Kees van der Kooij gaat in zijn bijdrage: ‘Historische jeugdliteratuur; theoretische en onderwijskundige aspecten’ in op het gebruik van historische jeugdboeken binnen het onderwijs. Allereerst geeft hij aan wat we moeten verstaan onder verhalend-informatieve historische jeugdboeken om uiteindelijk eisen aan deze boeken te stellen, willen zij als onderwijsleer- en hulmpmiddel bruikbaar zijn binnen het onderwijs.
Deze eisen vinden we ook terug in de overige bijdragen. Tonny Vos-Dahmen von Buchholz gaat in op de problemen die zij tegenkomt bij het schrijven van historische jeugdboeken. ‘De schrijver die kiest voor het genre historische roman, kiest het meest arbeidsintensieve hoekje van de literatuur’, zegt ze. Historische betrouwbaarheid staat erg hoog in haar vaandel. Om dit te bereiken is het nodig dat er veel onderzoek aan het uiteindelijke schrijfproces voorafgaat. Dit betekent zeker niet dat het verhaal op de tweede plaats zou komen, maar historische betrouwbaarheid is een vereiste.
Thea Beckman benadert hetzelfde probleem vanuit haar ervaringen. ‘Schrijven voor jonge lezers is een ding; het schrijven van een historische roman voor jonge lezers is wezenlijk iets heel anders’, zegt zij. De relatie tussen feit en fantasie en de mogelijke geschiedsvervalsing die hieruit kan voortkomen, krijgt ruimschroots de aandacht.
In ‘Reacties van kinderen op historische verhalen’ geeft Jesse Marijn ons enig inzicht in de lezer van dit genre boeken. Waarom lezen kinderen deze boeken? Hoe moeten deze boeken er volgens hen uitzien? Naar aanleiding van een klein onderzoekje laat Jesse Marijn de mening van de lezer horen. Een meisje vertelde ‘Een schrijver moet een goed evenwicht kunnen vinden: het boek moet nl. boeiend blijven met die nodige geschiedkundige elementen. Maar deze moeten zo handig verwerkt worden, dus er niet perse ingeperst, want het is geen geschiedenis boek.’ In hoeverre Tonny Vos-Dahmen von Buchholz, Thea Beckman en Jesse Marijn hierin geslaagd zijn, laten we over aan de lezer.
In het eerste deel van deze aflevering van het documentatieblad wordt aangetoond dat de bestudering van de kinder- en jeugdliteratuur een zeer boeiend gebeuren is.
In het tweede deel kunnen we lezen hoe een bepaald genre, de historische jeugdroman, ontstaat, gebruikt en gewaardeerd wordt.
De inleiding van Leo van Maris weet deze twee delen met elkaar te verbinden. Het dagboek als vorm van historische roman, waarbij de schrijver aan de tijd waarin hij leeft gebonden is, en het dagboek als bron van historisch onderzoek.