Onzekere toekomst voor BNTL
Wie zich bezighoudt met neerlandistiek, kan niet om de bntl heen. De Bibliografie van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap biedt neerlandici een uitgebreid en fijn gerubriceerd overzicht van secundaire literatuur op hun vakgebied. De bibliografie verschijnt sinds 1970, aanvankelijk alleen in druk. Tegenwoordig is ze onder meer in de Koninklijke bibliotheken van Nederland en België, in alle universiteitsbibliotheken en in de grotere openbare bibliotheken ook online te raadplegen. Als gevolg van een reorganisatie staat nu de toekomst van de bntl op losse schroeven.
Samensteller van de bntl is het Bureau voor de Bibliografie van de Neerlandistiek, met vestigingen in Brussel en Den Haag. Het Nederlandse deel fuseerde in 1997 samen met vijf andere instellingen voor onderzoek en documentatie tot het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (niwi). En daar zit een probleem. Want het niwi zal in zijn huidige vorm ophouden te bestaan, zo besloot vorig jaar de overkoepelende Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (knaw). De informatiediensten zullen worden losgekoppeld van het onderzoek, en eventueel een andere plek krijgen binnen de knaw, of daarbuiten. Een speciale commissie, die momenteel bezig is de verschillende diensten tegen het licht te houden, zal in juli advies uitbrengen.
De meest geruisloze optie zou zijn om de bntl te laten zitten waar ze zit: namelijk in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Momenteel biedt die op basis van een overeenkomst met de knaw huisvesting en faciliteiten aan de bntl. Maar over een herziening van die verhouding valt momenteel niet te praten. Gedurende de activiteiten van de knaw-commissie wil adjunct-directeur Els van Eijck hierover geen enkele uitspraak doen; zelfs een antwoord op de vraag of de bntl moet blijven, beschouwt zij als ‘ongepast’.
Om heel andere redenen aarzelt Hans Bennis, directeur van het Meertens Instituut, om publiekelijk een lans te breken voor de
bntl. ‘In een breder perspectief gezien geloof ik wel dat de
bntl moet worden voortgezet, maar voor mij als taalkundige stort de wereld niet in als de
bntl er niet meer is.’ In 2001 werd een panel van neerlandici gevraagd naar hun ervaringen met de
bntl. Ook toen bleek dat de bibliografie vooral door letterkundigen werd geraadpleegd en in mindere mate door historisch taalkundigen. Voor moderne taalkundigen bleek de
bntl nauwelijks van belang. ‘Ik zie het niet zonder meer als een taak van het Meertens Instituut om zich over de
bntl te ontfermen,’ zegt Ben-
nis. ‘Ik zou eerder denken aan de
kb, of een letterkundig instituut als het
chi.’
Die gedachte is ook al bij het Constantijn Huygens Instituut opgekomen. Interim-directeur Henk Braakhuis ziet wel voordelen in een eventueel samengaan. ‘We hebben met de mensen van de bntl daarover ook al een tentatief gesprek gehad. Vooral de speciale bibliografische projecten zijn voor ons interessant. Er wordt daar bijvoorbeeld gewerkt aan een Hermans-bibliografie, terwijl wij met een editie van zijn oeuvre bezig zijn.’ Maar dat is volgens Braakhuis niet de enige mogelijkheid voor de bntl. ‘Ik denk dat iedereen het erover eens is dat het als instelling moet blijven.’ [sk]