Lust for life:
Van Goghs roem groeide
Evert van Uitert
Roem vergaat als er niet blijvend ruchtbaarheid aan wordt gegeven. Daar hebben we menig epos en monument aan te danken. Kunstenaars zijn in het voordeel ten opzichte van veldheren en staatslieden, omdat hun literaire werk gelezen, hun muziek gehoord en hun beelden en schilderijen bekeken kunnen worden. Dat geldt zeker voor kunstenaars die, als Vincent van Gogh of Picasso, over een eigen museum beschikken.
Van Vincent van Gogh kan naar waarheid worden gezegd dat zijn roem eeuwigdurend is, althans al een eeuw duurt. Lang genoeg om ook de schaduwzijden daarvan te zien. In 1990 werd zijn honderdste sterfjaar uitgebreid herdacht, onder veel meer met de uitgave van een bundel gedichten onder de titel Ommuurd veld. 30 gedichten voor Van Gogh. Daarin kwam nogal wat ongemak boven drijven. H.C. ten Berge dichtte: ‘Uw naam is een transactie, zelfs de verzenmaker wordt betaald.’ Marko Fondse tekende mistroostig op: ‘'t Godganse komend jaar herdenkt ons naamziek tij / uw kapitale naam als één Van Gogh-genootschap. / Eer en profijt (zelfs 't mijne) marcheren zij aan zij / en aan uw boodschap, kom, hebben we echt geen boodschap.’ De dichter Tom Lanoye vatte alle clichés over Van Gogh samen in de regels: ‘de enige manier om in de Lage / Landen kunstenaar te worden, / is emigreren. Ook nuttig zijn: krankzinnigheid, honger, een orgaan afsnijden, sterven voor / je tijd en honderd jaar later een eigen stichting krijgen.’ Verder constateerde hij: ‘Je ellende registreren op zijn mooist. En daar kon die Vincent wel wat van...’ Daarin had Lanoye gelijk, al slaat dat registreren eerder op Van Goghs brieven dan op zijn schilderijen.
Vincent van Gogh was behalve een groot schilder, ook een groot lezer en briefschrijver. In die combinatie schuilt de grote vlucht die zijn reputatie als kunstenaar, maar vooral als martelaar voor de kunst, heeft genomen. Vincent en zijn broer Theo beseften dat de brieven een rol konden spelen bij het propageren van zijn kunst. Zelf had Vincent graag over kunstenaars gelezen, al verweet hij auteurs als Balzac en Zola dat hun fictieve beschrijvingen niet deugden door gebrek aan kennis van de schilderkunst. Wel was hij diep onder de indruk geraakt van Alfred Sensiers nogal mythische, La vie et l'oeuvre de J.-F. Millet. Hij had het ademloos uitgelezen. Sensier had talloze briefcitaten van Millet opgenomen en illustraties van brieven met schetsjes zoals ook Van Gogh ze maakte.
De brieven speelden al tijdens zijn leven een rol, omdat zijn broer Theo ze in Parijs te lezen gaf aan critici of er in ieder geval uit citeerde. Dat is te merken aan het juichend artikel dat Albert Aurier in 1890, nog tijdens het leven van Vincent, publiceerde in het gerenommeerde blad Mercure de France. In 1893 werden in Van Nu en Straks een aantal fragmenten gepubliceerd, terwiji in 1906 al een uitgebreidere Duitse uitgave van Van Gogh-brieven op de markt kwam. De grote, belangrijke publicatie van de Verzamelde Brieven uit 1914 werd verzorgd door Theo's weduwe Jo van Gogh-Bonger. Daarmee nam het grote vergaren van Vincents roem een aanvang en het eind is nog niet in zicht.
De diverse uitgaven en vertalingen van Van Goghs brieven openden de weg voor een mateloze persoonsverheerlijking - Van Gogh als Godzoeker - en speculaties over de psyche van Vincent langs de lijnen van de vermeende band tussen genie en waanzin. Dat alles werd moeiteloos met zijn beeldende werk verbonden. De weg
‘Behalve dat oor dan, dat leek me vervelend’
voor schrijvers van een
vie romancé lag wijd open en daarop ontstond druk verkeer van allerlei schrijvers gevolgd door film- en televisiemakers.
De succesvolste auteur was ongetwijfeld de Amerikaan Irvin Stone (1903-1989), de auteur van Lust for Life. Stone had moeite zijn manuscript te slijten, maar in 1935 kwam het boek uit bij Doubleday. De uitgever verwachtte er aanvankelijk weinig van, maar het werd een wereldwijde bestseller. Wat later talmde ook de koper van de filmrechten om over te gaan tot het maken van de gelijknamige film. Op het laatste moment werd de film gedraaid. Toen de correspondent van de Telegraaf in New York de film mocht zien, oordeelde hij negatief onder de kop: ‘Karakter van de schilder niet getroffen. Vincent van Gogh-film geschaad door overdaad. Niet ontroerend.’ (13 september 1956) Het jaar daarop werd de film in Nederland goed ontvangen. En zo komt het dat menigeen zich Vincent van Gogh