| |
| |
| |
Waar is lezen eigenlijk goed voor?
Tom H.A. van der Voort
Matilda was een bijzonder kind, en dat was ze.
‘Toen ze anderhalf jaar oud was kon ze perfect praten en kende ze meer woorden dan de meeste grote mensen. Toen ze drie was had Matilda zichzelf leren lezen door rondslingerende kranten en tijdschriften te bestuderen. Met vier jaar las ze zo snel en goed dat ze begon te hunkeren naar boeken. Het enige boek in dat hele intellectuele huishouden was een boek van haar moeder dat Koken voor beginners heette. Toen ze dit van begin tot eind had gelezen en alle recepten uit haar hoofd kende, besloot ze dat ze graag iets interessanters wilde.
‘Pappa,’ zei ze, ‘zou U misschien een boek voor me willen kopen?’
‘Een boek?’ vroeg hij, ‘wat moet je nu in vredesnaam met een boek?’
‘Lezen, pappa.’
‘Wat is er mis met de televisie, verdorie? We hebben een prachtige grootbeeld tv en jij moet zo nodig een boek! Je bent een verwend nest, kind.’
Over Mathilda, een creatie uit het potlood van Roald Dahl, hoeven we ons geen zorgen te maken. Ondanks het verzet van haar vader wordt haar leeshonger ten volle gestild, zij het niet door tussenkomst van de plaatselijke boekhandel maar dankzij de hulp van de bibliotheek. Zorgwekkender is de cultuurfilosofische opstelling van Matilda's vader, die met geen mogelijkheid kan bedenken wat een mens, na diep geïnvesteerd te hebben in kijkapparatuur, nog met een boek zou doen.
| |
Cultuurrelativisme
Zeker, de eigenschappen die de schrijver Matilda's vader meegeeft, maken het niet eenvoudig de man serieus te nemen. Hij mist elke vorm van beschaving, verwaarloost zijn briljante dochter, drijft een malafide zaak in tweedehands auto's en ziet er ook zo uit. Het zijn echter niet alleen parvenu's die menen dat we het lezen zonder bezwaar voor gezien kunnen houden. Ook fijner
| |
| |
besnaarde mensen, die ook nog hebben doorgeleerd, verdedigen soms met verve dat de televisie het boek zonder problemen kan vervangen. Anders dan Matilda's vader, willen deze cultuurrelativisten het boek geenszins uitbannen, want lezen doen zij volop. Blijkbaar ziet men er geen been in als anderen het lezen voor kijken inruilen, terwijl men voor zichzelf liever een andere keuze maakt.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau, een instelling die in het leven is geroepen om het sociaal en cultureel welzijn hier te lande in kaart te brengen en te adviseren over het te voeren beleid, neemt in het debat over het nut van lezen een opvallend laconieke positie in. Recentelijk heeft dit bureau ondubbelzinnig aangetoond dat de tijd die de Nederlandse bevolking met het lezen van boeken doorbrengt in vergelijking met dertig jaar terug op zijn minst is gehalveerd, waarbij de opkomst van de televisie als één van de boosdoeners werd aangewezen. Wellicht omdat hetzelfde bureau in eerdere publicaties met stelligheid had ontkend dat de televisie het lezen van boeken in de weg zit, voorziet het de gesignaleerde verschuiving van woord naar beeld van een groot aantal relativerende kanttekeningen. Zonder na te gaan wat mensen missen als zij leestijd voor kijktijd inruilen of daarvoor terugkrijgen, wordt de expansie van het televisie kijken ten koste van het lezen als een neutrale ontwikkeling afgeschilderd. Op basis van de geenszins sluitende redenering dat leesbevorderende maatregelen geen effect sorteren, omdat zij de recente teruggang van het lezen niet konden keren, adviseert het Sociaal en Cultureel Planbureau de overheid de zaak maar op zijn beloop te laten en van verdere stimulerende maatregelen af te zien.
| |
‘If you can't beat 'em, join 'em’
Blijkens de in mei van dit jaar verschenen Letterenbrief heeft minister d'Ancona dit advies naast zich neergelegd. Zij neemt zich voor het lezen van zowel het literaire als het minder pretentieuze boek te stimuleren. Opmerkelijk is dat de minister onder meer de hulp van de televisie wil inroepen, het medium dat tijd opsnoept die anders deels aan lezen zou zijn besteed. Blijkbaar is het motto: ‘If you can't beat 'em, join 'em’. Het idee is gebaseerd op het ervaringsgegeven dat boekenprogramma's, evenals de uitzending van films waarvan een boekversie op de markt is, vaak bewerkstelligen dat de onder de aandacht gebrachte titels frequenter worden gelezen. Dat hoeft echter nog niet te betekenen dat er onder invloed van zulke programma's ook méér wordt gelezen. In principe is het denkbaar - maar onderzocht is dit niet - dat de ‘leeswinst’ die via boekenprogramma's tot stand wordt gebracht, voor een deel weer teniet wordt gedaan doordat titels die zich niet in de aandacht van de
| |
| |
televisie mochten verheugen, minder worden gelezen. De reclamespot ‘Schat, staat de Bokma koud?’ zorgt ervoor dat we meer Bokma gaan drinken. Maar dat betekent nog niet dat we ook meer jenever gaan drinken. Het Amerikaanse televisiestation ABC projecteert aan het eind van sommige naar een boek gemaakte kinderfilms de tekst: ‘Watch the Program - Read the book’. Mogelijk helpt dat. De Amerikaanse anti-TV-profete Marie Winn heeft voorgesteld een doelmatiger tekst te gebruiken: ‘Don't watch the program - read the boek instead’. Maar dat is wat veel gevraagd.
Leesbevordering is geen eenvoudige zaak. Elke ouder waarvan het ene kind volop leest en het andere met geen stok aan het lezen is te krijgen, weet dat uit eigen waarneming. Ook over de wegen waarlangs het lezen het best bevorderd kan worden, is nog bitter weinig bekend. Het wordt hoog tijd dat in plaats van de hap-snap-initiatieven die veelal worden genomen, goed doordachte en grondig geëvalueerde experimenten worden opgezet die onze kennis omtrent de effecten van leesbevorderende maatregelen kunnen vergroten.
| |
Geletterdheid in soorten
Hoewel het boek in het vrijetijdsgedrag duidelijk terrein heeft verloren, heeft de beeldcultuur op school nauwelijks voet aan de grond gekregen. Het boek is het onderwijsmiddel bij uitstek, en de media-opvoeding op school is bijna uitsluitend op het gedrukte woord gericht. Men kan zich zelfs afvragen of de school niet te veel aandacht aan het boek geeft. Een school die op het leven voorbereidt, moet het kind behalve ‘echte’ geletterdheid ook visuele en computer-geletterdheid bijbrengen. De computer verdient daarbij aanzienlijk meer aandacht dan de televisie, want visuele geletterdheid ontwikkelt zich voor een groot deel vanzelf, simpelweg door regelmatig te kijken, terwijl voor het leren omgaan met de computer aanzienlijk meer tijd moet worden uitgetrokken. Daarnaast is de grote aandacht die het boek op de school geniet niet altijd bevorderlijk voor de liefde voor het boek. Te vaak wordt het boek uitsluitend als een opgave gepresenteerd, onder verwaarlozing van activiteiten die kinderen plezier in lezen bijbrengen.
Het is onbekend of de verschuiving van woord naar beeld die zich buiten de school heeft voltrokken, zich in de toekomst zal voortzetten. Maar ik hoop van harte dat de voorsprong die de televisie reeds thans op het boek heeft niet verder zal worden vergroot. Niet omdat ik meezing in het koor van intellectuelen die op de televisie neerkijken en maar al te graag de suggestie wekken dat zij hoogst zelden kijken. Naar mijn mening bestaan er geen goede of verkeerde media, en is de televisie geen minder medium dan het boek. Maar dat betekent niet dat de televisie en het boek onderling uitwisselbaar zijn.
| |
| |
Televisie en boek leveren elk voor zich een eigen bijdrage aan de geestelijke ontplooiing, waarbij de kracht van het ene medium vaak de zwakte van het andere is. Een harmonieuze geestelijke ontwikkeling is daarom het meest gediend met een evenwichtig samengesteld mediamenu, dat zowel aan lezen als aan televisie kijken voldoende ruimte laat.
| |
Cognitieve effecten van film en boek
Over de verschillen in cognitieve effecten die door televisiefilms en boeken worden opgeroepen, wordt reeds lang gespeculeerd. Recentelijk is echter een reeks psychologische onderzoekingen verricht waarin getracht is de sterke en zwakke punten van beide media empirisch vast te stellen. De kwaliteit van de leesstof en de televisiefilms bleef buiten beschouwing. In het onderzoek werd juist geprobeerd de inhoud van de tekst en film zoveel mogelijk gelijk te houden. De kwaliteit van de producten die televisie en drukpers bieden, lijkt ook ongeschikt als maatstaf om televisie en boek te wegen. De culturele betekenis van veel televisieprogramma's is inderdaad mager, maar hetzelfde kan van veel boeken worden gezegd.
In de meeste experimenten kregen proefpersonen een verhaal aangeboden, ofwel in de vorm van een voorgelezen of zelf-gelezen tekst ofwel in de vorm van een film. Onwille van de experimentele vergelijkbaarheid werd de verbale vertelling in tekst en film meestal gelijk gehouden. In feite ging het dus om een vergelijking van een tekst mèt en een tekst zònder visuele ondersteuning van bewegende beelden. Na afloop werd nagegaan wat men van het verhaal had onthouden, via gerichte vragen of door het verhaal na te laten vertellen.
| |
Onthouden
Als grote verdienste van de televisie komt uit deze experimenten naar voren dat verfilmde verhalen beter worden onthouden. Dankzij de visuele ondersteuning die de toevoeging van bewegende beelden aan de verbale vertelling geeft, worden de verfilmde verhalen vollediger en met minder vergissingen naverteld. Vooral de acties uit het verhaal worden door de proefpersonen die de film hebben gezien, beter herinnerd dan door de proefpersonen die het alleen met de tekst moesten doen. Ook ander onderzoek laat zien dat de televisie bij de overdracht van informatie bijzondere voordelen biedt zodra het om acties of andere bewegingsprocessen gaat, vooral als die uit eigen waarneming nog onbekend zijn. Bij de uitleg van zaken die een ruimtelijke voorstelling van acties of bewegingen vereisen, schieten woorden gauw tekort. Het zou goed zijn als fabrikanten die, om kosten te sparen, een product
| |
| |
ongeassembleerd bij de klant afleveren, tot dit besef kwamen. Heel wat frustraties zouden worden voorkomen als de vaak onduidelijk geformuleerde handleiding vervangen werd door een videoband waarin stap voor stap exact wordt voorgedaan hoe het ding in elkaar moet worden gezet.
| |
Fantasie
De heldere visuele voorstellingen die de televisie tot stand brengt, hebben echter niet alleen voordelen. Als het om andere mentale vaardigheden dan het onthouden gaat, zitten de heldere plaatjes in het hoofd van de kijker de prestaties vaak juist in de weg. Dat blijkt onder meer uit onderzoek waarin is nagegaan in hoeverre film en boek de fantasie stimuleren. Het spreekt voor zich dat tijdens het lezen de fantasie meer wordt geprikkeld dan tijdens het televisie kijken. Als men leest, moet men zich immers zelf een voorstelling van het vertelde maken, terwijl een film weinig aan de verbeelding overlaat. Maar uit diverse experimenten blijkt dat ook na afloop van het verhaal het boek de fantasie meer ruimte laat dan een film. Gevraagd om een tekening van een verhaal te maken, bleken kinderen die een verhaal alleen in tekstvorm hadden gekregen aanzienlijk origineler tekeningen te produceren dan kinderen die naar de film hadden gekeken. Niet gehinderd door herinneringen aan filmbeelden verwerkten de ‘leeskinderen’ meer elementen in hun tekening die niet in het verhaal zaten. De ‘TV-kinderen’ bleven daarentegen in hun tekening dicht bij het geziene, hetgeen de originaliteit verminderde maar wel de technische kwaliteit van de tekeningen ten goede kwam. Ook experimenten waarin een verhaal vroegtijdig werd afgebroken en kinderen de opdracht kregen om zelf te bedenken hoe het verhaal afloopt, laten zien dat het boek de fantasie meer stimuleert dan de film. Het slot dat de leeskinderen voor het verhaal bedachten, bevatte opnieuw meer oorspronkelijke elementen dan de afloop die door de TV-kinderen werd verzonnen.
| |
Denken
Ook het creatieve denken lijkt door het boek gemakkelijker bevorderd te worden dan door de film. Dit blijkt uit een experiment waarin kinderen via een tekst of een film met één oplossing van een probleem worden geconfronteerd, en vervolgens de opdracht kregen zelf een alternatieve oplossing te bedenken. De leeskinderen die de voorbeeldoplossing alleen in tekstvorm kregen, namen in hun zelfbedachte oplossingen aanzienlijk meer afstand van het voorbeeld dan de kinderen die naar de filmversie hadden gekeken. Kennelijk remden de voorstellingen die de TV-kinderen van de filmprestatie
| |
| |
overhielden hun vermogen om vrijuit over het probleem na te denken.
Daarnaast zijn er aanwijzingen dat film en boek verschillende denkstijlen in de hand werken. Enkele onderzoekingen laten zien dat televisie kijken kan leiden tot een verkorting van de tijd die kinderen nemen om een antwoord op een intellectueel probleem te vinden. Het denken wordt impulsiever, dat wil zeggen men denkt korter na en maakt daardoor meer fouten. Een verklaring is dat de televisie met haar opgelegde tempo en frequente beeldwisselingen weinig tijd voor reflectie laat. Het boek laat daarentegen aanzienlijk meer ruimte voor reflectie: men leest in eigen tempo, kan stoppen waar men wil, en heeft alle gelegenheid een passage te herlezen of een onbekend woord op te zoeken.
| |
Uitdrukkingsvermogen
Cognitief gezien ligt vermoedelijk de belangrijkste verdienste van het boek in zijn positieve effecten op ons mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvermogen. In experimenten waarin een film met een tekstversie van een verhaal werd vergeleken, bleken de leeskinderen in hun navertelling bloemrijker taal te gebruiken dan de TV-kinderen. Bovendien verwezen de leeskinderen op een helderder manier naar de personen die in het verhaal in het geding waren. De TV-kinderen maakten in hun navertelling minder duidelijk over wie zij het precies hadden, waarschijnlijk omdat zij tijdens de navertelling de televisiefiguur in kwestie in hun geestesoog nog vóór zich zagen, en zich onvoldoende realiseerden dat de luisteraar het zonder moest doen.
Omdat in deze experimenten de verbale vertelling in boek en film gelijk is gehouden, worden de positieve effecten van het boek op ons verbale uitdrukkingsvermogen waarschijnlijk onderschat. Buiten het laboratorium bevatten films immers zelden complete verbale vertellingen: de tekst beperkt zich doorgaans tot de dialoog en de rest wordt uit de beelden duidelijk. Het boek biedt daarentegen een compleet taalmodel, omdat behalve de dialoog ook tijd, plaats en handeling worden beschreven. Een analoog verschil treft men aan in het woordgebruik bij een voetbalverslag op de radio en televisie. De televisiecommentator kan volstaan met vaagverwijzend taalgebruik in een ‘weet-je-wel’-stijl. De luisteraar weet echter niets, hetgeen de radioverslaggever dwingt door het gebruik van terminologie die een beschrijving geeft van positie en beweging van de bal alsnog een beeld van de wedstrijd op te roepen.
Het navertellen van een film heeft veel gemeen met het vertellen van iets dat men heeft meegemaakt. Veel mensen hebben moeite met het gebruik van bewoordingen die de achtereenvolgende concrete gebeurtenissen overschrijden. Niet zelden vervalt men in een tante-Betje-stijl, waarbij min of meer
| |
| |
woordelijk wordt gezegd wie achtereenvolgens wat heeft gezegd (‘En toen zei ik, en toen zei hij, en ik zeg nog’). Het taalvoorbeeld dat de film biedt gaat het niveau van dit soort vertellingen zelden te boven. De regelmatige lezer wordt daarentegen zijn leven lang met een completer en rijker taalmodel geconfronteerd. Ongemerkt vergroot men al lezend de woordenschat en het repertoire aan formuleringen waarmee men zijn gedachten kan verwoorden. Dat de bijdrage die de televisie aan ons schriftelijk uitdrukkingsvermogen levert vermoedelijk minder gunstig uitpakt, wordt gesuggereerd door een onderzoek waarin de schrijfstijl van kinderen met hun kijktijd in verband werd gebracht. De opstellen van zware kijkers liepen minder vlot, en beschreven meer externe, oppervlakkige elementen dan de opstellen van lichte kijkers.
| |
Onderschatting
Er is nog een tweede reden om aan te nemen dat de voordelen die het boek in vergelijking met de televisie heeft, in de uitgevoerde experimenten onderschat worden. Tijdens de experimenten worden zowel de tekst als de film met grote aandacht gelezen en bekeken. Men kan ook moeilijk anders, want er zit een onderzoeker bij die na afloop vast wil weten wat je van het verhaal vond of ervan hebt opgestoken. Buiten het laboratorium is de aandacht die voor de producten van de media wordt opgebracht echter lang niet altijd optimaal. Vooral bij volwassenen is er aanleiding te vermoeden dat de aandacht die tijdens het televisie kijken wordt opgebracht vaak onderdoet voor de aandacht waarmee boeken worden gelezen. Veel volwassenen kijken immers ook televisie als het gebodene hen eigenlijk weinig interesseert, terwijl men een boek alleen uitleest als het blijkt te boeien.
De televisiekijker verschilt ook van de boekenlezer doordat een boek alleen maar goed is te lezen als men zich, zo niet fysiek, dan toch in ieder geval sociaal afzondert, terwijl tijdens het televisie kijken het huiskamerleven en de conversatie vaak ongeremd doorgaan. Het sociale isolement dat het boek biedt, gevoegd bij het feit dat het boek op elk tijdstip beschikbaar is, kan verklaren waarom scholieren die ergens over inzitten vaak gemakkelijker naar een boek grijpen dan de televisie aanzetten.
| |
‘Tekst op papier’ versus ‘Tekst op een beeldscherm’
In mijn opsomming van de verdiensten en beperkingen die het boek vergeleken met de televisie heeft, heb ik vooral de sterke punten van het boek benadrukt, een keuze die in het licht van de feestelijke aanleiding voor deze bijeenkomst te billijken is. In het computertijdperk dat wij op het punt staan
| |
| |
binnen te treden, wordt een andere mediavergelijking actueel, namelijk van teksten op papier met teksten die op een computerscherm verschijnen. Duidelijk is dat naslagwerken en catalogi die snel verouderen en slechts voor korte tijd geraadpleegd worden, in de toekomst steeds vaker met behulp van een personal computer geraadpleegd zullen worden. Maar ook in het computertijdperk zal het boek onmisbaar blijven. Niet alleen omdat het boek zich in vergelijking met beeldschermtekst sneller en comfortabel laat lezen of omdat je erin kunt strepen. Maar vooral omdat het lezen van boeken zoveel aangenamer is. Een goed uitgegeven boek is een lust voor het oog, ligt aangenaam in de hand, en het ruikt zelfs lekker.
Een kille vergelijking tussen tekst die zichtbaar is op papier of een beeldscherm verheldert de waarde van het boek echter nauwelijks. De betekenis van het boek wordt duidelijker als Roald Dahl vertelt wat Matilda beleeft als zij tijdens de bingomiddagen van haar moeder met een kop warme chocola op haar stille zolderkamertje zit te lezen:
‘De boeken voerden haar mee naar nieuwe werelden en lieten haar kennis maken met wonderlijke mensen die opwindende levens leidden. Ze voer mee op oude zeilschepen met Joseph Conrad. Ze ging naar Afrika met Ernest Hemingway en naar India met Rudyard Kipling. Ze reisde heel de wereld rond in haar kleine kamertje in een Engels dorp!’
|
|