[Nummer 6]
Redactioneel
Literaire tijdschriften zijn kleine spelers in het literaire veld, constateert Liesbeth Eugelink terecht in een recent nummer van Parmentier, dat verrassende en onvoorspelbare tijdschrift uit Nijmegen. Literaire tijdschriften hebben het altijd (of toch in elk geval vaak) moeilijk en blijken ondertussen vitaler dan onkruid. Ze gaan ten onder maar komen even snel weer op. In een tijdschrift kun je uitproberen, plaats bieden aan nieuwelingen, het is een broedplaats van talent, de experimenteerruimte van de taal. In de woorden van Eugelink: ‘Het literaire tijdschrift is [...] het kloppend hart van de geschreven literatuur’. Maar tijdschriften zijn vaak ook onzichtbaar.
Wie zelf een tijdschrift maakt, weet hoeveel tijd en energie dat kost. En vindt, terecht, dat zo'n blad een mooi plaatsje in de winkel verdient. Maar weet ook uit ondervinding dat het tussen alle Elles en Libelles nauwelijks de aandacht trekt. Goed, toen in februari het eerste vernieuwde nummer van Literatuur verscheen, was mijn eigen bladenman zo vriendelijk Literatuur voor een paar dagen in een speciale display te plaatsen, maar meestal is het zoeken geblazen. Maken van een letterkundig tijdschrift wordt zodoende een oefening in nederigheid.
In Nederland en Vlaanderen bestaan nogal wat bladen met en over literatuur. Van het stokoude De Gids tot het nog jonge studentenblad Op ruwe planken. Liefde en passie drijft de makers, voor het gewin moet je er niet aan beginnen. Boekhandelaren: geef de literaire bladen een ereplaats.
Johan Oosterman