Babbelachtig, maar van een ongehoorde helderheid
Annick Schreuder over de brieven van Herman de Coninck
Dat Herman de Coninck mooie gedichten en bevlogen essays kon schrijven, was al lang bekend. Dat hij ook als briefschrijver uitmuntte, bleef tot nu toe echter een goed bewaard geheim. De publicatie van Een aangename postumiteit, een selectie uit de omvangrijke correspondentie van de beroemde Vlaamse auteur, brengt daarin verandering: de docusoap van een achteraffer.
kevin absillis
Herman De Coninck heeft het altijd betreurd dat briefschrijven als metier wat werd vergeten en verwaarloosd. Zelf heeft hij echter met merkbaar plezier en stilistische brille tienduizenden vellen briefpapier gevuld. In tegenstelling tot sommige andere bekende figuren, wilde hij niet dat zijn correspondentie na zijn dood in een kluis zou belanden. Integendeel, hij wenste dat zijn brieven zouden worden gepubliceerd, niet alleen omdat hij wist dat zijn briefwisseling voldoende (literair-)historische waarde bezat, maar ook omdat hij zichzelf wel een goede briefschrijver vond.
De weduwe van Herman de Coninck, de schrijfster Kristien Hemmerechts, heeft vrijwel meteen na de plotse dood van haar echtgenoot zijn literaire nalatenschap in bewaring gegeven van het AMVC-letterenhuis in Antwerpen. Tijdens de voorbije twee jaar heeft de Nederlandse publiciste Annick Schreuder de ruim vijftienduizend brieven aan en van Herman de Coninck doorgenomen. Een selectie daarvan heeft ze geëditeerd en geannoteerd en is onder de titel Een aangename postumiteit onlangs verschenen. Na ruim zeven jaar is de wens van De Coninck dus uitgekomen, maar het blijft natuurlijk gissen of de gevierde dichter zelf tevreden zou zijn geweest met deze bloemlezing. Annick Schreuder meent van wel: ‘Hij zou wellicht hier en daar iets weggelaten hebben, maar in het algemeen denk ik dat hij zich met deze keuze zou hebben kunnen verzoenen.’ Schreuder heeft met de steun van het Centrum voor Tekst en Bronnenstudie (CTB) twee jaar aan haar boek kunnen werken en is helemaal in de ban van haar onderwerp. Zo heeft ze het tijdens ons gesprek regelmatig over Herman, alsof het een intieme vriend betrof. Zelf heeft ze de beroemde Vlaamse dichter echter niet persoonlijk gekend.
Hoe bent u bij dit project betrokken geraakt?
Kristien Hemmerechts is een goede vriendin en zij heeft me in 2001 gevraagd of ik de samenstelling van een brievenboek ter hand wilde nemen. Het was aanvankelijk wel een beetje merkwaardig dat ik in de brieven van een vreemde ging snuisteren, maar al snel bleek het een voordeel dat ik Herman niet van dichtbij gekend had. Ik werd immers niet gehinderd door mijn eigen herinneringen of emoties en kon dus een evenwichtige keuze maken. Aanvankelijk had Kristien Piet Piryns gevraagd, maar die vond de opdracht erg moeilijk, omdat hij zo goed bevriend was geweest met Herman. Samen met Kristien Hemmerechts
en Benno Barnard maakte Piryns wel deel uit van een leescomité waarmee ik steeds heb kunnen overleggen.
Hoeveel tijd kost het om vijftienduizend brieven door te nemen?
Daar ben ik wel een jaar mee bezig geweest. Veel brieven waren getypt, maar een flink aantal was met de hand geschreven. Ik moest uiteraard wennen aan het handschrift. Dat viel al met al wel mee, want Herman heeft een trefzekere hand. Bovendien dateerde hij bijna al zijn brieven, wat de ordening heel wat eenvoudiger maakte. Je moet natuurlijk ook niet denken dat ik gedurende een jaar van negen tot vijf brieven heb zitten lezen. Tegelijkertijd bestudeerde ik De Conincks werk en nam ik secundaire literatuur door om de correspondentie beter te kunnen begrijpen.