louter in spiegelschrift doen, noch per se in transparante teksten?
Een eerste antwoord op die vraag kunnen we formuleren als we ons realiseren dat spiegel-teksten niet louter reflecteren op het schrijven sec, maar dat de reflectie van een tekst op zijn eigen onvermogen wel degelijk betrokken is op een onderwerp of thema. Een goed voorbeeld daarvan is het boek De menselijke soort (1947) van Robert Antelme. Een titel die opvallend genoeg niet genoemd wordt in de dissertatie van De Brabander, terwijl dit - enige - boek van Antelme over zijn concentratiekampervaringen in Gandersheim tijdens de Tweede Wereldoorlog, van grote invloed is geweest op Blanchots denken over de ander (zie daarvoor zijn gelijknamige essay uit 1962 over dit boek). De menselijke soort laat precies het op zichzelf en het behandelde onderwerp reflecterende schrijven zien dat een tekst volgens Blanchot tot literatuur maakt. Meer concreet: Antelme probeert in zijn boek de vraag te verwoorden wat een mens tot mens maakt in een onmenselijke situatie (het concentratiekamp): een situatie dus waar datgene wat een mens tot mens maakt juist vernietigd moest worden.
De meerwaarde van Blanchot voor het nadenken over ethiek en engagement in literatuur, ligt mijns inziens verder in zijn nadenken over ‘het meervoudige woord’, de noodzakelijke eenheid van vorm en inhoud, en de ambiguïteit van de roman. Ideeën die bij voortduring opduiken in zijn essays, maar die door de nadruk die de dissertatie legt op het spiegelschrift, wellicht wat onderbelicht blijven. Blanchot biedt met zijn ideeën als het ware een begrippenapparaat - een methode dus, eerder dan een theorie -, die een goede analyse van engagement en ethiek in romans mogelijk maakt, zonder dat daarbij de ambiguïteit bij de gratie waarvan de roman leeft het onderspit delft. Een begrippenapparaat waarmee ook hedendaagse auteurs, die noch per se in spiegelschrift, noch per se transparant schrijven, geanalyseerd kunnen worden. Het nieuwste boek van de Zuid-Afrikaanse J.M. Coetzee, Elizabeth Costello, bijvoorbeeld, laat het soort zelf-ondermijning van de roman zien dat de Franse filosoof denk ik wel gewaardeerd zou hebben.
Deze roman, die bestaat uit een verzameling lezingen die slechts door een zeer dunne verhaallijn bijeen gehouden wordt, ondermijnt in feite met woorden de kracht van woorden. De hoofdpersoon, de oudere schrijfster Elizabeth Costello, reist de hele wereld over om lezingen te houden, waarin zij onder meer pleit voor een beter verstaan van de mens met dieren. Zij probeert een stem te
geven aan een groep in de samenleving die zelf niet kan spreken: de dieren. Maar, zelf behorend tot een zwakkere groep in de maatschappij, slaagt Costello daar echter niet in: ze stuit op louter onbegrip, en aan het lot van de dieren zelf verandert in feite niks.
Eerder dan de term spiegelschrift, het soort literatuur waartoe Elizabeth Costello ten slotte nauwelijks gerekend kan worden: daarvoor is de ‘reflectie’ erin te impliciet, bieden Blanchots genoemde ideeën over de ambiguïteit van de roman toegang tot het engagement in dit boek. Elizabeth Costello laat namelijk wél de noodzakelijke eenheid van vorm en inhoud, en de niet in één zin samen te vatten meerduidige betekenis zien, die de Franse filosoof per se noodzakelijk achtte voor literatuur: Coetzee heeft het bundelen van de lezingen nodig, om de krachteloosheid van diezelfde lezingen te tonen.
Dit is uiteraard slechts één voorbeeld. Maar ik denk dat er meer hedendaagse romans zijn waar Blanchot een interessant licht op zou kunnen werpen. Ook in die zin biedt Blanchots denken een geestelijke injectie waar de nogal eenzijdige Nederlandse discussie ten aanzien van engagement slechts baat bij kan hebben.