Decreet
In dezelfde polemiek betoonde W.F. Hermans zich een voorstander van een streng taaltotalitarisme: ‘Per decreet zou vastgesteld moeten worden wat goed Nederlands is en wat niet, welke woorden en zinsconstructies als verouderd te vermijden zijn, of gebrekkig naar buitenlands voorbeeld nageaapt, en zo meer. Wat romanschrijvers en dichters doen moeten ze misschien zelf weten, maar journalisten, schrijvers van wetenschappelijke verhandelingen, Kamerleden en ministers zouden zich er stipt aan moeten houden.’
Het probleem is natuurlijk: wie moet dat decreet uitvaardigen? Hermans zegt het er niet zo expliciet bij, maar gegeven zijn afkeer van taalkundigen, en het gebrek aan competentie dat hij journalisten, wetenschappers en politici kennelijk toerekende, moeten dat waarschijnlijk wel de ‘grote’ schrijvers zijn, waar hij zichzelf toe rekende.
Mulisch en Hermans wilden dus dat de nonnen voortaan door schrijvers bepaald zouden worden, al waren ze het mogelijk nooit eens geworden over de vraag wat die norm dan had moeten zijn. De spellingsanarchie van hun collega Gerard Reve konden beiden in ieder geval niet waarderen. ‘Konsekwent oneigelijk’ noemde Mulisch haar, en Hermans bracht de hele zaak terug tot een kwestie van geloof: ‘Men zou er beter aan doen het “zoude” van Gerard Reve (...) te verbeteren tot “zou”, maar die schrijver is katholiek en dus onaantastbaar.’ Daar had prof. dr. G.A. Lindeboom van harte mee kunnen instemmen.