Ton Anbeek
Vergeet niet te lezen
Om de twee, drie jaar barst de discussie weer los over het literatuuronderwijs op de middelbare school: het nut of onnut van de lijsten, wie er op mag en wie buiten de tempel van de Literatuur moet blijven staan enz. Het lijkt een veenbrand die maar niet wil doven.
November 2002 sloegen de vlammen weer uit. Op de Dag van het Literatuuronderwijs werd een enquête gehouden waaruit bleek dat de docenten Nederlands een gruwelijke hekel hadden aan onder leerlingen popi schrijvers als Ronald Giphart en Yvonne Keuls. Die willen ze nooit meer op een lijst zien en eigenlijk zouden ze in het onderwijs verboden moeten worden. Onmiddellijk reageerde de uitgever van Giphart, Joost Nijsen, die betoogde dat een zorgvuldiger analyse van de enquête liet zien dat alleen oudere leerkrachten Giph ‘plat en pornografisch’ vinden. De slimme uitgever concludeerde dat zijn auteur dus ‘gevreesd wordt door de behoudende leraren in ons land’, net zoals ‘andere schrijvers vóór hem’ - en daarmee belandt Giphart in het rijtje Blaman, Hermans, Reve, Wolkers en andere grote taboedoorbrekers van na de Tweede Wereldoorlog - een handige manoeuvre. Ikzelf heb ook zo mijn bedenkingen bij het optreden van de ‘behoudende leraar’, maar die zijn van geheel andere aard. Het lijkt mij namelijk dat deze integere docent het omgekeerde veroorzaakt van wat hij wil bereiken. Om dat toe te lichten moet ik terug naarde krochten van de jaren vijftig. Mijn eerste literaire ervaring dank ik aan het verbod van mijn oudere broer. Die liet mij het dreigende donkere kaft van een boek met een raadselachtige titel zien, legde uit dat het om een zeer omsteden schrijver ging en concludeerde: ‘Daar ben jij dus echt nog te jong voor.’ Niet was hij naar zijn verloofde vertrokken of ik sloop naar zijn kamer en stopte het verboden voorwerp onder mijn pull-over. Onmiddellijk daarna verloor ik mij reddeloos in De tranen der acacia's. Voor het eerst had ik een boek voor volwassenen in handen dat even boeiend bleek als De Artapappa's, Jan van Beek, Alleen op de wereld en
alle andere boeken die mijn oren hadden doen gloeien. Nee, nog veel boeiender, want geheimzinnig, troebel, weerspannig, ongrijpbaar.
De tranen is misschien niet Hermans' beste boek, maar voor mij blijft het altijd verbonden met de middagen dat ik met Arthur Muttah door een troosteloos Amsterdam dwaalde. De grimmige, poëtische beelden, de wanhopige felheid, ja zelfs het larmoyante (waar de titel op doelde) las en herkende ik en vervolgens herkende ik nog eens wat ik gelezen had. Een andere ervaring heeft mij even sterk gevormd. Het moet zo rond 1960 zijn geweest, dat ik met mijn ouders in Arnhem liep. Om het uitstapje ook voor de jonge puber verteerbaar te maken, mocht ik een boek kopen. We liepen een deftige boekhandel binnen waar we onmiddellijk werden aangesproken door een deftige meneer die vroeg waarmee hij ons van dienst kon zijn. Ik fluisterde een boektitel, zo zacht dat ik hem twee keer moest herhalen terwijl de deftige meneer zich naar mij over boog. Dus, voor de derde keer: ‘De kellner en de levenden. Ik heb daar veel goeds over gelezen.’ Dat laatste was waar, want schreef dr. J.C. Brandt Corstius in zijn Geschiedenis van de Nederlandse literatuur (een Prisma-pocket) niet over dit ‘meesterwerk’: ‘Schrikwekkende verschijningen jagen steeds veelvuldiger voorbij, huiveringwekkende geluiden zwellen aan.’ Dat wilde ik wel eens meemaken.
De boekhandelaar keek bedenkelijk deftig naar de jonge lezer. En richtte zich vervolgens rechtstreeks tot de ouders: ‘Dat is niet zo geschikt voor uw zoon.’ Wonderlijke woorden, uit een voorgoed voorbije voortijd: een boekhandelaar die de aankoop van een boek om morele redenen afraadt! Ondanks dat jaartal 1960 waren de jaren zestig nog ver weg. Uit deze twee anecdotes valt het volgende af te leiden: Leraren moeten het lezen van Giphart of welke andere auteur dan ook die ze verafschuwen, nooit afraden. Beter kunnen ze roepen: ‘Jullie mogen allemaal het verzameld werk van Giphart op je lijst zetten. Dat is niet erg origineel, want iedereen doet het, het is het literaire equivalent (iemand die dat woord kent?) van een spijkerbroek aangeschaft bij Zeeman. Maar van mij mag het hoor, je gaat je gang maar. Er zijn natuurlijk ook boeken die...nouja, waarmee je moet oppassen. Hermans, daar staan dingen in...Couperus was decadent en geloof me maar: wat jullie decadent noemen (een feestje waarbij de Bacardi Breezers gratis verstrekt worden) verbleekt bij wat zich afspeelde in het hoofd van die zogenaamd deftige Hagenaar.’ Enz. enz. Afraden, nieuwsgierigheid prikkelen, verdacht maken. Zo wordt Couperus ‘cool’, Hermans ‘vet spannend’ en Giphart een watje.
En als Couperus dan zelf in de beste boekhandel van de stad komt signeren, reken maar dat de leerlingen in de rij staan!