Jan Wolkers
Jan Wolkers, geboren op 26 oktober 1925 in Oegstgeest, verbleef in juli 1971 een week op Rottumerplaat, een piepkleine strook zand in de Waddenzee. Hij genoot er van zon, zee en zand, en bekommerde zich om een aangespoelde zeehond. De beeldhouwer en schrijver had het goed naar zijn zin in de eenzaamheid van de natuur, zo bleek uit zijn dagelijkse radioverslag en uit het kort nadien verschenen Groeten van Rottumerplaat. Op het omslag van dat boek staan hijzelf, spiernaakt, de onverwoestbare natuurmens, alsof hij zichzelf heeft gebeiteld uit graniet. Wolkers heeft het imago van iemand die zich niet veel van conventies aantrekt, de taboedoorbreker die op niet verbitterde wijze afscheid nam van zijn gereformeerde jeugd, en die met Turks fruit een van de meest spraakmakende romans uit de jaren zestig schreef. En al zijn er jarenlang geen romans en verhalen meer verschenen, zijn werk vindt nog steeds nieuwe lezers: vrijwel al zijn romans en verhalen zijn nog verkrijgbaar en scholieren lezen zijn werk voor de lijst.
Jan Wolkers is een van de meest toonaangevende naoorlogse Nederlandse schrijvers; hem werden bijna alle prijzen toegekend die een schrijver in Nederland kan krijgen - de belangrijkste daarvan weigerde hij. Zijn romans en verhalen hebben een bijzondere plaats in de Nederlandse letterkunde: door de vorm ervan, door de opvallende vermenging van biografie en literatuur, door de taboes, de gewelddadigheid, de obsessies, maar ook door het grote aantal vertalingen dat al snel verscheen. Al die aspecten komen in dit dossier ter sprake, waarbij het vroege werk - van de eersteling Serpentina's petticoat tot het cultboek Turks fruit - de grootste aandacht krijgt.
Jan Wolkers leeft al sinds jaren her op Texel: groter dan Rottumerplaat, maar even dicht bij de natuur. Hij manifesteert zich nu voorals als beeldhouwer en schilder, schrijft prachtige essays en eigenzinnige gedichten én voor het eerst in twintig jaar weer een roman: het Boekenweekgeschenk 2005. En als lijstduwer van de Dierenpartij manifesteert hij zich op politiek terrein. Maar ook dat is niet nieuw. Zijn zeehond op Rottumerplaat werd ‘gered’ door twee piloten van de luchtmacht: ‘Ze kwamen geen melk brengen maar het zeehondje zelf halen’, schrijft hij in Groeten. Het maakt hem treurig, en hij bedenkt zich dat de foto's van de reddingsactie wel verspreid zullen worden, ‘want ze kunnen er beter trots op zijn dat ze zeehondjes redden dan dat ze de boel ontbladeren.’ Die laatste sneer maakte overduidelijk hoe Wolkers dacht over de Vietnamoorlog.