verwonderd.’ |
| |
| |
‘-, siste Grietje.’ |
‘-, stelde de chirurgijn voor.’ |
‘-, smeekte Grietje.’ |
‘-, zei Caspar voorzichtig.’ |
‘-, antwoordde Melchior snel.’ |
‘-, vroeg hij haperend.’ |
‘-, riep Grietje voor haar beurt.’ |
‘-, sprak Melchior plechtig.’ |
‘-, besliste de chirurgijn.’ |
‘-, zei hij zacht.’ |
(blz. 22 en 23) |
en verder: grommen (16x), mompelen (15x), prevelen (12x), gillen (9x), schreeuwen (8x), menen (8x), zuchten (7x), snauwen (7x), gebieden (7x), stamelen (7x), bassen (6x), sonoor spreken (6x); en een of meerdere keren snikken, dreunen, sissen, smeken, juichen, boemen, bulderen, brullen, jammeren, sussen, krijsen, dreigen, briesen, klagen, grijnzen, kirren, mopperen, etc.
(blz. 7-210)
(Thea Beckman, Het geheim van Rotterdam.)
| |
19
‘(...) de ene prikkel ondersteunt de andere door middel van opeenstapeling en herhaling; iedere losse prikkel, die immers door een lange lyrische traditie aan slijtage onderhevig is, loopt namelijk het gevaar zijn kracht te verliezen en moet dus in een andere vorm opnieuw onder de aandacht worden gebracht.’
(Umberto Eco, De structuur van de slechte smaak.)
| |
20
‘Kitsch is niet alleen een kwestie van het verschil tussen experiment en conventie, of van goede smaak versus slechte, het is vooral een kwestie van verhouding en dosering.’
(Jaap Goedegebuure, Kitsch als provocatie.)
| |
| |
| |
21
‘Grietje keek naar hem op, haar ogen glinsterden. Ze lachte gelukkig.’ (17)
‘Grietje echter lachte vrolijk en fluisterde opgewekt.’ (35)
‘Ze lachte gelukkig.’ (17)
‘Hij lachte Grietje zonnig toe.’ (46)
‘Het lacherige, springerige Grietje, een en al vrolijkheid en energie.’ (46)
‘Haar vrolijkheid, haar eeuwig goede humeur, haar onwankelbaar optimisme (...) (125)
‘Ze keek alleen, maar zo intens, zo blij... (146)
(Thea Beckman, Het geheim van Rotterdam.)
| |
22
‘Kitsch wekt vlak achter elkaar twee tranen van ontroering. De eerste traan zegt: Wat mooi, kinderen die over een grasveld rennen! De tweede traan zegt: Wat mooi om samen met het hele mensdom ontroerd te zijn door kinderen die over een grasveld rennen! De tweede traan maakt kitsch pas tot kitsch.’
(Milan Kundera, De ondraaglijke lichtheid van het bestaan; Weesp (Agathon), 1985.)
| |
23
‘Zonder kitsch in de zin van helderheid, doorzichtigheid en voorspelbaarheid is niet alleen massacommunicatie onmogelijk maar ook een gesprek, een relatie, laat staan een betekenisvolle, authentieke relatie waar de romanpersonen van Kundera zo naar hunkeren.’
(Michel Korzec, Ode aan de Kitsch; De Volkskrant, 22-9-1990.)
| |
| |
| |
24
‘Precies zoals een aesthetisch onontwikkelde vrouw een namaakgotisch dressoir prachtig vindt, omdat niemand haar ooit aesthetische richtlijnen gegeven heeft, zo is het ook met kinderen. Ze lezen critiekloos en hun smaak is nog niet ontwikkeld en iedere schrijver die door heeft aan welke emoties kinderen behoefte hebben kan een bevredigend kinderboek schrijven, slecht, lelijk en inhoudsloos, maar bevredigend. En uitgevers kunnen dat uitgeven, en zo werkt het commerciële hand in hand met goedkoop talent en onontwikkelde smaak van de jeugd.’
(Annie M.G. Schmidt, Van schuitje varen tot van Schendel; A'dam, CPNB, 1954.)
| |
25
‘Als volwassenen een boek afkatten en kinderen bekronen het, dan moet ik wel eens lachen. Dan denk ik: wie heeft er nou gelijk? Dat boek is voor kinderen geschreven. Dus als die het mooi vinden dan doet het oordeel van volwassenen er niet toe. Wat heeft het voor zin een boek te schrijven dat kinderen na drie bladzijden opzij gooien omdat ze er niets aan vinden? Ik hou rekening met mijn publiek, ja. Dat klinkt heel commercieel maar toch doe ik dat.’
(Thea Beckman, Op zoek naar de magie; De Tijd, 29-9-1989. Interview door Jet Kunkeler met Thea Beckman en Wim Hofman.)
| |
26
‘De vraag is nu hoe de verstenende werking van clichés, gemeenplaatsen en eigentijdse mythes gebroken kan worden. Ik denk dat dat kan als we ons literatuur voorstellen als een spel waarin taalstereotypen van hun taalverstarring worden ontdaan.’
(Maarten van Buuren, De blik van Medusa; Raster 46.)
| |
| |
| |
27
‘Je moet een heel strakke compositie aanhouden, want zo gauw kinderen de draad kwijt zijn, houden ze op. Je kunt niet zo gek veel experimenteren. Dat zou best leuk zijn, experimenteren met de vorm, met de compositie, met de hele rataplan. Maar daar weten ze geen raad mee. Drie misschien. Wonderkindertjes.’
(Thea Beckman, Op zoek naar magie.)
| |
28
‘Een essentiële eigenschap van kitsch is dat hij op zeer onopvallende wijze autoritair is en stipuleert wat de toeschouwer/lezer erin moet zien. Kitsch kiest de weg van de minste weerstand. Hij irriteert niet, daagt niet uit en maakt niet onzeker.’
(Henk Propper, Wenen om het paard van Nietzsche; Raster 46.)
| |
29
‘Ik denk dat kitsch-elementen, overdreven sentimenten, gruwelijke avonturen, veel verdriet, angst, hartstochten, eeuwige trouw en nog eeuwiger liefdes bij een geletterde opvoeding horen.’
(Aukje Holtrop, Gevaarlijke invloed? Kitsch en kinderboeken; Raster 46.)
| |
30
‘Misschien verwijdert dit de volwassenen het verst van de kinderen: het verlies van slechte smaak. Of het moet het verlies zijn van het vermogen een schitterende verbeeldingswereld te scheppen uit soms inferieur materiaal. Maar wat is inferieur? Anton Wachter, in wie toch de kiemcel aanwezig was van een der grootste vermogens tot verbeelding uit de Nederlandse letterkunde, ondervond een van zijn eerste literaire sensaties bij lezing - samen met zijn moeder - van de feuilletons uit Het
| |
| |
Nieuws van den Dag.’
(Kees Fens, Achter de Berg, in: De hele Bibelebontse berg, Querido, 1989.)
| |
31
‘Kritiek op kitsch en burgerlijkheid is de hoogmoed van kunstenaars en intellectuelen. Hoogmoed is zonde. Zonde is kitsch. Wij zijn allen zondaars.’
(Michel Korzec, Ode aan de Kitsch.) |
|