Floppen en fiasco's
Het onvolprezen Tijdschrift voor tijdschriftstudies, opgericht in 1997, bestaat vijf jaar en heeft voor de gelegenheid een lustrumboek samengesteld over tijdschriften die het net niet gehaald hebben: Floppen en fiasco's. Mislukkingen uit de tijdschriftgeschiedenis (Nijmegen: Vantilt, 2002. 136 blz.; € 13,50. isbn 90 75697 63 5). Een schitterend project zou je zeggen: een fraai onderwerp, een goede uitgeverij, een prachtige lay-out, dat kan niet meer stuk. Maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat dit boekje me zwaar teleurgesteld heeft. Op een enkele uitzondering na hebben de auteurs (J.J. Kloek, Lotte Jensen, Willem van den Berg, G.J. Hooykaas, Jeroen van Gessel, Sabine van Wesemael, Sjoerd van Faassen en René Vegt) vooral futloze, ongeïnspireerde bijdragen ingeleverd. Ik heb me doorgaans stierlijk verveeld bij dit boekje en dat komt omdat de medewerkers voor het merendeel slechts keurig en plichtsgetrouw de petit histoire over hun onderwerp hebben blootgelegd, maar één en ander nauwelijks hebben weten te contextualiseren en interpreteren. Plannen voor een nieuw blad ontstaan volgens mij echter zelden in het luchtledige en vormen bijna altijd een reactie op een ander tijdschrift, een gebrek aan andere tijdschriften of een of andere misstand. En dat de medewerkers van dit boekje daarbij ook nog eens buitensporig veel uit hun bronnen citeren vergroot de leesbaarheid ook al niet. Lotte Jensen spant wat dat betreft de kroon: haar korte bijdrage over de plannen van Betje Wolff en Aagje Deken voor een vrouwentijdschrift bestaat voor bijna de helft uit een teksteditie van de oorspronkelijke inleiding van de beide dames. Mag het misschien een onsje meer zijn?
Alleen de bijdragen van Sabine van Wesemael en Sjoerd van Faassen konden me werkelijk boeien. Overigens schrijft Van Wesemael over een tijdschrift dat volgens mij niet echt mislukt kan zijn, want van het blad Le Navire d'Argent (1925-1926) van Adrienne Monnier (1892-1955) verschenen maar liefst twaalf afleveringen. Maar goed: de redactie heeft een erg ruime definitie gehanteerd van mislukte tijdschriften: ‘Een tijdschrift kan volgens ons als mislukt worden beschouwd wanneer het niet aan de doelstellingen van de oprichters en redacteurs beantwoordde of wanneer het - alle goede bedoelingen ten spijt - binnen een jaar weer van het toneel verdween’.
Over een echt mislukt blad, namelijk eentje dat nooit verscheen, schrijft Sjoerd van Faassen. Hij roept in herinnering hoe enkele Groningse schrijvers (o.a. Eddy Evenhuis, Max Dendermonde, A. Marja, Koos Schuur, Reinold Kuipers) in het eerste oorlogsjaar een tijdschrift genaamd Boven A.P. wilden oprichten. Van Faassen toont aan dat het blad vooral gezien moet worden als een poging om iets te doen aan de groeiende machtspositie van Ed. Hoornik en de Criterium-generatie. Een gebrek aan financiën hebben de plannen uiteindelijk gedwarsboomd en ook een ander plan van Evenhuis (Avant Garde) om aandacht voor jongere Groningse schrijvers te vragen haalde het helaas niet. Daarop volgde ‘de Groningse exodus’ (de term is van Ab Visser) want de meeste Groningse schrijvers vertrokken naar Amsterdam.
ernst bruinsma