literatuur in beeld
Padde, Hajo en Rolf (Jan van Druten, 1968).
Al enkele decennia staan Padde, Hajo en Rolt uit te kijken over de Haven van Hoorn. ‘De scheepsjongens van Bontekoe’ vervelen zich een beetje. Eén van hen leunt op het muurtje en zegt iets tegen de andere twee, die allebei een andere kant opkijken - eentje zittend op de kademuur, de benen nonchalant in de lucht bengelend, de ander stoer met de handen over elkaar staande op het muurtje. Als kind was dit mijn eerste kennismaking met het koloniale verleden van Nederland. Mijn twee broers en ik klommen op de beelden, en poseerden in exact dezelfde houdingen voor de foto die mijn vader vanaf ‘Het Houten Hoofd’, de aanlegsteiger, maakte. Hun namen klonken al net zo vreemd als die van Willem Ysbrandtsz. Bontekoe, van wie we vernamen dat hij een schipper was. Vla het beeld kwam ik terecht bij het kinderboek van Fabricius en via zijn boek naar het journaal van Bontekoe, in een van de vele bewerkingen van het in 1645 door Jan Jansz. Deutel uitgegeven Journaal. Nu had Deutel het eigenlijke scheepsjournaal van Bontekoe nogal ‘opgeleukt’ om er commercieel succes uit te kunnen slaan. Het scheepsjournaal van Bontekoe was echter voor een deel ook al geen oorspronkelijk verslag: het verhaal over de heenreis naar Batavia is door Bontekoe pas na de reis opgetekend, want het eigenlijke scheepsjournaal dat van dag tot dag werd bijgehouden ging verloren bij de beruchte ontploffing van zijn schip, veroorzaakt door de ‘botteliersmaat’ Kelemijn (door Fabricius Padde genoemd), die zijn kandelaar nogal onvoorzichtig hanteerde in de buurt van een vat brandewijn. Maar kunnen we deze toedracht nog wel vertrouwen? Het beeld van Jan van Druten is een verbeelding bij drie personen uit het kinderboek van Fabricius, dat een omwerking is van het journaal van Deutel, dat op zijn beurt een bewerking is van het verslag van Bontekoe, dat weer een reconstructie is van het verloren gegane scheepsjournaal is. De hele reeks verbeeldingen en
verdraaiingen in de receptiegeschiedenis van het verhaal, doet ons ook aan de exacte toedracht van de ontploffing twijfelen.
Toch verdient het verhaal het ook om telkens opnieuw verteld te worden. Het is een exemplarisch verhaal, vol ontberingen: de scheepsjongens die dreigen opgegeten te worden door een uitgehongerde bemanning in een sloep op een windstille oceaan, de dodelijke ziektes, de verminkingen, de jacht op voedsel, en natuurlijk het happy end.