Literatuur. Jaargang 19
(2002)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |||||
De broodschrijver
| |||||
Corrigeren‘Ik heb Frans gestudeerd, en niet als hoofdrichting letterkunde, maar taalkunde. Tijdens een postacademische
| |||||
[pagina 88]
| |||||
teksten te pakken. Ik wilde steeds dieper ingrijpen in die teksten, dus eigenlijk meer richting eindredactie. Helaas wilden ze bij Het Financieele Dagblad niets van een eindredactie weten. Ik vond dat jammer, maar al met al heb ik daar toch zeker tien jaar gewerkt.’ | |||||
Persklaar maken‘Als ik er op terugkijk heb ik me heel lang met vertalingen beziggehouden, zonder het daadwerkelijk zelf te doen. In de tijd dat ik bij Het Financieele Dagblad werkte, kwam ik namelijk ook bij De Arbeiderspers terecht, als corrector en persklaarmaker, want door een op- en afrooster had ik veel tijd over. Daar kreeg ik vooral uit het Frans vertaalde boeken te verwerken. Ik heb bijvoorbeeld de serie Geschiedenis van het persoonlijk leven persklaar gemaakt. Persklaar maken is leuk werk, omdat je het in een eerder stadium doet dan corrigeren. Je werkt vanuit het manuscript en je hebt daarbij nog redelijk wat vrijheid. Je kunt zinnen omgooien als je dat nodig vindt. Het blijft wel een vertaling, je kunt de essentiële zaken natuurlijk niet veranderen, maar je kunt wel heel veel aangeven. Het is dan aan de vertaler of hij of zij deze suggesties overneemt. Na dit heel wat jaren gedaan te hebben dacht ik “misschien kan ik zelf ook wel vertalen”.’ | |||||
Word Watchers‘Na tien jaar Het Financieele Dagblad kwam het moment waarop ik voelde dat ik wat anders moest gaan doen. Ik ben met een collega de mogelijkheden nagegaan om een eigen tekstbureau op te zetten. Voor we het wisten hadden we ons ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met een bureau voor redactie, correctie en vertalingen. Gewoon vanuit een kamer die thuis bij mij leegstond. De vertalingen die we uit het Frans kregen, deed ik zelf. De andere talen besteedden we uit. Ik vind dat het toch wel nauw luistert, dus ik waag me (nog) niet aan Engelse vertalingen. Als je uit een taal vertaalt die je niet echt goed beheerst, kunnen er vreemde dingen gebeuren. Zo kwam ik als vertaling van “femme au foyer” (huisvrouw) “vrouw bij de haard” tegen, wel heel erg letterlijk. Wanneer ik uit het Engels zou vertalen, dan zou ik misschien ook dat soort fouten gaan maken. Via via kregen we opeens Elsevier als opdrachtgever, dan gaat het heel opeens erg snel. De Belasting Almanak en de Opleidingen en Beroepen Almanak redigeren en corrigeren, dat zijn pittige klussen. In die tijd deden we ook nog steeds veel voor De Arbeiderspers, waar ik al langer correctiewerk voor deed. We hadden de meest uiteenlopende opdrachtgevers, Uitgeverij Balans, de Boekmanstichting; we vertaalden zelfs spelregels voor Jumbo-spellen! Word Watchers stond in de Gouden Gids, langs die weg kregen we ook veel opdrachten binnen.’ | |||||
Freelance eindredacteur‘Na een jaar of drie stond het bedrijf als een huis. We hadden veel opdrachtgevers en eigenlijk was het helemaal “af”. En juist op dat moment begon ik het een beetje een sleur te vinden. Als je voor het derde jaar de De Opleidingen en Beroepen Almanak doet, van april tot en met september, dan gaat de lol er wel een keer af. Ik wilde niet meer de hele dag op kantoor zitten en stapels papier wegwerken. Dat was eigenlijk ook het verschil tussen mijn compagnon en mij. Zij wilde het liefst alles maar aannemen en ik wilde liever zelf meer gaan schrijven. Ik heb toen ook een tijd lang de redactie en eindredactie gedaan voor het blad van de Nederlandse Vereniging van Bedrijfshulpverlening; ik moest die uitgave in feite zelf volschrijven. Ik deed freelance ook veel dingen voor andere tijdschriften (FEM/De Week, Vrij Nederland) en was freelance eindredacteur van het marketingcommunicatie vakblad Adformatie. M'n compagnon vond het vervelend dat ik zo vaak op pad was voor dat soort klussen. Steeds op een andere plek bij een ander blad, ik vond dat juist prettig! In ieder geval prettiger dan telefoontjes van mensen die met spoed drie regels in zes talen vertaald wilden hebben. We kwamen er toen achter dat we verschillende ideeën hadden over hoe we wilden werken, en ik besloot alleen verder te gaan.’ | |||||
Vertaler Archipel‘Het tekstbureau werd overgedragen aan mijn compagnon en daarna nam ik een baan aan als eindredacteur bij FEM/De Week. Maar al na drie maanden werd het me allemaal te vast. Ik heb liever dat ik niet weet of ik wel werk heb, dan dat ik zeker weet dat ik de komende vijf jaar hetzelfde moet doen. Met vrienden was ik aan het praten over het keurslijf van die eindredactiebaan en ik wist niet goed wat ik eigenlijk wel wilde doen. Iets voor mezelf, iets met taal. Maar wat precies? Een vriendin van mij kwam met de suggestie om me helemaal op vertalen toe te leggen. Van de vertalingen die ik voor de Europese Commissie had gemaakt, daar gaat je hart niet echt sneller van kloppen. Maar in de laatste dertien jaar had ik als persklaarmaker en corrector bij de AP natuurlijk ook al die boeken voorbij zien komen. Vaak had ik het idee | |||||
[pagina 89]
| |||||
“dat kan ik eigenlijk net zo goed”.’ ‘Ik heb me altijd laten weerhouden van het vertalen van boeken omdat ik dacht dat het zo slecht betaalde. Als ik er maar even aan dacht, dan kwam er meteen het gevoel van “sappelen” bij. Dan schoof ik het weer voor me uit. Diezelfde vriendin ontzenuwde toen dat gevoel. Wanneer je twee goedgekeurde boeken hebt vertaald, kom je namelijk via het Fonds voor de Letteren in aanmerking voor werkbeurzen en aanvullende honoraria, toen nog wel tenminste. Op die manier is er best van te leven. En als je er dan ook een keer een bestseller bij hebt zitten, dan komt daar ook weer extra geld vandaan. Ik besloot het te gaan proberen, in combinatie met mijn andere werkzaamheden. Ik klopte voor een vertaalopdracht aan bij De Arbeiderspers en Archipel, het meer populaire imprint van De Arbeiderspers. Tot nu toe heb ik voor hen vier boeken vertaald.’ | |||||
Vertaler De Arbeiderspers‘Er is wel een verschil in benadering tussen boeken van Archipel en De Arbeiderspers. Die eerste zijn bestemd voor een wat breder publiek. Het boek dat ik samen met een collega voor De Arbeiderspers vertaald heb is een stuk gewaagder. Wanneer je alles wilt weten over de lesbische drugs- en technoscène van Parijs en als je houdt van kinky seksscènes, dan raad ik je zeker aan om het te lezen; Superstars van Ann Scott. Ik heb heel erg veel plezier in het vertalen. Met ieder boek weer. Wat dat betreft had ik toevallig ook wel een leuke opeenvolging van boeken die ik gedaan heb. Die boeken werden steeds losser. Steeds moderner en vrijer. Ik voelde mezelf ook steeds vrijer in het vertalen. Vooral in dat laatste boek; daar zat veel orgot in, veel spreektaal. Die kun je echt niet letterlijk vertalen. Ik ben blij dat Archipel en De Arbeiderspers mij de kans hebben gegeven om als vertaler aan de bak te komen. Ik werkte natuurlijk al dertien jaar voor ze, dus ze durfden het wel met me te proberen. Het is een lot uit de loterij, want ik heb begrepen dat het best moeilijk is om daar zomaar binnen te komen.’ | |||||
Stiekem toch...?‘Vertalen bevalt me prima. En ach...,misschien ben ik uiteindelijk wel zo'n gemankeerde auteur. Ooit droomde ik ervan zelf literair te schrijven. Ik heb verschillende pogingen ondernomen; cursussen gevolgd bij 't Colofon bijvoorbeeld, maar het kwam gewoon niet van de grond. Ik begon toen met korte verhalen, maar zelfs dat schoot niet op. Je moet natuurlijk wel weten waarover je wilt schrijven en op een of andere manier komt dat er bij mij niet echt uit. Eigenlijk wel jammer, want ik vind dat ik best goede zinnen op papier zet. Maar ja, aan een verzameling zinnen alleen heb je ook niets. Het moet wel ergens op slaan. Uiteindelijk heb ik dat idee van literair schrijven opgegeven en het was zelfs een beetje bevrijdend om dat niet meer te hoeven.’
‘De afgelopen vijftien jaar heb ik me heel intensief getraind in schrijven, in taal, en dan over allerlei verschillende onderwerpen. Onderwijs, financiële journalistiek, middeleeuwse geschiedenis, sociologische teksten, van alles en nog wat. Ik vroeg me wel af “hoe creatief kan ik dan nog met taal zijn?”. Maar ik heb gemerkt dat ik met vertalen heel dicht in de buurt zit. Het is voor mij haalbaar en heel erg bevredigend. Het is erg prettig om zelf zinnen op papier te zetten. Ik heb de inhoud dan wel niet zelf bedacht, maar de zinnen uiteindelijk wel.’ | |||||
‘De laatste vorm’‘In de toekomst zou ik het liefste voornamelijk vertaalopdrachten hebben. En daarnaast zelf blijven schrijven. Geen romans, maar journalistieke artikelen. Het eerste wat mensen dan aan je vragen is: “waar wil je over schrijven?” Tsja..,wat er zich toevallig aandient, daar wil ik wel over schrijven. Schrijven vind ik gewoon heerlijk om te doen. Een vertaling is natuurlijk niet echt van mij, maar in een zekere zin wel. De laatste vorm dan. Zo vind ik het erg leuk om oplossingen te zoeken voor woordgrappen of een aan een land gebonden grap...Of om gedichten zo te vertalen dat ze nog steeds rijmen en ritmisch nog lekker lopen ook. Die puzzeltjes maken het vertalen extra leuk.’
Irene Groothedde vertaalde voor Archipel:
Daarnaast vertaalde zij samen met Joke J. Hermsen voor De Arbeiderspers het zojuist verschenen:
Het officiële tarief voor een (literaire) vertaling is 5, 17 eurocent per woord, waarbij men de brontaal als uitgangspunt neemt. Voor zakelijke vertalingen neemt men de doeltaal als basis en liggen de tarieven veel hoger (twintig eurocent tot vijftig eurocent per woord; soms zelfs meer). |
|