Literatuur. Jaargang 21
(2004)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Laura WeedaHet komt maar heel zelden voor dat het debuut van een jonge auteur uit eerder verschenen publicaties bestaat, laat staan publicaties die zijn verschenen over een periode van ettelijke jaren. Als een schrijver een eerste verhaal in een tijdschrift heeft gepubliceerd dat opvalt, vragen uitgevers meestal of hij of zij een roman op stapel heeft, niet of de schrijver het een goed idee vindt om enkele korte verhalen te gaan bundelen. Die publicatie in dit of dat tijdschrift was leuk en heeft de aandacht getrokken, maar nu is het tijd voor het échte werk. Uitgeverij Van Gennep daarentegen zag wel iets in de fictieve brieven die Laura Weeda gedurende vier jaar publiceerde in Roodkoper. Tijdschrift voor cultuur, politiek en religie. In 2002 verschenen ze gebundeld onder de titel Jong en gelukkig. De meeste brieven zijn gericht aan ene Jorge, een oude vriend van de studente Laura die we volgen gedurende haar studie in Amsterdam. Over de ontvangst van Jong en gelukkig, die overwegend positief was, het volgende. In het Algemeen Dagblad had Frank van Dijl het over ‘nepbrieven waarin Laura Weeda haar boek [...] heeft gegoten’ en noemde die ‘aanstellerij’. Deze Van Dijl was dus te stom om de verantwoording achterin te lezen waarin duidelijk wordt gemaakt hoe het boek tot stand is gekomen: niet een roman gegoten in brieven, maar ‘hier verzamelde brieven’ die eerder zijn verschenen in Roodkoper. En op het omslag of titelblad staat al helemaal niet dat Jong en gelukkig een roman is! Waarom lezen recensenten de boeken niet? Judith Janssen van de Volkskrant toonde wel de nodige aandacht die dit boek verdient. Zij schreef dat de eruditie en de intelligentie die uit de brieven spreekt een verademing is ‘na al die studentenboeken die niets anders behandelen dan zwoele nachten in cafés en seksuele escapades tussen de colleges door’ en Janssen vond dat ‘Laura's tobbende leven leidt tot prachtige passages en overdenkingen’. Tot slot is het aardig om nog te melden dat Weeda's moeder Barber van de Pol een inhoudelijk aspect van Jong en gelukkig kort onder de aandacht bracht in haar column in de Volkskrant. Laura Weeda is nu bezig met haar tweede boek.
‘Ik ben door Roodkoper gevraagd om met de brieven “een beeld van mijn generatie te geven” en door de uitgeverij benaderd om ze te bundelen. Veel eigen initiatief kwam er dus niet aan te pas, behalve het schrijfwerk. Er hoefde niet veel meer aan gedaan te worden voor de boekvorm. Ik heb de brieven een keer overgelezen, er is nog een keer een corrector overheen gegaan en verder moesten we voornamelijk nadenken over dingen als het omslag en de titel. Mijn tweede boek wordt een roman, dus dat gaat heel anders. De brieven waren geschreven vanuit mezelf, de roman is fictie. En de brieven waren al eens gelezen en “goedgekeurd” door het tijdschrift, ik had er al reacties op gekregen enzovoort, en dat alles is bij een helemaal nieuw boek wat spannender natuurlijk. Bovendien werk ik nu niet met deadlines. Ik ben de eerste twee weken van dit jaar naar een huisje in het buitenland gegaan om te schrijven, omdat ik aan een nieuwe baan ging beginnen (redacteur bij een uitgeverij) en een flink stuk op papier wilde hebben, zodat ik iets tastbaars had om aan te werken en mijn schrijven niet zou worden verdrongen door meer concreet werk. Dat is heel goed geweest. Nu werk ik minstens een avond per week aan het boek en zit het heel veel in mijn hoofd. Het zou sneller kunnen, maar het gaat me er nu meer om dat het goed wordt. Er moet nog best veel aan gebeuren. De verhaallijn is te ingewikkeld om kort even uit te leggen. Ik kan wel vertellen dat ik op het idee kwam door een opmerking van Kees't Hart in De Groene in verband met een boek dat hij recenseerde, namelijk dat hij de behoefte voelde een roman te lezen over een vrouw die voor het raam stond en nadacht over een verloren liefde. Maar dit zegt niet zo veel want dat is uiteindelijk alleen voor de vorm belangrijk. Mijn tweede boek gaat denk ik het meest over de onmogelijkheid een ander echt helemaal te leren kennen. En over het zoeken naar objectiviteit. En ook wel over vriendschap en liefde. Ik vind het eigenlijk veel leuker als anderen zeggen waar het over gaat, maar daarvoor is het nog te vroeg. De bespreking in met name de Volkskrant en andere hele positieve recensies waren natuurlijk geweldig, het is heel erg leuk om te zien dat een voor jou onbekend iemand je boek zo waardeert. Wel ben ik gauw geneigd de betekenis van recensies te relativeren. Ik denk dat het belangrijk is om een paar mensen uit te zoeken van wie je de oordelen en analyses heel serieus neemt, al het andere dat erbij komt, is al dan niet mooi meegenomen. Anders wordt het te ingewikkeld, want iedereen vindt toch iets anders. Omdat ik nu in een ander genre schrijf, ben ik niet erg aan het vergelijken met de dingen die over Jong en gelukkig geschreven zijn. Soms voel ik wel een soort haast als ik iets over een debuutroman lees, zo van “wacht op mij”, maar eigenlijk wil ik alle nodige tijd nemen om ervan te maken wat ik wil dat het is. Doordat ik nu aandacht heb gekregen als schrijver ben ik misschien iets zelfverzekerder geworden als auteur, of in ieder geval doelbewuster gaan schrijven. Ik ben altijd al aan het schrijven geweest, en de laatste vijf jaar met steeds meer afstand van mezelf, dat wil zeggen: minder dagboekachtig; vorm gevend aan verhalen en ervaringen en gevoelens. Zo begon ik wel regelmatig aan verhalen, maar nooit met een heel duidelijk idee van de afloop, duur, betekenis et cetera. Met het “project” waaraan ik nu werk heb ik dat eigenlijk voor het eerst wel. Ik kan pas echt aan iets nieuws beginnen als iets anders is afgerond. Na je eerste boek word je even onder druk gezet, door enthousiastelingen en doordat iedereen in geïnteresseerde smalltalk vraagt: “hoe gaat het meje boek” en dan: “ben je al aan een nieuw boek bezig.”: Ik heb bewust gewacht totdat dit een beetje voorbij was, want die druk belette me blijkbaar wel. Ik heb dankzij Jong en gelukkig een subsidie en voorschot gekregen. Die heb ik in januari opgenomen om me even helemaal op schrijven te kunnen richten. Maar ik heb dus ook een baan aangenomen. Ik zou ook niet fulltime kunnen schrijven, ik vind het wel prettig om daarnaast meer sociaal werk te doen en bovendien heeft mijn werk alles met schrijven te maken. Voordat ik deze baan kreeg aangeboden heb ik plannen zitten maken voor een heel “commercieel” boek, dat wil zeggen een boek waarmee ik veel geld kon verdienen. Met veel seks erin of toegespitst op de doelgroep die het meeste leest bijvoorbeeld. Daar heb nog geen briljant plan voor bedacht.’ ‘Laatst zei een geschiedkenner dat de tijd waarin we leven goed te vergelijken is met de Middeleeuwen. Later las ik dat ook in een studieboek: “Sociale onrust, verdorven moraal, bezeten vrolijkheid, ongeremde uitgaven, luxe, losbandigheid, sociale en religieuze hysterie, hebzucht, inhaligheid, wanbestuur (...)” zijn volgens historicus James Westfall de overeenkomsten. Klinkt inderdaad herkenbaar.’
uit: jong en gelukkig (2002)
cor vos |
|