Jeroen Vullings
Heeft de schrijver Geerten Meijsing ‘het’ nu wel of niet gedaan met Vera Vingerhoeds? Dat lijkt geen vraag ter beantwoording door de literaire kritiek, maar niettemin heeft de ‘dichter en publicist’ Onno-Sven Tromp in een opstel van maar liefst zes pagina's, vorig jaar afgedrukt in het januari/februari-nummer van Literatuur, zich met merkbare wellust gebogen over deze heikele kwestie. Tromp stelt de jazzsaxofoniste Vera Vingerhoeds gelijk aan Meijsings personage Laura Lauweren, zoals hij ook al niet moeilijk doet over de mogelijke discrepantie tussen de auteur en diens alter ego - Meijsing ís in zijn opvatting Erik Provenier. Vervolgens is het tijd voor enige bewijsvoering: die allitererende namen natuurlijk; Petrarca bezong ook een Laura; en het sluitstuk: ‘Vingerhoeds had eveneens een wijde bos haar.’
Tromp zit niet op een verkeerd spoor. Het is geen groot nieuws dat Meijsing en Vingerhoeds elkaar kennen. Niet voor niets heeft Meijsing Veranderlijk en wisselvallig en Altijd de vrouw aan haar opgedragen. Maar om het personage Laura nu direct op te voeren als ‘muze’ en ‘onbereikbare vrouw’ gaat te ver. ‘Begeerde vrouw’ lijkt mij een betere aanduiding, want van die gevoelens maakt Provenier bepaald geen geheim. Dat Meijsing Provenier niks laat zeggen over het consumeren van die passie, dat het meestal blijft bij een kus en het opspringen van het hart als ze elkaar weer treffen, en dat roman na roman, hoeft volgens mij niet noodlottig te wijzen op een onbereikbare liefde. Dat Provenier niet met Laura voor de ogen van de lezers naar bed gaat in Veranderlijk en wisselvallig zal bij een bewust construerende auteur als Meijsing een reden hebben. Door juist dát gegeven achterwege te laten, slaagt hij erin die voortdurende suggestie van broze verliefdheid scherp te houden. En in het verhaal ‘Verliefd in Versilia’, gepubliceerd in de twee jaar geleden verschenen bundel Stucwerk, een overduidelijk Laura-verhaal, al wordt zij niet bij name genoemd, voert de schrijver ‘privéredenen’ op om het gebrek aan al te intieme informatie te rechtvaardigen. Ook hier zie ik geen bewijs in dat Laura onbereikbaar was. Die vrouw had een vriend in Nederland, die misschien van niks mocht weten. Provenier was ‘gebonden’ toen hij Laura ontmoette. Die discretie lijkt mij maar al te menselijk, niet per se de uiting van een geprangd romantisch gemoed.
Hoe het in werkelijkheid zat tussen Meijsing en Vingerhoeds weet ik niet en hoef ik ook zo nodig niet te weten, maar het komt mij voor dat de auteur met plezier gebruik maakt van de gezellige speelruimte tussen werkelijkheid en verbeelding die je hebt als je autobiografische fictie schrijft. Niks treurigs aan.
Tromp ziet dat anders. Eerst komt hij met schokkend nieuws op de proppen: Vingerhoeds blijkt speciaal voor haar gesigneerde Meijsing-titels naar de firma De Slegte te hebben gebracht. Hij concludeert direct: ‘Het is de vraag of Vera Vingerhoeds gecharmeerd is van Meijsings avances en van zijn boeken.’ Tja, dat kan, maar misschien had ze gewoon geldproblemen. Tromp galoppeert verder, in steeds kwetsender bewoordingen: ‘Het lijkt er dus op dat Vera Vingerhoeds zich gedraagt zoals een onbereikbare vrouw en muze zich hoort te gedragen. Een muze dient haar bewonderaar genadeloos af te wijzen en hem bij elke toenaderingspoging zonder mededogen van zich af te trappen. (...) Zolang Meijsing door zijn muze wordt aangetrokken, maar zij voor hem ook volkomen onbereikbaar is, zal hij zich voortdurend voor haar blijven uitsloven.’
Zou het? Ik kan daar een nieuw citaat tegenover stellen, uit Meijsings laatste roman Malocchio, als Laura op de boot naar Portovenere in Proveniers oor fluistert: ‘We hebben helemaal niet opgepast. Als een van ons aids heeft, plegen we gewoon samen zelfmoord.’
Exit onbereikbare vrouw. Verderop schrijft Meijsing ook nog: ‘Laura was geen Muze of godin, ze was gewoon een Sim.’ Met die laatste naam verwijst hij naar een populair computerspel waarin de speler de diverse personages kan toerusten met eigenschappen van bestaande kennissen, familieleden of vrienden. Zodat hij een spel kan spelen met de werkelijkheid, een hypothetisch universum kan creëren waarin andere levenswegen mogelijk zijn dan de reeds gevolgde. Laura is niet meer dan een experiment, iemand op wie je ideeën en verlangens projecteert, een zetstuk.
De vraag is waarom Meijsing nu het doek voor de sponde heeft weggetrokken. Wraak voor de verpatste exemplaren? In Malocchio staat: ‘Je moet als romanschrijver beloften schenden, en bovendien zijn eden van liefde in water geschreven.’ Reageert hij op Tromps dolle speculaties? Of verscherpt hij door de mistsluier te verwijderen rond Laura het zicht op het eigenlijke onderwerp in Malocchio: de relatie tussen vader en dochter, tussen Erik Provenier en zijn Chiara? Dat zou dan wederom een kwestie van techniek zijn. In die laatste mogelijkheid geloof ik het liefst.