Literatuur. Jaargang 15
(1998)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |
Lisa KuitertGa naar voetnoot+ ‘Ik word onrustig als mensen het met me eens zijn’Lisa Kuitert in gesprek met Gerrit KomrijGerrit Komrij (Winterswijk, 1944) is met zijn vriend Charles Hofman even over uit Portugal, in de week dat zijn bundeling nrc Handelsblad-stukken, In Liefde Bloeyende. De Nederlandse poëzie van de twaalfde tot en met de twintigste eeuw in 100 en enige gedichten, (Bert Bakker, ƒ 45,-) verschijnt. De krant heeft hem gevraagd nog een jaar door te gaan met de ‘In Liefde Bloeyende’-reeks. Er staat verder ‘een grote dichtbundel’ op stapel, zegt hij, en een roman. En er zijn plannen voor een nieuwe bloemlezing, dit keer uit de Zuid-Afrikaanse poëzie, waarvoor hij binnenkort naar Stellenbosch reist. In weerwil van de fragiele en versomberde Komrij zoals je hem van foto's kent, oogt hij fris en jeugdig, alsof de tijd geen vat op hem heeft. En hoewel hij bedachtzaam formuleert, sluit hij zijn zinnen steevast af met het gegnuif en gegniffel van een oud opaatje met binnenpret. Het gesprek - over boeken, lezen, literatuur - vindt plaats in de sfeervolle ambiance van de Amsterdamse sociëteit ‘Arti’. De schrijver heeft een grote plastic tas bij zich, van antiquariaat De Slegte.
Bij De Slegte stonden vijf planken met Portugese boeken uit de collectie van August Willemsen, die naar Australië is vertrokken, met allemaal prachtige opdrachten van Portugese schrijvers erin. Dat zegt hier niemand iets. Maar voor mij is dat wel aardig, en ik kan er misschien wat vrienden in Portugal een plezier mee doen. Het is vreemd om boeken die je in heel Portugal niet kunt vinden, in de Kalverstraat aan te treffen. Ik loop altijd met een briefje op zak, met titels van boeken die ik nog moet hebben. Kijk maar, nee, je mag het niet lezen maar dit is het. Hier bovenaan staan de mensen, en daar staan de boeken... dat ik die niet door elkaar haal.’ | |
Beschouw je jezelf als bibliofiel?Je zult met me eens zijn dat ‘bibliofiel’ een rekkelijk begrip is. Ik beschouw mezelf als bibliofiel in de letterlijke betekenis, en misschien zelfs als een bibliomaan. Gerrit Komrij. Portret door Karel Kindermans
Wanneer je het verschijnsel dat je geen dag voorbij kunt laten gaan zonder een paar boeken te kopen zo wilt noemen. Maar ik ben geen ‘conditiomaan’, al vind ik wel dat een boek er mooi uit moet zien, zo gaaf mogelijk. Er zijn mensen die weigeren een exemplaar al omdat er een scheurtje in de stofomslag zit of omdat iemand zijn naam voorin heeft geschreven. Dat duidt op lezen, vind ik, en dat iemand plezier gehad heeft in dat boek. Ik heb me mijn hele leven met boeken omringd. Ik vind dat heerlijk. Een bibliotheek wordt dan op den duur een verzameling wanden, waaraan je kunt aflezen waarin je in de loop van je leven geïnteresseerd bent geweest. | |
Je las veel als kind?Mijn ouders hadden de arbo-reeks, en ze lazen de krant elke dag, plus een weekblad. Ik mocht ook on- | |
[pagina 165]
| |
middelijk de Jeugd-arbo reeks hebben. Het is ongelooflijk belangrijk dat je ouders hebt die in elk geval niet zeggen: ‘ga nou eens naar buiten spelen, je verstoft hier nog.’ Het waren ouders die er schik in hadden dat ik las, maar zonder dat ze voortdurend zeiden: dit moet je lezen en dat moet je lezen. Want dat is weer het andere uiterste natuurlijk. Ik heb ook veel aan mijn leraar Nederlands gehad. Aan de goeie dan, want ik had er twee. De slechte, dat was De Bruin met de slobkousen, die vond de Tachtigers al modern. Van Deyssel... met minachting sprak hij daarover. Helmers en dat soort schrijvers, dát was het. Hij weigerde ook nieuwe schoolboeken aan te schaffen, of nieuwe cursussen te gebruiken. Bij hem ging het nog helemaal in de Poelhekkesfeer. Ik heb daar natuurlijk wel die gekke smaak voor eigenaardige negentiende-eeuwers aan overgehouden. Al die gravures, die prentjes, de aanheffen van gedichten van Tollens en De Génestet, dat wordt op een gegeven moment een ‘jeugdsmaak’ waar je je hele leven een zwak voor zult houden. Van de goede leraar, dat was op een andere school, daar heb ik van geleerd hoe je zo'n gedicht bij de horens moet nemen. Er gewoon eens eentje uit moet halen en daar heel enthousiast van worden. Bij hem dus geen leeslijstjes, geen dorre jaartallen. Het was iemand die zei: kijk jongens, dit is nou mooi. Persoonlijk betrekken bij literatuur. Ik weet wel dat ik dat fantastisch vond, dat je daardoor ging lezen. Ook al omdat iemand belangstelling toonde voor het feit dat je zèlf in literatuur geïnteresseerd was en las, en je daarom niet uitlachte of voor de gek hield. Wat bij andere leraren weleens het geval was. Ik was toch wel een beetje geïsoleerd hè. Geïsoleerd ben je al door je verstand, tussen al die boerenjongens. Ik wil me er niet op laten voorstaan maar achteraf, moet ik zeggen, was ik toch in meer dingen geïnteresseerd dan de anderen. Dat is in zo'n omgeving al onnatuurlijk. En dan in die verre bossen, zo'n jongetje met vreemde neigingen, en fantasieën en dromen... Achteraf realiseer je je wat voor betekenis zo'n leraar heeft gehad. Maar ik stel het misschien wat mooier voor dan het was. Zo braaf was ik ook weer niet. Ik denk dat ik altijd toch meer naar vriendjes in de hoek van de klas zat te loeren op wie ik stilletjes verliefd was, dan dat ik in die boeken zat te kijken hoor. Wel denk ik dat heel veel mensen, en ik ook, tot de literatuur zijn geraakt door een enthousiaste leraar, en dat het toch misschien anders was geweest als dat een hele onprettige ervaring was geweest. Dat is natuurlijk essentieel. Maar dat wil niet zeggen dat het dat ook voor het dichten was, want je kunt best zonder literatuuronderwijs dichter worden. Of schrijver. Daar heb je geen onderwijs voor nodig. Zou Homerus veel gelezen hebben? Maar de interesse voor andere schrijvers, en literatuur, ja dat ligt toch aan het onderwijs. | |
Wilde je zelf leraar worden?Dat was het enige wat ik juist niet wilde, dat leek me een gigantisch schrikbeeld. Maar ja, ik las veel. Boven het postkantoor zat de openbare leeszaal met de jeugdbibliotheek op zolder. Ik wilde altijd de volwassenenafdeling in, maar daar werd ik weer doorgestuurd, en bedremmeld moest ik dan weer een trap hoger naar al die Dokter Doolittle- boeken die ik al kende. Ik wou zo graag naar de grote leeszaal waar ook de encyclopedieën
Nol Sanders voor boekhandel De Minotaurus Foto: E.B.M.J Blomme
stonden. Maar daar mocht je pas op een bepaalde leeftijd in, en smokkelen hielp niet. Ik zat eerst op de hbs en dat betekende meestal dat je wiskunde en dat soort dingen ging studeren. Als lezend mens wil je iets wat toen de alfavakken heerte, maar het enige wat je verder nog met de hbs kon doen was psychologie. Toen heeft de rector van die school tegen mijn ouders gezegd: ‘Psychologie, dat mag ie nooit doen, dat mag je hem niet aandoen. Dat is een mode-vak.’ Daar ben ik hem nog altijd héél dankbaar voor. Ik wilde natuurlijk toch studeren en uit dat dorp weg, dus dan ga je een taal studeren. Ik ben nog speciaal naar het gymnasium gegaan om Nederlands te kunnen studeren. Dat moest toen nog. Pas toen ik een jaar extra in dat dorp was gebleven en al dat Grieks en Latijn van drie jaar erin gestampt had, en toen eindelijk naar de stad mocht om Nederlands te studeren, werd die regeling afgeschaft. | |
[pagina 166]
| |
Achteraf geen spijt van gehad natuurlijk, maar toen was het wel een beetje cynisch. Ik liep eigenlijk net voor al die hervormingen uit. Ik heb nog net een glimp gezien van het laatste staartje van de oude neerlandistiek van Stuiveling, Hellinga, Donkersloot. Maar na een jaar waren al die mensen er niet meer, toen moest je blijkbaar eindeloos vergaderen daar. Dat heeft mensen zoals Willem Wilmink, die daar toen docent was, de das omgedaan. Verder herinner ik me Mevrouw Cram-Magré, en Lulofs, dat waren de mensen die diepe indruk op me gemaakt hebben. Stuiveling ook, en Donkersloot. Ach het waren andere tijden. Je kon toen nog overal in- en uitlopen, je mocht alles volgen. Dus ik zat daar bij Donkersloot wat helemaal niet hoefde, met een handjevol anderen. Je begreep ook wel waarom: het was nogal slaapverwekkend. Het eerste jaar kreeg je flink wat methodologie. Ze hebben me dus in dat ene jaar precies geleerd waar alles staat. Een bank achter me zat Ton Anbeek, inmiddels zelf hoogleraar in de Nederlandse letterkunde, en daar zat ook de jongen die nu die prachtige boekwinkel Minotaurus heeft, Nol Sanders. Dat waren zo mijn medestudenten. | |
Waarom hield je op met studeren?Ik hield met de studie op omdat ik in het volle leven verzeild raakte. Verliefd, baldadig. En dan vooral die ontluikende homo-wereld waar ik naar op zoek was, naar ‘verwante zielen’. Het was allemaal ongelooflijk naïef toen, een paar jaar voordat Gerard Reve zich openlijk uitsprak op de t.v. De enige Nederlandse auteur waar je wel eens over hoorde ‘dat er misschien iets mis mee was’, dat was Anna Blaman. Ook niet echt... hè. | |
Je wilde ooit zelf een literatuurgeschiedenis schrijven?Ja. Ach, er zijn perioden in je leven dat je praatjes hebt en alles beter weet... Ik heb natuurlijk voordat die bloemlezing er kwam heel lang rondgelopen met het idee: de zaak moet om. Het klopte allemaal niet, er zou een hele andere canon moeten zijn. En die canon leek verdacht veel op de canon die ik zelf een beetje hanteerde. Toen heb ik dat wel eens geroepen, maar niemand kan in zijn eentje een nieuwe literatuurgeschiedenis schrijven, ik in elk geval niet. Ik zei tegen mezelf: probeer het dan in de vorm van een bloemlezing, laat zien welke mensen je erin wilt halen, wat jouw beeld is van de poëzie. Zo is het eerste deel van die bloemiezing ontstaan, als een aanzet voor een nieuwe literatuurgeschiedenis. En vervolgens werd ik door die bloemlezingen versleten niet alleen voor ‘poëzie-paus’, maar ook voor iemand die daar blijkbaar verstand van heeft. Dat wil ik eigenlijk verre van mij houden. Een zekere onbevangenheid tegenover gedichten wil ik graag behouden. Bovendien heb je vaak zelf ook van die wisselende opvattingen. Vroeger verlangde ik van een literatuurgeschiedenis bijvoorbeeld dat hij individueel en revolutionair was, en nu verlang ik van een literatuurgeschiedenis dat er van elke kleine idioot van wie ik iets wil weten, alles over in staat. Je hebt meer aan biografische woordenboeken, dan aan een synthetisch overzicht of een ‘canon’, dat is opzichzelf al een beetje vruchteloos en onbelangrijk geworden. De canon is toch de optelsom van de correcties op de canon. Maar goed, met mijn eigen correcties op de canon ben ik eigenlijk wel tevreden. | |
Welk deel van je bloemlezing is je het liefst?Dat is moeilijk te zeggen. Vroeger was ik altijd erg dol op de negentiende eeuw. Afgezien van je eigen tijd, want die is me natuurlijk toch het dierbaarst. Maar mijn aandacht ging dus vanzelfsprekend uit naar de negentiende eeuw. Toen ik in die achttiende-eeuwse poëzie begon te lezen, was dat, op een paar hoogtepunten na, terra incognita. Die achttiende eeuw is me heel erg dierbaar geworden. Prachtige gedichten, maar ook de boeken uit die tijd. Met de zeventiende eeuw had ik dat ook, met de Middeleeuwen ook. Ik wou niks anders lezen in die tijd dan dat. Maar die achttiende eeuw, dat was voor mij echt een ontdekking, dat je voor het eerst duizenden van die boeken in handen hebt...en niet alleen de teksten leert kennen, maar ook hoe de boeken eruit zagen, de geur... Ik ben toen ook voor het eerst van mijn leven eens wat boeken uit die tijd gaan kopen... maar wat dat betreft hel ik de laatste tijd weer een beetje over naar de negentiende eeuw. Dat heeft ook wel met praktische dingen te maken. Van de negentiende eeuw zijn nog heel wat aardige dingen te vinden die je je ook nog een beetje kunt veroorloven. Je begint met de achttiende eeuw al eigenlijk op het terrein van ‘het oude boek’ te geraken, alles wat daar vrij zeldzaam is, is ook meteen erg prijzig. Met dure boeken krijg je de plank niet snel vol. | |
En de plank moet vol?Nou nee, ha, ik ben niet zoals Martin Ros een volumeverzamelaar, absoluut niet. Maar je wilt een collectie van iets aanleggen wat je interesseert, en dat lukt niet in een tempo van een paar boeken per jaar. Je leest wel eens veilinguitslagen, dan heeft er weer iemand een plantenboek of een paddestoelenboek gekocht voor 300.000 gulden, dan denk ik.... wat zijn dat voor mensen?? Het is op zichzelf natuurlijk zonde dat het oude boek naar het circuit van de beleggers dreigt te verschuiven... heel veel interessante dingen die bij jou thuis zouden horen, blijven zo onbereikbaar. Er zijn helaas handelaren die daar aan meewerken. Ik ken alle eigenaardigheden van de bibliofilie wel, | |
[pagina 167]
| |
en ik bezit ze ook, maar ik probeer tegelijkertijd iets van een grotere en algemene belangsrelling voor boeken te houden. Je vormt ‘cellen’ in je bibliotheek: je hebt van iemand zo'n tien dingen en dan wil je er nog meer van hebben. Het komt er natuurlijk nooit van dat je een boek ook léést, maar je hoort het althans te kopen met de bedoeling dat je het ooit eens zal lezen. Het boek dat ik koop, wil ik dezelfde avond nog lezen. Nou ja, dat vergeet je, en de volgende dag koop je weer een nieuw boek. Zo gaat dat. Ik probeer een paar bibliofiele uitgevers zo'n beetje bij te houden. Ger Kleis, Peter Yvon de Vries, daar wil ik alles van hebben, en zo zijn er meer. We geven zelf wel eens een paar boekjes uit, in Portugal. ‘De Heraut van Oliveira’ heet onze serie. Dat is dan meestal een prentje met een gedichtje of een tekstje, die we gewoon naar vrienden opsturen. Het wordt in tien, twaalf exemplaren gedrukt door zo'n hele kleine visitekaartjesdrukkerij ergens in een Portugees bergdorp. Die doet dat heel mooi, op persen die hier allang verdwenen zijn. | |
Is er werk van jou vertaald in het Portugees?Eindelijk, of nou ja eindelijk, ik bedoel, als mensen me vragen ‘is er wat van jou in het Portugees vertaald’, dan kan ik nu eindelijk zeggen: ja, Over de bergen. Dat gaat over Portugal, juist daarom vind ik dat grappig, omdat het een boek is over Portugese omstandigheden, de Portugese ziel, en het is zogenaamd van binnenuit geschreven. Ik kan natuurlijk de Nederlanders foppen en heel wat wijs maken, maar een Portugees die voor de Portugezen gaat oordelen over een boek van een buitenlander dat weer over Portugal gaat... ik hield mijn hart vast. Maar het is 100% meegevallen, de kritiek was fantastisch. Daar ben ik, juist om die reden, toch veel trotser op dan op een pagina in, zeg maar de Volkskrant. | |
Ik zag dat er bij uitgeverij Aspekt een boek verschijnt dat door jou is vertaald, een boek van Werner Maser, Hitlers Mein Kampf. Waarom heb je dat vertaald, en waarom komt het niet uit bij De Arbeiderspers?Het gaat om een vertaling van een serieuze studie over dat boek, die al in 1969 bij De Arbeiderspers in de Floret-reeks is verschenen. In die jaren vertaalde ik wel meer boeken die niet direct van literaire aard waren. Martin Ros, de adviseur van uitgeverij Aspekt, is bezig bij genoemde uitgeverij zijn Arbeiderspers-carrière een beetje te recyclen, dus dit boek moest vroeg of laat aan de beurt komen. Ik heb de heer Perry Pierik van Aspekt nadrukkelijk geen toestemming gegeven voor een herdruk van mijn vertaling. Ik was de kwestie alweer vergeten, ik hoor het nu van jou. Dat wordt weer protest-brieven sturen. | |
Vertaal je ook nu nog wel?Jawel, afgelopen zomer heb ik Herakles van Euripides vertaald, dat nu in première gaat. Ik ga er wel naar toe ja, maar praat me niet over het Nederlands toneel. Nederlands toneel zie ik niet, Nederlands toneel bestaat niet. Praat me niet over het Nederlands toneel, daar krijg ik eczeem van. Omslag Kijken is bekeken worden, uitgegeven naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling
| |
Maar je schrijft er wel voor?Nou, Euripides schrijft ervoor. Ik heb alleen maar een vertaling gemaakt. Kijk er zijn spelers die aardig spelen, maar wat ik bedoel dat is het hele toneel, de literaire belangstelling van regisseurs. De kennis van de mensen bij het toneel over wat toneel moet zijn, en kan zijn. Nou ja, het het culturele gehalte van de toneelwereld zelf. Volgende onderwerp graag. | |
Moderne kunst bijvoorbeeld. En over de tentoonstelling Kijken is bekeken worden die je vorig jaar hebt ingericht. Waarom vroeg Rudi Fuchs jou om als eerste zo'n tentoonsteling samen te stellen uit de kelders van het Stedelijk Museum?Het kan zijn dat hij dacht ‘hij heeft zo'n grote mond over kunst, we zullen hem eens wat laten doen’. Of dar hij aan mij dacht, toen eenmaal het idee geboren was om iemand eens zoiets te laten doen. Ik vond het een mooi aanbod om uit zo'n gigantische collectie vrijelijk | |
[pagina 168]
| |
te mogen putten, en het zelf allemaal ook op te mogen hangen. Het gebeurt je tenslotte niet alle dagen dat je met een Ensor onder je ene arm en een Van Goghje onder je andere loopt te sjouwen. Ik heb het allemaal ook zelf opgehangen, niet de spijkers in de muur geslagen hoor, maar wel zelf ingericht. De aandacht die er vanuit de pers kwam voor de tentoonstelling was vooral journalistiek: ‘schrijver doet kunst’, zoiets. Ik heb me toen niet willen laten verleiden om in de val te
Homepage van Teun van Dijk
trappen die mensen uit die kunstkritiek dan voor je openzetten. Dat je bezig zou zijn geweest met een aanval ‘op het Stedelijk’, of nog fraaier ‘op de moderne kunst’ of zo. Je moet af en toe wel oppassen dat mensen jou niet als spreekbuis gaan gebruiken voor hun eigen ondeugdelijke ideeën. Zo was het ook in de jaren zeventig, tachtig. Als je wat kritische geluiden over links liet horen, dan werd je meteen voor ‘rechts’ versleten. En zo is het met de kunst ook: als je eens de aandacht vestigt op allerlei prachtige, vergeten figuratieve schilders, dan betekent dat nog niet dat je hel en verdoemenis roept naar de abstracte kunst. Ik word altijd een beetje onrustig als mensen het met me eens zijn. In dat soort dingen. Dan denk ik: dat kan niet kloppen. Er mankeert iets aan mij. | |
In 1990 versleet tekstwetenschapper Teun van Dijk je voor een rechtse racist omdat hij je ten onrechte aanzag voor ‘Mohamed Rasoel’, de auteur van het anti-islam boekje De ondergang van Nederland. Hij weigerde de beschuldiging in te trekken. Toen je in 1993 de P.C. Hooftprijs kreeg, bleek uit jouw toespraak (De ondergang van het regenwoud, 1993) dat die zaak nog altijd niet geregeld was. Hoe staat het er nu mee?Kijk, je wilt geen zeur worden natuurlijk maar nu jij me ernaar vraagt, wil ik er wel iets over zeggen. Het lijkt me toch zo dat als iemand je van iets beschuldigt, en je ziet dat zelf als een belediging, en je wenst dat daar een rectificatie komt, ook omdat bewezen wordt dat hij ongelijk heeft met zijn beschuldiging, tja, dan verwacht je op zijn minst een lichte vorm van excuus van zo'n man, al is het indirect. Maar integendeel, hij is gewoon blijven volharden in zijn mening. Ook in wetenschappelijk opzicht is het toch wel het minste dat je je ongelijk kunt erkennen. Daarmee is je wetenschap nog niet minder! Maar dat hij dat níet doet sterkt mij alleen maar in mijn mening dat het geen wetenschap is wat hij beoefent. Als je er alle kanten mee opkunt. Maar ja, hij heeft dus een boek over de affaire geschreven, waar blijkbaar geen uitgever voor te vinden was. Dus heeft hij het op zijn homepage op internet gezet. Iedereen kan het op het worldwideweb bij hem aanvragen en het uit zijn printer laten rollen. | |
Inderdaad blijkt de tekst opvraagbaar op het adres http://www.let.uva.nl/-teun/. De homepage opent met een zonnig vakantiekiekje waarop een joviale Teun van Dijk in hemdsmouwen. Rechts daarvan staat de vermelding ‘Unpublished recent work’. Wie daarop klikt, stuit behalve op een aantal andere ongepubliceerde, meest Engelstalige teksten, vanzelf op het boek over de Rasoel/Komrij-affaire, waarbij Van Dijk opmerkt dat geen uitgever de publicatie aandurfde. In korte hoofstukken loopt Van Dijk stapsgewijs de affaire na, van zijn eerste ‘ontmaskering’ van Komrij als ‘elite-racist’, tot en met een ontmoeting tussen hemzelf en Mohamed Rasoel, alias Zoka F., die in dat gesprek niets wil onthullen, maar wel toegeeft dat hij inge- | |
[pagina 169]
| |
huurd was door ‘een groep’. Duidelijk wordt ook dat Van Dijk Komrij nog altijd als handlanger ziet.Dat boek is raadpleegbaar en opvraagbaar, maar niemand weet dat. Moet je nagaan, die man is zo belangrijk dat niemand weet dat dat boek er is. Als ik het zelf niet zou zeggen...! Ik moest er ook opmerkzaam op gemaakt worden door iemand, maar heb het inmiddels gelezen. Het is natuurlijk een beetje een flauwe affaire omdat duidelijk is dat Rasoel als een soort stroman gebruikt is voor dat boek, door mensen die zich nooit bekend hebben gemaakt. Ook al is de naam van zijn hulpjes niet bekend geworden, het is in elk geval 100% gebleken dat ík daar niet bijhoorde. Ik heb het in dat boek van Theun de Vries, oogh, ik bedoel Teun van Dijk geprobeerd erachter te komen, maar hij tast óók in alle duisternissen van de wereld. Het is een beetje een treurig boek, en daar wil je ook niet teveel op ingaan... hij lijdt aan een soort achtervolgingswaanzin. Want nu heb ik dat dus weliswaar niet geschreven, hè, en nu zit hij alleen nog maar te beweren dat ik het wel geschreven zou kúnnen hebben. En waarom ik het ook eigenlijk geschreven zou moèten hebben. Dat soort dingen, om zichzelf achteraf toch gelijk te geven. | |
Is je vertrouwen in de wetenschap geschonden?Nou, in dat soort wetenschap wel. Maar ik heb nooit veel fiducie gekoesterd in...structuralisme...discours-wetenschap...marxistische dialectiek, ‘het ik-betroffen lyrisch-subjectivisme bij Graf August von Platen’, dat soort studies. Dat hele gedoe waar hij nu mee bezig is, dat discours en ‘gender-studies’, allemaal gruwelijk om te lezen. Het zijn natuurlijk de laatste restanten van een tijdperk. | |
Wat vind je van homostudies?Daar is ook een richting in, met Lacan en Foucault, van priertpraat waar je niets aan hebt. Op zichzelf spreekt het me wel aan. Ik ben zeer geïnteresseerd in de rol van de homoseksualiteit in de kunst en de literatuur, maar dit soort constructies die ze nu maken, waar je eindeloos over kunt ouwehoeren en wat dus geen studie meer is maar poëzie: helemaal losgezongen van de werkelijkheid, dat hoeft voor mij niet. Dat is zonde van je kastruimte en je papieruimte. Ik vind dat het juist studies hadden moeten zijn die gericht waren op assimilatie en integratie en op het doordringen naar andere terreinen. Maar het is integendeel geworden tot een sectarisch iets. Net als die ‘Gay Games’, dat zijn toch ook een soort ‘Paralympics’. Het wachten is nu dus op flikkers in een rolstoel, die gaan balgooien en touwtjespringen. Kijk, die tolerantie is toch iets verworvens, iets afgedwongens, en niet iets natuurlijks, althans zo heb ik dat met eigen ogen gezien. En het zou elk moment kunnen omslaan in het tegendeel. Ik vind dat je voorzichtig moet zijn, en jezelf niet belachelijk, of te gewoontjes, moet maken waardoor je ook weer agressie oproept. Dan speelt misschien ook mee dat ik vind dat het toch altijd iets exclusiefs moet houden en hebben. Homoseksualiteit moet niet een soort volksvermaak zijn. Ik vind natuurlijk ook dat de hele wereld homoseksueel zou moeten zijn, maar ik zou wel graag de enige willen blijven die dat zei. Er is altijd een balans tussen assimilatie en sectarisme, tussen bij elkaar blijven, het als iets bijzonders ervaren, het bijzondere en het algemene. Bij dat homohuwelijk hebben ze dat niet goed begrepen. Allerlei slijmjurken lopen heel gemakkelijk weg met de resultaten van wat door anderen met veel moeite is bevochten, met heel andere doelstellingen. Ik vind dat het tijd wordt voor de opheffing van de homoseksualiteit. | |
Jij vraagt nooit ‘aanvullende honoraria’aan bij het Fonds voor de Letteren?Ik ben een ongesubsidieerd schrijver. Dat betekent dat je hard moet werken, het is een noodzaak. Ik denk dat als het Fonds voor de Letteren mij geld zou geven elk jaar, dat ik minder zou doen. Ik vind dat kunst niet teveel gesubsidieerd moet worden, laten we het vriendelijk uitdrukken. Je moet het ook zelf verdienen, anders houd je teveel dingen in stand die hun tijd gehad hebben. Ik wil daar niet aan mee doen. Nou ja, niet dat ik principieel subsidie weiger natuurlijk. Als je door een steeg loopt en iemand begint briefjes uit het raam te gooien, dan ga je niet met je neus in de wind lopen. Dan buk je een keer, nietwaar. Het is een precair onderwerp. Ik weet natuurlijk ook wel dat als een schrijver gaat roepen: het is slecht voor de literatuur, dat dan elke politicus kan zeggen: zie je wel, hoor je wel, ze zeggen het zelf. Ik wil niet dat daar misbruik van gemaakt wordt. Voor sommige mensen, onder sommige omstandigheden kan subsidie heel nuttig zijn. Maar of het rendement daarvan hoog is geweest, betwijfel ik. Aan de andere kant, ik bedoel alles wat de letteren en de kunst van de overheid krijgen, kost net zoveel als de doorsmeerbeurten van de auto's van alle ministeries! Dus wat zeuren ze. In jury's heb ik ook nooit gezeten. Ik bemoei me al met zoveel dingen. En om me dan ook nog met allemaal kleine machtsdingetjes, en verhoudinkjes en literatuurtjes bezig te houden... Daar moet je met het oog op je geestelijke hygiëne ver van blijven. Schrijvers die geld gaan toekennen aan andere schrijvers... dat vind ik ook wel een heel onnatuurlijke zaak. Maar het gaat natuurlijk niet zover, dat ik het niet af en toe weer eens tijd vind voor een prijs, snap je. Dan ben je er tenminste weer eens even uit. |
|