Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 1-2
(1986-1988)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |||||||
Illustraties in kinder- en jeugdboeken, een inleiding.
| |||||||
Voorkeur voor illustraties.Gerard Smerdon onderzocht in hoeverre bepaalde achtergrondgegevens van een kind van invloed zijn op de voorkeur, dan wel het afwijzen van abstractie in illustraties. Hij concludeert dat kinderen, ongeacht welke leeftijd, de voorkeur geven aan een realistische weergave, boven een ver doorgevoerde vorm van abstractheid. Een verschil tussen de voorkeur van jongens en die van meisjes werd niet gevonden. In Taking advantages of media vraagt Laurene Krasny Brown zich af wat een illustratie aantrekkelijk maakt voor kinderen. Dit kan betrekking hebben op persoonlijke voorkeur, maar deze voorkeur is beïnvloed door leeftijd en kunstzinnige opvoeding. In haar onderzoek gebruikte Brown illustraties bij de fabels van Aesopus. Deze fabels zijn door zeer verschillende illustratoren in beeldtaal omgezet. Van de leeftijden 5, 8 en 11 jaar werden steeds 15 kinderen betrokken in het onderzoek. Zij kregen vijf fabels te horen. Nadien moesten zij de illustraties kiezen die het meest aantrekkelijk was, en een die het minst aantrekkelijk was. Aan de kinderen werd eveneens een toelichting gevraagd. | |||||||
[pagina 6]
| |||||||
Een bekende fabel is die van de leeuw en de muis. De kinderen kregen vier illustraties voorgelegd. Favoriet bij de drie leeftijdsgroepen was een gegraveerde en een ‘small-pencil’ illustratie (resp. 4.3 en 4.1). Illustratie 4.3 werd gekozen vanwege het realistische karakter van de afbeelding. De leeuw probeert zich vrij te maken. Bij illustratie 4.1. was de humoristische kant van het verhaal doorslaggevend. Op deze wijze werden vooral de gevoelens van de muis en de leeuw weergegeven. Brown concludeert uit haar onderzoek dat ‘older children do often base a choise on an illustration's realism’, maar er werd ook vaak gewezen op de vormgeving, de techniek, de actie, de emotie van de karakters e.d. Het realistische karakter van een illustratie was niet steeds doorslaggevend. Het idee van de fabel speelde duidelijk een rol. Aangeklede dieren leverden op zich geen problemen op. Bij jongere kinderen viel haar op dat zij de meeste spreiding aangaven in de voorkeur voor illustraties. Ook waren zij zeer goed in staat om hun waardering en kritiek onder woorden te brengen. Als echter onderwerpen uit hun ‘dagelijkse leefwereld’ afgebeeld worden, dan gaat hun eigen ‘dagelijkse voorkeur’ meespelen. De hond die het meeste lijkt op hun eigen hond wordt gekozen en niet de hond die het beste bij het verhaal past. Uit het onderzoek zou je voorzichtig kunnen concluderen dat het aanbeveling verdient om jonge kinderen met zoveel mogelijk verschillende vormen van illustreren in aanraking te brengen. Het leren scheiden van de techniek en de inhoud van de illustratie is een belangrijke stap in de kunstzinnige ontwikkeling. In Nederland is voor zover mij bekend op dit gebied geen onderzoek verricht. Maar het onderzoek naar een bepaalde voorkeur voor vormen van illustraties, zou van groot belang zijn. Niet in de laatste plaats voor de uitgevers. Carel Peeters heeft ooit (Vrij Nederland, 5 maart 1977) een aantal illustraties van Alice in Wonderland naast elkaar gezet. In ‘The illustrators of Alice in Wonderland’ van Graham Ovenden & John Davis is eveneens veel vergelijkingsmateriaal te ontdekken. Aan welke illustraties geven kinderen nu de voorkeur? Je zou het onderzoek ook verder kunnen uitbreiden. Bepaalde klassiek geworden boeken zijn veelvuldig geïllustreerd. In hoeverre geven kinderen de voorkeur aan de modernste illustratie boven die van jaren terug. Leg de verschillende Jip en Jannekes eens naast elkaar. En wie herkent de oudere illustraties van Pietje Bell? | |||||||
De interpretatie van de illustratie.Uit bovenstaande mag geconcludeerd worden dat kinderen duidelijk een voorkeur hebben voor bepaalde vormen van illustreren en dat zij ook in staat zijn hun voorkeur te beargumenteren. Maar hoe staat het met de interpretatie van het afgebeelde? | |||||||
[pagina 7]
| |||||||
Illustraties worden vaak zeer verschillend geïnterpreteerd. Iedereen haalt iets anders uit een illustratie. Deze interpretatie kan afhankelijk zijn van de vormgeving. De vormgeving kan gevoelens oproepen die niet voor iedereen gelijk zijn. De interpretatie is echter ook zeer afhankelijk van de vroegere ervaringen of cultuurgebondenheid van de ‘kijker’. Het herkennen van een bepaalde symboliek blijkt afhankelijk te zijn van een eerder geleerde vaardigheid en dus bepaald door leeftijd, cultuur en vorming.
Peeck (1981) zegt hierover: ‘Over het algemeen wordt wel aangenomen dat er in de ontwikkeling die kinderen bij het lezen van plaatjes doormaken drie niveau's te onderscheiden zijn. Eerst komt het kind niet verder dan het vaak vrij willekeurig benoemen van voorwerpen die op het plaatje staan afgebeeld, vervolgens ontwikkelt het kind de mogelijkheid tot het geven van een beschrijving van wat er op het plaatje te zien is, en daarna ontstaat pas de mogelijkheid tot interpreteren en het trekken van conclusies’. Dit lineaire proces is echter bij het bereiken van het laatste niveau niet afgerond. Er zal nog gerichte oefening nodig zijn om de informatie uit het beeld optimaal te benutten.
In een onderzoek werd een duidelijke tegenstelling tussen de inhoud van de tekst en de weergave in de illustratie aan kinderen aangeboden (leeftijd 10 jaar). Kinderen werden min of meer gedwongen een keus te maken, tussen de informatie uit de tekst en die uit de illustratie. Bij het navertellen van het verhaal werd door de helft van alle kinderen gekozen voor de informatie die de illustratie verstrekte. Ook deed zich het opmerkelijke feit voor dat kinderen geen keuze tussen tekst en illustratie maakten, maar alle informatie gebruikten in het navertelde verhaal. De aangeboden informatie werd gereduceerd tot een kennisgeheel. | |||||||
Illustratoren aan het woord.In hoeverre houden illustratoren rekening met bovenstaande gegevens? Vooraf moet opgemerkt worden dat veel illustratoren zeggen niet te weten welke werking hun illustraties op kinderen hebben. Fiel van der Veen stelt dat je bij jonge kinderen moet vermijden om symboliek in een tekening te gebruiken. Je moet snel herkenbare vormen kiezen, want het kunnen lezen van een illustratie loopt in zekere mate parallel aan de taalontwikkeling van het kind. ‘Mijn stijl van tekenen bindt mij niet aan een bepaalde leeftijdsgroep. Je moet rekening houden met het getraind zijn in het lezen van tekeningen, voor jonge kinderen moet je niet te veel informatie in een tekening stoppen. Maar als je een tekening maakt voor een informatief tijdschrift voor tienjarigen met de doorsnede | |||||||
[pagina 8]
| |||||||
van de “nieuwste” vliegende schotel, dan weet je dat een jongetje met zijn vinger al de getekende gangen zal nagaan.’ The Tjong Khing zegt: ‘Ja, je moet natuurlijk rekening houden met je doelgroep. Oudere kinderen willen vaak graag naturalistische tekeningen, terwijl jonge kinderen graag wat karikatuurachtige tekeningen willen, waarin de verhoudingen buiten proporties liggen.’ | |||||||
Fundamenteel onderzoek.In deze inleiding heb ik slechts twee voorbeelden willen aanhalen van aspecten met betrekking tot illustraties die nader onderzocht moeten worden. Uiteraard zijn meer onderzoeksvragen te bedenken, maar m.i. zou in de eerste plaats onderzocht moeten worden wat de relatie is tussen voorkeur van bepaalde illustraties en een aantal achtergrondgegevens van kinderen, zoals sekse, leeftijd, vorming, etc. Vervolgens zou bekeken moeten worden of met betrekking tot de interpretatie van het afgebeelde een relatie te ontdekken is tussen deze interpretatie en de leeftijd van het kind. | |||||||
Literatuursuggesties:
|
|