| |
| |
| |
Sectornieuws
Nederlandse Illustratoren Club
Op 20 september 1985 werd door een groepje illustratoren de Nederlandse Illustratoren Club (NIC) opgericht. Van de 600 aangeschreven illustratoren hebben er zich tot nu toe iets meer dan 250 als lid aangemeld. De leden komen uit allerlei richtingen van het vak, zoals technische illustratoren, product tekenaars, airbrush specialisten, medische illustratoren en collega's uit verschillende reclame-vakken. Uit de kinder- en jeugdboekensector hebben zich ongeveer 20 illustratoren bij de NIC aangesloten.
In principe kan iedere illustrator lid worden, er wordt geen ballotage toegepast. Er is ook een mogelijkheid om begunstiger of student-lid te worden, men heeft dan wel niets anders in te brengen dan zijn financiële bijdrage, maar krijgt viermaal 's jaars het Bulletin en uitnodigingen voor alle bijeenkomsten. De nogal onstuimige groei die de NIC het afgelopen jaar doormaakte moge getuigen van de noodzaak van haar oprichting.
In grote lijnen streeft de NIC het onderstaande na:
1. | het bevorderen van contacten tussen illustratoren. De meeste illustratoren werken op free-lance basis, en hebben door het in afzondering uitoefenen van hun beroep weinig mogelijkheden om allerlei ideeën uit te wisselen. De NIC organiseert daartoe een paar keer per jaar bijeenkomsten, en er is eens per maand een ontmoetingsavond in verschillende steden in het land. |
2. | Het behartigen van beroepsbelangen. Een werkgroep, samengesteld uit illustratoren van verschillende richtingen heeft een aantal leveringsvoorwaarden geformuleerd teneinde de omgangsvormen tussen NIC-leden en hun opdrachtgevers wat te vergemakkelijken en allerlei misverstanden te voorkomen. Deze leveringsvoorwaarden zijn ook voorgelegd aan verenigingen van opdrachtgevers. |
3. | Het kweken van belangstelling en waardering voor het beroep en de illustratie. De voorbereidingen voor een tentoonstelling van het werk der NIC-leden in het Stedelijk Museum van Amsterdam (23 maart - 19 april 1987) zijn in volle gang. De mogelijkheid van een door NIC uit te reiken jaarprijs wordt onderzocht. Teneinde enig inzicht in de oorsprong van de illustratie en haar plaats in de cultuurhistorie te krijgen, wordt contact gezocht met geïnteresseerde kunsthistorici. |
| |
| |
Voor meer gegevens wende men zich tot het secretariaat van de NIC, postbus 15183, 1001 MD Amsterdam.
Fiel van der Veen
| |
Kweekt de televisie analfabeten?
Onder deze titel hield de Vereniging voor Studie en Onderzoek van Massacommunicatie een studie-bijeenkomst over de invloed van televisie op het lezen van jongeren. Beeldcultuur tegenover schriftelijke cultuur, kijken versus lezen. Vragen, niet alleen vanuit de communicatiewetenschap, maar ook vanuit de psychologie en de pedagogiek, die aan de orde kwamen:
- | gaan kinderen meer t.v. kijken door het grotere aanbod? |
- | naar welke soort programma's kijken ze het meest? |
- | wat is de invloed op het leesgedrag? |
- | en: gaan kinderboeken en -bladen verdwijnen? |
Na de jaarlijkse algemene ledenvergadering VSOM hield drs. J. van Lil van de dienst kijk- en luisteronderzoek van de NOS een voordracht over ‘Kijk- en luistergedrag van kinderen en jongeren’. C.A. de Groot, uitgeverij Oberon (VNU), sprak vervolgens ‘Over strips en kinderboeken; veranderend leesgedrag van de Nederlandse jeugd’. De laatste inleiding werd verzorgd door dr. T.H.A. van der Voort, universitair hoofddocent bij de sectie Kind en media van de RUL, onder de titel ‘Verdringt de televisie het lezen?’.
Bij Van der Voort stond de vraag centraal of het televisiekijken van de jeugd leidt tot het minder gaan lezen. Hij besprak vier verklaringen die vaak gegeven worden. Allereerst de hypothese dat de kijker minder kritisch en geestelijk lui zou zijn en daardoor het lezen voor gezien houdt. Een tweede verklaring stelt dat de ervaringen die kinderen voor de televisie opdoen hun enthousiasme voor school en daardoor ook het lezen zouden ondermijnen. Onderzoek geeft echter geen enkele onderbouwing van beide verklaringen. Een derde verklaring is de ‘stoorzenderhypothese’. Als de televisie aanstaat is het moeilijk om je aandacht bij het lezen te houden. De laatste verklaring is bekend onder de titel ‘vervangingshypothese’. Je kunt maar één ding tegelijkertijd doen, en dat zou ten gunste van de televisie kunnen uitvallen. Onderzoek in het buitenland laat echter nergens zien dat televisiekijken het lezen zou schaden. In Nederland is nog maar weinig onderzoek op dit terrein verricht. ‘Het beschikbare onderzoek rechtvaardigt mijns inziens geenszins
| |
| |
de conclusie dat Nederland door de televisie van een leesvolk in een kijkvolk dreigt te veranderen’, concludeert Van der Voort.
Voor meer informatie met betrekking tot de Vereniging voor Studie en Onderzoek van Massacommunicatie (VSOM): Neuhuyskade 40, 2596 XL Den Haag, tel. 070-180234.
De inleiding van dr. T.H.A. van der Voort is verkrijgbaar bij de sectie Kind en media, RUL, Rijnsburgerweg 169, 2334 BP Leiden.
Toin Duijx
| |
Internationaal symposium jeugdboekenschrijvers
Van 8 tot en met 13 september werd in ‘De Pietersberg’ te Oosterbeek een internationaal symposium voor jeugdboekenschrijvers gehouden. Volgens het symposiumverslag had deze week tot doel:
1. | Een antwoord te vinden op de vraag naar de toekomstmogelijkheden van kinder- en jeugdliteratuur in een wereld vol electronica en audio-visuele media. |
2. | Een bijdrage te leveren aan de versteviging en verdere ontwikkeling van de kinder- en jeugdliteratuur, met name door een grondige verkenning van de eigen plaats in het geheel van de literatuur. |
3. | Te onderzoeken welke factoren belemmerend en welke bevorderend kunnen zijn voor de instandhouding van kinder- en jeugdliteratuur. |
4. | Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur meer bekendheid te geven in binnenen buitenland. |
5. | Een eerste aanzet te geven tot internationale samenwerking van de bij dit gebied betrokken auteurs en andere deskundigen. |
Het initiatief tot dit symposium was genomen door Thea Beckmann. De organisatie was in handen van een commissie van acht Nederlandse auteurs. Auteurs van kinder- en jeugdboeken, uit Nederland en verschillende andere landen, waren in eerste instantie de deelnemers, maar ook uitgevers en instituties die zich bezighouden met kinder- en jeugdliteratuur waren vertegenwoordigd.
In haar openingsreferaat gaf Ria Bauer van Wechem een overzicht van visies van deskundigen op de vraag ‘Will children's books survive the year 1999?’. De toekomst is niet zo somber als vaak beweerd wordt, al waarschuwden velen tegen
| |
| |
verslapping en inertie. Het referaat gaf duidelijk aan dat de bestudering van kinder- en jeugdliteratuur nog steeds in de kinderschoenen staat en dat een serieuze, wetenschappelijke benadering van dit verschijnsel noodzakelijk is.
Na de koffie werd er een panel geformeerd van vertegenwoordigers van diverse instituties die zich op een of andere wijze bezighouden met kinder- en jeugdliteratuur. Tot een echte discussie kwam het niet, omdat de panelleden, Ineke Frederiks, Vic Sjouwerman, Jan de Zanger, Herman Verschuren en Toin Duijx het grotendeels met elkaar eens waren, en niet verder kwamen dan het presenteren van hun specifieke bijdrage aan de kinder- en jeugdliteratuur. Informatief, maar niet discussieprikkelend. De discussie met de zaal was gelukkig levendiger. Veel buitenlandse gasten gaven informatie over activiteiten die in hun land ondernomen worden.
Deze informatie-uitwisseling werd 's middags voortgezet, waarbij vertegenwoordigers uit onder meer Denemarken, Hongarije, de Sowjet-Unie, Noorwegen en Zweden over hun ervaringen vertelden.
Woensdag stond in het teken van de uitgever. Wat zouden auteurs zijn als hun werk niet de lezer zou bereiken? Joost de Wit, directeur van de Stichting ter bevordering van de vertaling van Nederlands literair werk, gaf een uiteenzetting over de activiteiten van deze stichting, gevolgd door een uitgeversforum. De discussie richtte zich op de vraag naar de macht van de uitgever en de vraag naar de positie van de auteur. Ook de vraag in hoeverre ‘editing’ nuttig en noodzakelijk is kwam aan de orde. Later in de middag werden door Jan van Vuuren enkele voorbeelden getoond uit de videocollectie van de stichting Schrijvers in beeld.
Het referaat van prof. dr. Hugo Verdaasdonk, waarin hij inging op het onderzoek dat aan de Katholieke Universiteit van Brabant wordt verricht, was informatief. Geen discussie. De buitenlandse gasten kwamen weer aan het woord. We krijgen enigszins inzicht in de situatie in de Sovjet-Unie, Griekenland, en West-Duitsland. De presentatie van de Turkse deelnemers werd met luid applaus beloond.
Vrijdag werden een viertal workshops georganiseerd. De tijd was veel te kort om tot concrete activiteiten te komen, maar bij de presentatie van de verschillende groepen bleken toch enkele aandachtspunten op een rijtje te zijn gezet. Na de lunch een schitterende voorstelling van het poppentheater ‘Triangel’. Tijdens het diner werden door Thea Beckmann de conclusies van het symposium verwoord.
Voor een deel heeft het symposium voldaan aan zijn doelstellingen. Referaten, forums, panels en discussies vormden niet de belangrijkste bijdrage hiertoe. De
| |
| |
ongedwongen sfeer, de persoonlijke contacten, de uitwisseling van ervaringen in de welbekende, maar bij symposia (en niet alleen daar) zo belangrijke wandelgangen wel.
(Van het symposium is een verslag gemaakt voor o.m. de subsidiegevers. Voor meer informatie kan men contact opnemen met de VVL, sectie jeugdboekenschrijvers, Huddestraat 7, 1018 HB Amsterdam.)
Toin Duijx
| |
Noord en Zuid ontmoeten elkaar
Op 22 november 1986 vond te Baarle-Hertog en Baarle-Nassau een ontmoeting plaats tussen Nederlandse en Vlaamse kinderboekenauteurs en -illustratoren. Geen forums of debatten, beloofde de uitnodiging, maar een informele samenkomst met de bedoeling elkaar te leren kennen, informatie en ideeën uit te wisselen of contacten te leggen. Op het programma stond vanaf 11 uur een boekenmarkt. Veel kinderen waren hierbij aanwezig en de meeste genodigden moeten een lamme hand hebben gekregen van het handtekeningenzetten. De boekenmarkt was ook voor de auteurs en illustratoren zelf van groot belang. Een kennismaking met elkaars werk was een van de belangrijkste doelstellingen van de dag, en de suggestie van Majo de Saedeleer dat iedere Nederlandse auteur of illustrator een boek van hem of haar aan een collega uit Vlaanderen zal sturen en natuurlijk ook omgekeerd, werd direct overgenomen.
Om 15.00 uur was er een ontvangst (en twee iets te lange toespraken) door de burgemeesters en gemeenteraadsleden van Baarle-Hertog en Baarle-Nassau. Iedereen bleek trouwens zich steeds weer af te vragen of we nu in België of Nederland waren. De boekenmarkt was in Baarle-Hertog, het diner in Baarle-Nassau en dat was weer Nederland (twee straten van elkaar gelegen).
Herman Kakebeeke kon in zijn dankwoord namens de aanwezigen bekend maken dat de dag een vervolg zal krijgen. Bij uitgeverij Holland zal volgend jaar een boek verschijnen met bijdragen van alle aanwezige auteurs en illustratoren. Het boek zal opgedragen worden aan Baarle; de opbrengst zal beschikbaar gesteld worden voor een bibliotheekproject in de derde wereld.
Een zeer geslaagde dag. De organisator, Karel Michielsen, werd dan ook terecht in de bloemen gezet.
Toin Duijx
| |
| |
| |
Katholiek Centrum voor Lectuurinformatie en Bibliotheekvoorziening (KCLB) te Antwerpen
‘Startpunt voor deze organisatie vormde een bewuste keuze voor ideologische eigenheid binnen lectuurinformatie en bibliotheekwerk en die keuze bepaalt na ruim 60 jaar nog steeds de handel en wandel van het KCLB. Vanuit een open, tolerante christelijke overtuiging wil deze organisatie de bibliotheekwereld in Vlaanderen inspireren en oriënteren, in de overtuiging dat zinvol bibliotheekwerk staat en valt met de kwaliteit van de lectuurinformatie en van de bibliotheekopleiding.’
Een jaar na de bibliotheekwet van 1921 kreeg priester Joris Baers van kardinaal Mercier de opdracht ervoor te zorgen, dat er in Vlaanderen een katholieke bibliotheekbeweging werd georganiseerd. Die kwam er in de vorm van een Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen (ASKB), dat al gauw meer dan duizend bibliotheken groepeerde. In 1923 werd gestart met een lectuurinformatietijdschrift: Boekengids.
In 1970 vond een grondige omvorming plaats en werd de naam veranderd in KCLB. De laatste jaren is een verschuiving in de werkzaamheden van de KCLB te bemerken. Lectuurinformatie blijft het basiswerk, maar daarnaast gaat veel aandacht uit naar materiaal dat in de educatieve en vormingssector gebruikt kan worden om met jeugdboeken aan het werk te gaan.
Het vijfentwintigjarig bestaan van de Jeugdboekengids werd in 1983 gevierd met een jubileumuitgave: Dromen van vrede. Het boek bevat gedichten, verhalen, beschouwende teksten en tekeningen van kinderen rond de vredesproblematiek. In het nawoord worden boeken rond het thema voorgesteld en tips gegeven om creatief met dit onderwerp om te gaan in jeugdbibliotheek, jeugdbeweging, school of gezin.
De Jeugdboekengids organiseert jaarlijks een aantal belangrijke activiteiten tijdens de Vlaamse jeugdboekenweek: van studiedagen rond prentenboeken of moeilijke lezers tot informatiedagen voor (groot)ouders, tentoonstellingen, creatieve middagen in bibliotheken en bijscholingsactiviteiten voor bibliothecarissen.
Diverse geïnteresseerden doen ook een beroep op de informatie die het Centrum de laatste jaren verzameld heeft.
| |
Jeugdboekengids
Sinds 1959 verschijnt 10 keer per jaar de Jeugdboekengids, een kritisch-bibliografisch tijdschrift over kinder- en jeugdliteratuur. Van 1923 tot 1959 verschenen ook
| |
| |
al recensies van kinder- en jeugdboeken in de Boekengids, naast de recensies over literatuur voor volwassenen. De Jeugdboekengids richt zich in eerste instantie tot bibliotheekmedewerkers die hem als instrument voor collectievorming hanteren, maar kan daarnaast ook voor docenten of belangstellende ouders van belang zijn.
Elke aflevering bevat besprekingen (een korte samenvatting van de inhoud, een kritische evaluatie en een omschrijving van de bruikbaarheid voor bibliotheek en/of onderwijs) van gemiddeld 70 kinder- en jeugdboeken, plus een vijftal artikelen over de meest interessante boeken, over een genre, over een bepaalde doelgroep of interviews met auteurs of illustratoren. Het omslagartikel geeft steeds een overzicht van het werk van een bepaalde auteur. In een aparte rubriek worden recente vakboeken gesignaleerd.
| |
Lectuur-repertorium
Uit het materiaal, verzameld in de jaargangen van de (jeugd)boekengids werd een omvangrijk negendelig naslagwerk samengesteld, het Lectuur-repertorium, waarvan de laatste drie delen in samenwerking met het NBLC zijn uitgegeven. Het werk bevat bio- en bibliografisch materiaal over alle (jeugd)boekenauteurs uit binnen- en buitenland die deze eeuw werk publiceerden. In 1954 verschenen drie delen die de periode 1900-1952 bestrijken en ca. 23.000 bio-bibliografische aantekeningen en 90.000 titels bevatten. Supplementen vulden deze drie delen aan. In 1981 kwam het laatste supplement van de pers.
| |
Keuzelijsten
Jaarlijks worden een zestal keuzelijsten samengesteld, die naast een keuzeinstrument ook basismateriaal kunnen vormen voor o.m. tentoonstellingen.
Enkele voorbeelden:
* | Prentenboeken (M. de Sterck). Na een inleiding waarin selectievoorwaarden worden omschreven, worden ruim 200 prentenboeken geëvalueerd. |
* | Historische verhalen voor de jeugd (R. Baccarne). In de inleiding wordt gewezen op de verschillende deelthema's binnen het genre en worden de besproken publikaties per tijdvak gerangschikt. Vervolgens wordt een groot aantal boeken afzonderlijk besproken. |
* | Milieu (L. de Schepper). In deze keuzebrochure zijn boeken uit het fiction-genre opgenomen, die expliciet bepaalde milieuproblemen aan de orde stellen en die overwegend op mentaliteitsverandering gericht zijn. |
* | Strips voor kinderen en volwassenen (M. Manderveld). De lijst, samengesteld naar leeftijd, stelt een 50-tal strips voor die voor kinderen geschikt zijn. Ze zijn
|
| |
| |
| geselecteerd uit het aanbod op basis van eisen als een stevig scenario, een goede tekenstijl, verzorgd taalgebruik en inhoudelijke kwaliteiten.
Verder zijn er keuzelijsten over ‘boeken voor moeilijke lezers’, ‘grootouders en kinderboeken’, ‘bossen’, ‘kinderbijbels’ en ‘sprookjes voor alle leeftijden’. |
Speciaal dient te worden vermeld de lijst Nederlandstalige uitgaven over jeugdliteratuur en jeugdbibliotheekwerk 1965-1985, samengesteld door Marita de Sterck. In deze brochure wordt een zeventigtal uitgaven in boekvorm, brochures en tijdschriften beknopt voorgesteld en geëvalueerd.
| |
Ontmoeting met andere culturen
Deze uitgave is ontstaan uit een samenwerking van KCLB en Corbid (Christelijke organisatie voor begeleiding van de bibliotheekgebruiker) en werd samengesteld door L. Achten, M. Haegedoren, L. Lannoy, R. de Schepper, M. de Sterck en M. Vermeulen).
De uitgave bevat drie schema's om in de klas te werken met boeken die als lesmateriaal kunnen dienen bij geïntegreerd literatuuronderwijs. De drie uitgekozen boeken kunnen tevens bijdragen tot mondiale vorming: Murat van Papatya Nalbantoglu, Miyax van Jean Craighead George en Shabonee van Cor Ria Leeman. Per boek wordt steeds een informatieverwervings- en verwerkingsfase opgebouwd en uitgewerkt.
Voor meer informatie kan men terecht bij: KCLB, t.a.v. mw. lic. M. de Sterck, Mutsaertstraat 32, 2000 Antwerpen (België).
Toin Duijx
| |
| |
| |
Friese jeugdliteratuur
Tijdens de oprichtingsvergadering van het platform werd speciaal aandacht gevraagd voor de Friese jeugdliteratuur. In het documentatieblad zal hierover dan ook informatie opgenomen worden. Wij zijn blij dat mevrouw Jant van der Weg als correspondente op wil treden.
In dit nummer enige algemene informatie ter inleiding. Het is een keuze. Wie meer wil weten, kan terecht op de adressen die hieronder genoemd worden.
Voor een inhoudelijke inleiding tot de Friese jeugdliteratuur verwijs ik naar:
Wim van der Schaaf, Friese jeugdliteratuur. In: Lexicon van de jeugdliteratuur. Alphen aan den Rijn, Samson Uitgeverij / Groningen, Wolters-Noordhoff, 1982. Dick Eisma, De bernelektuer fan 'e midsieuwen of. (Een serie van tien artikelen, verschenen in het tijdschrift De Pompeblêden)
| |
Stichting ‘It Fryske boek’, Dimpte Haven 11, 9001 AX Grou
De belangrijkste uitgave van deze stichting is de Berneboekewizer (de ‘Friese boek en jeugdgids’), waarvan in 1985 de vierde aflevering verscheen. In deze gids worden alle kinder- en jeugdboeken beschreven die in het Fries zijn verschenen. De indeling is als volgt:
I |
Boeken foar beukers |
II |
Lêsboeken foar bern fan 6-8 jier |
III |
Lêsboeken foar bern fan 8-10 jier |
IV |
Lêsboeken foar bern fan 10-12 jier |
V |
Lêsboeken foar de jongerein |
VI |
Rymkes en opsisferskes |
VII |
Muzyk- en sjongboeken |
VIII |
Stichtelike boeken foar bern |
IX |
Lês- en skriuwmetoades |
X |
Wrâldoriëntaasje |
Een titelregister maakt de gids extra toegankelijk. Op een los inlegvel zijn alle adressen van de genoemde uitgevers opgenomen.
| |
| |
Een andere uitgave is de jaarlijkse Boekekrante. Naast diverse achtergrondartikelen wordt de meeste ruimte ingenomen door de ‘Boekelist’, met een uitgebreide rubriek kinder- en jeugdboeken. Ook bevat de krant een kinderpagina onder redactie van Meindert Bijlsma en Baukje Wytsma.
| |
Frysk Letterkundich Museum en Dokumintaesjesintrum, Grutte Tsjerkstritte 28, Ljouwert
Sinds 1970 worden in de bibliografie van dit museum ook de Friese kinder- en jeugdboeken opgenomen. Eventuele recensies worden eveneens in de bibliografie vermeld. In het documentatiecentrum worden allerlei knipsels, recensies e.d. over Friese auteurs bewaard.
Openingstijden: 10.00-12.00 en 14.00-17.00 uur. Voor verdere informatie kan men zich wenden tot mevrouw Lysbert Bonnema, tel. 058-120834.
| |
Algemiene Fryske Kinderjocht Kommisje (AFUK), Postbus 53, 8900 AB Ljouwert (tel. 058-138045)
De AFUK bevordert onder meer de belangen van het onderwijs in het Fries, organiseert cursussen Fries en is bovendien een uitgeverij, die zich vooral toelegt op de produktie van Friestalige school- en kinderboeken. Daarnaast heeft de AFUK een boekhandel die gespecialiseerd is in boeken in het Fries en boeken over Friesland, zodat men ook Friese kinderboeken die niet door AFUK zelf zijn uitgegeven daar kan betrekken.
De AFUK geeft een tijdschrift voor onderwijs en vormingwerk uit: De Pompeblêden. In dit tijdschrift wordt regelmatig over kinderboeken geschreven, waarbij voornamelijk aandacht besteed wordt aan de pedagogisch-didactische waarde van boeken. Regelmatig is de rubriek ‘Berneboekediske’ opgenomen, verzorgd door Mw. J. van der Weg-Laverman. De abonnementsprijs is f 25, - per jaar.
Verder geeft de AFUK veel Friese kinder- en jeugdboeken uit, waarvan ongeveer driekwart bestaat uit vertalingen. Veel prentenboeken zijn in co-productie uitgegeven. De verplichte invoering van het Fries als vak op de basisscholen in Friesland heeft het lezerspubliek vergroot. Bij AFUK is de folder ‘Fryske Learmiddels en oare útjeften’ verkrijgbaar.
| |
| |
| |
Provinciale Bibliotheek van Friesland, Boterhoek 1/Postbus 464, 8901 BG Leeuwarden (tel. 058-133245/133285)
De provinciale bibliotheek schaft alle Friese jeugdboeken aan. In principe kunnen zij ook uitgeleend worden. Men kan ze schriftelijk aanvragen, rechtstreeks of via het interbibliothecair leenverkeer.
Ter plekke kunnen verschillende catalogi geraadpleegd worden. Men vindt de Friese jeugdboeken: in de alfabetische catalogus op auteur en, als de illustrator een zeer belangrijk aandeel in het boek heeft gehad, ook op diens naam; in de systematische catalogus in een negental onderrubrieken van de hoofdgroep Friese taal- en letterkunde.
De bibliotheek geeft zes keer per jaar een aanwinstenbulletin uit. Men kan daarop een abonnement nemen voor f 15, - per jaar. In dat bulletin zijn evenwel de Friese jeugdboeken niet apart vermeld; ze staan verspreid over de rubriek Friesland/Friese taal- en letterkunde.
| |
Gemeenschappelijk Centrum voor Onderwijsbegeleiding in Friesland, Sixmastraat 2, 8932 PA Leeuwarden
In samenwerking met de Friese schoolradio wordt bij veel Friese kinder- en jeugdboeken verwerkingsmateriaal geproduceerd. Enkele voorbeelden van boeken die dit jaar op de radio gebracht werden en waarvan materiaal op school gebruikt kan worden:
* | Marlene Schwartz en Llon Wikland, Wat is in oannommen bern? |
* | Zacharias Topelius en Veronica Leo, It ferhaal fan Sampo Lapke. |
* | Akky van der Veer, Moai waar op 'e Lemmer. |
Voor het jaar 1985-1986 werden ‘Ferwurkingssuggesties bij berneboeken’ uitgegeven, ‘gearstald troch de wurkgroep berneboekepraat fan it Skriuwersbûn’.
Twee brochures moeten nog apart vermeld worden:
* | It Boekehoekje. Fertelle is in oar wat sjen litte. |
* | It Boekediske. Bern en boeken, se harre bij elkaar as boatsjes bij wetter. |
Toin Duijx
| |
| |
| |
Impressies van een Japanse reis: IBBY-congres 18-23 augustus 1986 in Tokio
Het 20e congres van de International Board on Books for Young People was het eerste dat in Azië werd gehouden en wel in Tokio. De Japanse organisatoren vonden dit een zeer gedenkwaardige gebeurtenis en zorgden dan ook voor veel publiciteit vóór en tijdens het congres. De Japanse deelname was daardoor ook erg groot: ca. 580 mensen die zich op enigerlei wijze bij jeugdliteratuur betrokken voelen; uit het onderwijs, bibliotheekwereld, uitgevers, schrijvers, vertalers, wetenschappers, enz. Het aantal vertegenwoordigers uit de overige landen betrof 300 deelnemers. Als vertegenwoordigster vanuit de sectie jeugdbibliotheekwerk van het NBLC kon ik dit congres bijwonen. Het thema was: ‘Waarom schrijven schrijvers voor kinderen en waarom lezen kinderen?’
Het gebouw waar dit congres gehouden werk, was al een bijzonderheid op zich: het ‘National Children's Castle’ (Kodomo no Shiro). Een gebouw van 41.481,9 m2, verdeeld over 17 verdiepingen, dat 5000 bezoekers tegelijk kan verwerken. Het bevat sport- en spelaccomodaties, cursusruimtes, computerruimtes, muziekstudio's, a.v.-bibliotheek, vertelruimtes, een kleine medische kliniek, restaurant, hotel, een groot theater voor 1200 bezoekers en een klein theater voor 400 bezoekers. En dat allemaal gericht op de jeugd, die van de meeste faciliteiten voor ¥ 300 (± f 4,50) per dag gebruik kan maken. Het was erg inspirerend om tijdens zo'n congres, waar alleen volwassenen zich weer bezighouden met jeugdliteratuur, tussendoor eens binnen te wippen bij diverse activiteiten, waar de jeugd zelf geanimeerd bezig was.
Tijdens de openingsceremonie werden zoals te doen gebruikelijk de prijzen uitgereikt aan de winnaars van de Hans Christian Andersen-prijs. Een Australische aangelegenheid deze keer. Patricia Wrightson ontving de auteursprijs en Robert Ingpen ontving de prijs als illustrator. Bovendien werd door de Asahi Shimbun, een kranten- en uitgeversmaatschappij, een prijs uitgereikt voor onderzoekswerk. Deze ging naar Lucia Binder uit Oostenrijk, voor haar werk voor Bookbird. De Asahi Shimbun kondigde ook een nieuwe internationale prijs aan, die waarschijnlijk de naam ‘Rising sun’-prijs zal gaan krijgen. Hij is bedoeld voor een organisatie of instelling die belangrijk werk doet op het terrein van jeugdliteratuur, en zal in 1988 voor het eerst uitgereikt worden.
Tijdens de openingsavond vond naast de uitreiking van de prijzen en de openingsspeeches ook een optreden plaats van de Ka-ze-no-ko theatergroep met ‘kinderspelen in Japan’. Dat het kinderspel door alle tijden en landen heen universeel is, bleek ook tijdens deze voortreffelijke voorstelling weer eens.
| |
| |
De congresdagen waren als volgt ingedeeld: 's morgens werden er 2 of 3 plenaire lezingen gehouden, tijdens de lunch-tijd waren er sociale programma's en 's middags werd de totale groep deelnemers gesplitst in 3 discussiegroepen rond de thema's: de toekomst van jeugdboeken; het maken van jeugdboeken, bedoeling en methoden; wat is een kind eigenlijk?
Naast deze lezingen en diskussie-middagen waren er op diverse plaatsen in Tokio bijzondere tentoonstellingen te bezichtigen, zoals:
* | tentoonstelling van originele illustraties van alle tien winnaars van de Hans Christian Andersen-prijs voor illustratoren; |
* | tentoonstelling van Japanse prentenboeken en originele illustraties; |
* | tentoonstelling van internationale posters naar aanleiding van kinderboeken en jeugdliteratuur in het algemeen; |
* | tentoonstelling over de historische ontwikkeling van het Japanse kinderboek tot ± 1900. |
Van de plenaire lezingen sprongen vooral die van Patricia Wrightson, Ana Maria Machado (Brazilië) en Michael Ende (Duitsland) eruit. Door de keuze van het thema ‘waarom schrijven auteurs voor kinderen en waarom lezen kinderen’ werden de lezingen vooral persoonlijke getuigenissen, die echter, zeker bij bovengenoemde auteurs, weer eens duidelijk naar voren brachten dat het schrijven van goede jeugdliteratuur op geen enkele manier verschilt van het schrijven van literatuur voor volwassenen. Dat de keuze om te schrijven wel alles te maken heeft met het verlangen om te spelen, te onderzoeken, op reis te gaan naar onbekende bestemmingen en avonturen en dat de uitwerking hiervan vaak ook - of vooral - kinderen aanspreekt, omdat zij hier nog het meest voor open staan. Naast de lezingen van genoemde auteurs waren er lezingen van Philippa Pearce (Engeland), Mitsumasa Anno (Japan), Sergei Mikhalkov (Rusland), Yan Wenjing (China) en Miyoko Matsutani (Japan).
De discussiegroepen in de namiddag waren helaas erg groot (ca. 270 deelnemers). Ook de beperkte tijd was er debet aan dat er van een echte discussie nauwelijks sprake kon zijn. De beschikbare tijd van twee uur werd namelijk eerst gevuld door vier inleidingen, waarna pas vragen en discussies mogelijk waren. Jammer dat men, bijvoorbeeld door gebruikmaking van andere werkvormen, zoals workshops, niet intensiever bezig kon zijn. (Deze suggestie is voor het volgende IBBY-congres wel doorgegeven.) Toch even een korte samenvatting van wat er bij de drie thema's aan de orde is geweest.:
| |
| |
* | Thema A: de toekomst van jeugdboeken. Hierbij kwam vooral het verschil in de geografische en politiek-economische situatie van de diverse landen naar voren. Een aantal 3e wereld-landen was bezorgd of bij hen jeugdliteratuur nog wel de kans zou krijgen om zich goed te ontwikkelen. In de meer Westers georiënteerde landen besprak men de toekomst vooral in relatie tot de nieuwe massamedia. Ook het vele geweld in strips en de veeleisende prestatiegerichte maatschappij waren belangrijke gespreksthema's. |
* | Thema B: het maken van jeugdboeken - bedoeling en methoden. Ook bij dit thema kwamen veelvuldig de problemen van de ontwikkelingslanden rond de produktie van jeugdboeken aan de orde. Problemen, onder andere door de vele talen en culturen soms voorkomend in één land; financiële problemen; problemen ten aanzien van beperkte kennis over uitgeven, distribueren, enz. |
* | Thema C: wat is een kind eigenlijk? Het contrast tussen de fantasiewereld en de realiteit was hierbij een belangrijk item. Verder leverde dit algemene thema vooral persoonlijke uitwisselingen en informatie op. |
De tentoonstellingen, die men buiten het programma om kon bezichtigen vonden plaats in warenhuizen, uitgezonderd die van de historische Japanse jeugdboeken. Meestal gestationeerd op de bovenste verdieping, trokken deze tentoonstellingen veel belangstelling van het winkelend publiek.
Werkelijk heel bijzonder was de tentoonstelling over de historische ontwikkeling van het Japanse jeugdboek, georganiseerd door het ‘Tokyo Metropolitan Teian Art Museum’. Reeds vanaf de 12e eeuw bestonden er Japanse kinderboeken in de vorm van boekenrollen. Van deze en latere verschijningsvormen waren er heel wat te bewonderen.
Enkele algemene opmerkingen die het vermelden waard zijn:
* | Sponsoring van evenementen, folders, activiteiten enz., is een doodnormale zaak in Japan. |
* | Privé- of huisbibliotheken (‘bunko's’) zijn een bekend fenomeen in Japan. Zij worden gerund door schrijvers, huismoeders, leerkrachten e.a., die er voor de kinderen in de buurt allerlei activiteiten organiseren die met lezen te maken hebben. |
* | In deze bunko's, maar ook in de jeugdafdeling van de openbare bibliotheek en in het onderwijs wordt nog steeds van een oude verteltraditie gebruik gemaakt: de ‘Kamishibai’, ofwel het papieren theater. Door middel van een aantal opeenvolgende getekende beelden op karton, die in een soort opengeklapte koffer wor- |
| |
| |
| den geschoven, wordt een verhaal verbeeld en verteld. |
* | Het prestatie-gerichte onderwijssysteem in Japan werkt zodanig door dat zelfs in de zomervakantie, jongeren, middels het systeem van nummertjes trekken, hun beurt moeten afwachten voor een plaatsje in de overvolle studiezaal van de openbare bibliotheek. Ook in steden buiten Tokio heb ik dit gezien. |
De ervaringen en contacten, opgedaan tijdens dit congres, hebben mij persoonlijk weer enorm gestimuleerd in het werken met jeugdliteratuur. Het vasthouden en doorgeven van culturele waarden door middel van boeken en andere media voor de jeugd is juist in deze zich zo snel ontwikkelende maatschappij zo belangrijk om zicht te krijgen op het verleden en in vrede met dat verleden en de toekomst te kunnen leven.
Het belang voor Nederland om een dergelijk congres bij te wonen ligt natuurlijk vooral in het signaleren van nieuwe ontwikkelingen, informatie-uitwisseling en het mede stimuleren van boek en bibliotheekactiviteiten. Gelukkig daarom dat ook de Nederlandse sectie van IBBY weer bestuurlijk mee kon praten en beslissen. Opvallende ontwikkelingen zijn er naar aanleiding van dit congres niet direct te noemen. Maar deze hebben ook vaak een langere adem nodig, en hiervoor zijn wel weer de nodige contacten gelegd en hersteld.
Thea Nissen |
|