Literatuur. Jaargang 21
(2004)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Eigen wijsheid voorop‘Dus de aangepaste versie lever je samen met de versie die door mij is gecorrigeerd, hier weer in. Is dat voor iedereen duidelijk?’ Het derde uur begint voor 4vwo met een korte instructie over het teruggeven, bewaren en inleveren van de individuele opdrachten. Als een stewardess in een startklaar vliegtuig goochelt docente Elles Brons met insteekmapjes, opdrachten en correcties. Terwijl het de verslaggeefster na een halve minuut al duizelt, schijnen de kinderen nergens een probleem mee te hebben. Ze zijn duidelijk gewend met verschillende opdrachten tegelijkertijd bezig te zijn. Dat ze dit uur allemaal eensgezind met de module Middeleeuwen aan de slag gaan, is vooral om het voor hun gast een beetje overzichtelijk te houden. In 1998 werden middelbare scholen in Nederland met de introductie van de zogeheten ‘tweede fase’ geconfronteerd met een heel nieuw soort onderwijs: het studiehuis. Leerlingen moeten in deze onderwijsvorm veel vaker zelfstandig of in kleine groepjes met de stof aan de slag, terwijl het traditionele klassikale onderwijs naar de achtergrond verdween. Voor het schoolvak Nederlands bracht de tweede fase bovendien een flinke beperking van het aantal uren dat aan literatuuronderwijs besteed kan worden. Verdeeld over de drie bovenbouwjaren van het vwo is voor literatuur niet meer dan 160 uur beschikbaar. Allemaal redenen waarom op het Comenius College in Capelle aan den IJssel de oude vertrouwde literatuurmethode vaarwel is gezegd. Elles Brons: ‘We gebruikten voorheen de methode van Dautzenberg, die we af en toe aanvulden met eigen materiaal. De aanschaf van een nieuwe methode die aansloot op het tweede fase-onderwijs zou duur uitpakken, zeker als je rekent dat je er maar zo'n dertig procent van gebruikt. In de sectie Nederlands hadden we een aantal creatieve mensen, die het wel leuk vonden om zelf voor lesmateriaal te zorgen, en zo hebben we samen een serie modules opgesteld.’ De opdracht over literatuur in de Middeleeuwen wordt in groepjes van drie uitgevoerd. Elk groepje heeft, ongehinderd door enige voorkennis, uit een lijstje een Middelnederlandse tekst gekozen. Nadat de leerlingen die tekst hebben gelezen, moeten ze daar een reeks vragen over beantwoorden. De beknopte informatie die in de syllabus wordt bijgeleverd, is bedoeld om hen op weg te helpen. Stefan, Linda en Wim hebben gekozen voor de Beatrijs, en dankzij Stefan heeft het groepje de geannoteerde tekst van de site van de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren al geprint en gelezen, zodat ze meteen met de vragen kunnen beginnen. ‘Hoe moeten we die motieven nou vinden?’ vraagt Linda zich af. Het thema, daar zijn ze snel uit: ‘Het geloof, dat kan je zo opschrijven,’ zegt Wim, ‘want het komt in de Middeleeuwen altijd weer terug bij het geloof.’ Ook over de taal moeten ze iets vertellen. ‘Als we “spelling’ kiezen, dan kunnen we iets doen
Bronnen zoeken in de mediatheek
over klinkerverlengingen’, stelt Linda voor. Aan het einde van het lesuur zijn alle vragen beantwoord. En Beatrijs kan op de lijst. Niet alle leerlingen zijn zo voortvarend van start gegaan. Omdat ze bijvoorbeeld in een eerdere les met een andere opdracht zijn bezig geweest, moeten sommige groepjes nog op zoek naar de tekst. In de mediatheek zijn van de meeste titels alle exemplaren al uitgeleend, aangezien ook andere klassen met dezelfde module aan het werk zijn. Dus moet het internet eraan te pas komen om de tekst op te sporen. En dan is het een kwestie van kiezen: of de tekst direct van internet halen, of na schooltijd naar de openbare bibliotheek in Rotterdam. Dat laatste kost meer tijd, maar er zijn wel moderne vertalingen te vinden, terwijl op het internet vaak alleen de oorspronkelijke tekst beschikbaar is. Het vinden van bronnen is in het studiehuis een essentiële vaardigheid, en Brons constateert dat de leerlingen een jaar later op dit onderdeel steevast een hoop tijdwinst hebben geboekt. De module Middeleeuwen is de eerste van een serie, die in 6vwo eindigt met de hedendaagse literatuur. Maar ook aan de hand van een thema als geloof, of een module over vrouwen, worden de leerlingen door de Nederlandse literatuurgeschiedenis geleid. Het onontbeerlijke naslagwerk is tevens van eigen makelij: een dikke syllabus die de naam ‘helpdesk’ heeft gekregen, bevat de nodige achtergrondinformatie en een lijst met literaire begrippen. Later op de dag, tijdens een halfuur zelfstandig werken, zijn leerlingen van verschillende niveaus onder begeleidend toezicht van Brons bezig met hun opdrachten voor Nederlands. ‘Doordat ik hier te maken krijg met leerlingen die ik zelf niet lesgeef, merk ik dat bepaalde onderdelen door collega's van mij heel anders worden aangepakt. En daar leer ik soms weer van,’ zegt ze. ‘We zijn in de bovenbouw met vier docenten, en eigenlijk heeft iedereen wel zijn favoriete terrein. Bij het maken van de modules maken we daar optimaal gebruik van. Maar als je echt ieders competentie wilt gebruiken, dan zou je ervoor moeten zorgen dat een module in elke klas wordt geintroduceerd door degene die hem heeft geschreven. Dat is ons volgende idee.’
sasja koetsier |
|