Literatuur. Jaargang 19
(2002)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |
Literatuur - aan de muur
| |
[pagina 99]
| |
van een groep spelende kinderen aan de andere kant van de kamer kon zijn concentratie niet verminderen. Een ander verhaal: toen de familie in het huis aan het Pretoriusplein woonde, onderbrak Thijssen met enige regelmaat het spel op straat. De ramen zwaaiden open, Thijssen klapte dan in zijn handen: ‘Kinders, een verhaaltje’. Toen het repertoire aan sprookjes op was, begon hij zelf verhalen te verzinnen. ‘Heel mooi,’ zeiden de kinderen, ‘maar nu weer een verhaaltje, meneer Thijssen’ en dan kon hij weer opnieuw beginnen met de sprookjes. En ik begin te begrijpen waarom de medewerker van het museum deze korte documentaire met enige tegenzin had aangezet: Thijssen komt naar voren als de beminnelijke onderwijzer met een groot hart, precies het beeld dat tot onderschatting van zijn literaire werk heeft geleid. Het heeft vrij lang geduurd totdat het belang daarvan duidelijk werd. In 1979 schrijft Lodewick over hem: ‘De verdienste van Theo Thijssen schuilt in de liefde voor en daardoor het begrip van zijn onderwerp, het kind.’ Nog in 1990 maakt Willem Wilmink zich daar boos over. Thijssen heeft het vermeend autobiografische gehalte van zijn hoofdwerk altijd weggewuifd, zoals een romancier betaamt: ‘Ik heb Kees bedacht; geen enkele gebeurtenis uit het boek heb ik werkelijk beleefd’. Het is niet voor niets geweest, inmiddels is Kees de jongen opgenomen in de reeks Salamander Klassiek, en niemand meer die van Theo Thijssen in de eerste plaats de pedagogische kwaliteiten zal prijzen. Remco Campert noemde het ‘een van de weinige boeken die me niet in de steek hebben gelaten, zo geweldig economisch geschreven, zonder literaire flauwekul, zonder pose’, en Hugo Brandt Corstius bekent dat hem na twintig keer lezen nog steeds de tranen in de ogen schieten bij de passage over de dood van Kees' vader. Van pedagoog annex kinderboekenschrijver is Thijssen inmiddels een van de weinige auteurs uit het interbellum wier werk niets aan kracht heeft ingeboet. Ik begrijp het dus wel, dat de medewerker van het museum veel liever het bandje laat zien met het nieuwsbericht over de Dag van de Zwembadpas (16 juni 2001). De Stichting Theo Thijssen had toen feestelijkheden georganiseerd rondom de merkwaardige manier van lopen die in het begin van Kees de jongen wordt beschreven. Wanneer je snel naar het zwembad wilde, aldus Kees, dan ‘moest je voorover gaan lopen, net of
Op de Dag van de Zwembadpas was zelfs een bewegingswetenschapper aanwezig die kwam uitleggen dat deze manier van voortbewegen ergonomisch eigenlijk onverantwoord is. Maar, merkte hij terecht op, het is dan ook een echte literaire beweging. Zo'n evenement maakt levend wat ooit ‘slechts’ fictie was, net als het emaillen bord van de firma Stark & Co., door Piet Schreuders ontworpen naar aanleiding van de beschrijving van het kantoor waarop Kees' vader in het boek actief is. Het beste bewijs van de levendheid van Thijssens werk is de eenvoudige verkrijgbaarheid van verschillende titels. Volkomen terecht dus, dat er in het museum ook boeken te koop zijn: het werk van Thijssen zelf natuurlijk - ook antiquarisch - en dat van verschillende auteurs die op een moeilijk te omschrijven manier iets met Thijssen gemeen hebben. Nescio, Gerard Reve, Godfried Bomans, Simon Carmiggelt - een nogal veelzijdig gezelschap dat in elk geval de belangstelling voor het detail gemeen heeft. Heel goed kijken naar iets heel gewoons: dat kan schoonheid en ontroering opleveren.
Theo Thijssenmuseum. Eerste Leliedwarsstraat 16, 1015 TA Amsterdam. 020 55 18 587. Openingstijden: donderdag tot en met zondag, van 12.00-17.00 uur. Van mei tot oktober worden er vanuit het museum wandelingen door het Amsterdam van Thijssen georganiseerd. Web: members.tripod.com/~theothijssen. |
|