Uit de tijdschriften
Het literaire tijdschrift en de kinderliteratuur. Bespreking van ‘De Revisor’, 1986: 4
‘Laten we eens een nummer maken over kinderliteratuur. Er zijn tegenwoordig zoveel serieuze schrijvers die zich daarmee bezighouden.’
‘Ja, leuk, daar moeten we echt op inhaken. Trouwens, ik heb zelf ook nog een aardig verhaal liggen. Dat kunnen we dan mooi meenemen.’
‘Ik ook, geloof ik.’
‘Hé, ik ook!’
Zo ongeveer moet de redactievergadering verlopen zijn die ten grondslag lag aan de tot standkoming van De Revisor 1986: 4. Daarin kwamen tenslotte verhalen van 9 auteurs die tot nu toe niet of bijna niet voor kinderen schreven en gedichten van 3 ‘erkende’ kinderdichters.
Vanwege de broodnodige diepgang zou een historische bijdrage ook wel op zijn plaats zijn geweest, maar omdat zulks twee maanden voor de publikatiedatum niet meer gerealiseerd kon worden, werd het behelpen met wat aardige illustraties uit oude boeken plus een korte toelichting van Netty Heimeriks. Een redactionele verantwoording over aard, opzet, functie of doel bleef achterwege. Schriftelijke vragen daarover van de redactie van het Documentatieblad werden niet beantwoord. Een telefoontje leverde het volgende op:
‘Ja, we hebben uw brief in de redactie besproken, maar we vonden het niet nodig daarop in te gaan. ‘t Waren zulke algemene vragen. Er viel ook weinig te verantwoorden. Zo'n nummer is het resultaat van toevallig aanbod, van enthousiasme van redactieleden, van reageren op wat er in de lucht hangt.’
Voor de volledigheid geven we hier nog even de vragen:
- | Wat heeft de redactie van De Revisor ertoe gebracht een nummer te wijden aan kinderliteratuur? Heeft dat te maken met een poging het literaire karakter van kinderboeken te ondersteunen, resp. te onderkennen? Functioneert het als publicatiemogelijkheid voor auteurs die nog slechts zelden of helemaal nooit voor kinderen hebben geschreven? Of... |
- | Is dit nummer een aanzet tot meer gerichte en regelmatige aandacht voor kinderboeken in De Revisor? |