Literatuur. Jaargang 13
(1996)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |
De buitenstaander
| |
[pagina 280]
| |
Het eerste boek dat ik echt zelf kocht, dat was in dezelfde periode, was Het stenen bruidsbed van Harry Mulisch. Dat krijg je van de eerste jaren op zo'n gymnasium; je wordt verschrikkelijk cultuurgek. De Vijftigers, Jan Elburg, “Veertien violisten op het Muiderpoortstation”, Campert. Maar ook veel Sartre, dat las de generatie vóór mij, die ik mateloos interessant vond - die mensen droegen allemaal zwarte kleren - dus dat las je dan, ik ook.
Of ik bepaalde boeken speciaal las in een bepaalde periode van mijn leven? Toen ik verliefd was op René
Las ik het werk van Hemingway
Omdat dat werk me zoveel dee
En toen het uit was tussen ons
Kreeg ook Hemingway de bons
Dat is Annie M.G. Schmidt. Ha ha! Nee, ik heb altijd alles dwars door elkaar gelezen. Soms lees ik een recensie van een kinderboek, laatst nog, van Meneer Ratti: dan koop ik Meneer Ratti. Dat is een verschrikkelijk leuk boek, van Mensje van Keulen, wat maakt mij het uit of het een kinderboek is.
Ik heb ook niet echt een favoriete schrijver. Ik heb thuis natuurlijk heel veel Doris Lessing, ontzettend veel Marilyn French: als hoofd van het Vrouwensecretariaat duik je natuurlijk wat meer in de vrouwelijke schrijvers. Verder heb ik veel van Jonathan Raban, en eigenlijk alles van John Le Carré. Ik heb alle Len Deightons gelezen. Ik houd ook erg van van die cliché-detectives; ik kan ze zo langzamerhand denk ik zelf schrijven. Ik ben dol op de Amerikaanse detective, Cheney en zo, de Westkust-school, hard-boiled, met een monologue intérieur en een plot dat eigenlijk niet deugt. Ik heb zelfs een tijd gehad dat ik bittere chocolade met sigaretten combineerde, dat heb ik denk ik overgenomen van Philip Marlowe.
Ik lees niet omdat ik wil bijblijven en de laatste literatuur gelezen wil hebben. Mijn reactie is soms, als er over boeken gepraat wordt die iedereen gelezen heeft: “Nou nee, laat maar - dat hoef ik niet.” Ik lees altijd wel met een half oog de recensies. Af en toe lijkt een boek me dan wel wat en dan lees ik het. Connie Palmen? Nee. Indische duinen ook niet. Dat ligt aan mezelf: ik heb er niks mee. Maar ik lees ontzettend veel.
Als bewindspersoon, en ook als kamerlid moet je bijvoorbeeld bij de Algemene Beschouwingen eigenlijk alleen maar braaf zitten. Je moet wel opletten als er iets belangrijks gezegd wordt, maar meestal heb je aan een half oor genoeg. En dan lees je dus The Ciderhouse Rules en Owen Meany. Ook tijdens de Ministerraad, dan heb je af en toe niks te doen. Soms ging het eindeloos over de Transportraad: dat interesseert je als staatssecretaris Sociale Zaken toch absoluut niet. Dan kun je je stukken afmaken of je kunt gaan zitten lezen.
Er is natuurlijk wel meer te zeggen over het verband tussen literatuur en politiek. Natuurlijk spelen Vuile handen van Sartre absoluut een rolletje in je overwegingen. Maar of er nu een directe relatie is...Ik denk dat je in je leven alles met elkaar in verband brengt. Ik weet nooit precies wat ik waar voor nodig heb, wat ik waar voor gebruik. Ik lees dus niet omdat ik het nodig heb, zo van “Ik ben nu bezig met een probleem en daarom ga ik nu alles van Maarten 't Hart lezen”. Maarten 't Hart gaat op een gegeven moment vervelen, en dan moet je hem ook niet meer lezen. Ik heb trouwens ook niets met het geloof. Je leest hem gewoon omdat je zin hebt om Maarten 't Hart te lezen - en dat houdt op een gegeven moment weer op.
Zoals andere mensen door supermarkten lopen, zo loop ik door boekwinkels. Je loopt langs de schappen en je denkt “Die wil ik wel hebben, en die, en dat lijkt me wel wat” - hè heerlijk, nieuwe boeken, we kunnen er weer even tegen. Zoals sommige mensen het leuk vinden om allemaal heerlijkheden in hun winkelwagen op te stapelen, zo sta ik ook voor mijn boekenkast. “Kom jij maar eens even hier, jij moet nodig weer gelezen worden.” Ik lees boeken voor mijn plezier, niet in de eerste plaats voor een beter begrip van de wereld.
Ik heb wel alle Brechts gelezen. Sommige boeken lees je als een bevestiging van je eigen standpunt. Ik zou Günther Walraff geen literatuur willen noemen; maar ik lees wel Alle Turken heten Ali, om te | |
[pagina 281]
| |
kijken hoe dat nou is, om je te realiseren dat je zelf ook zo tegen dingen aankijkt: “Alle zwarte mensen lijken op elkaar.” Anderen ontmaskeren dan iets waar je jezelf niet bewust van bent. Dat is natuurlijk wel heel zinnig.
Autobiografische boeken spreken me over het algemeen niet zo aan. Raban vind ik leuk, maar niet omdat hij over zichzelf en over zijn eigen gedachten schrijft: het zijn hooguit reflecties naar aanleiding van wat hij op reis ziet en meemaakt. Vaak is het zo, net als bij Freek de Jonge in Zomergasten, dat mensen een leuk gesprek verpesten omdat ze er een moraal in willen stoppen. Dat vind ik uitermate irritant: dat doe ik zelf wel. Ik heb een gigantische hekel aan boeken die mij een les ergens uit willen laten leren. Er moet mij niet verteld worden wat ik moet gaan denken; hoewel Dürrenmatt, Brecht en Sartre natuurlijk zeer moralistische auteurs zijn - en die lees ik weer wel met veel plezier. Het gaat dan om de manier waarop iets geschreven is. Als dat “stijl” heet dan vind ik stijl ontzettend belangrijk.
De overheid heeft zeker een taak als het gaat om leesbevordering. Ik vind het niet eens noodzakelijk dat bibliotheken voor kinderen gratis zijn: je mag er best iets voor betalen - want alles wat gratis is vinden de mensen meestal toch niks. Dat is mijn sociaal-culturele clubhuisachtergrond. Maar je moet het heel goedkoop houden. Wij hadden op school altijd van die boekenkisten, dat bestaat geloof ik nu niet meer. Daar mocht je iedere week een boek uit halen, wanneer je iets af had of zo, als beloning dus. Net zoals thuis bij mijn vader eigenlijk. Dat waren allemaal heel verantwoorde boeken, over kinderen in rasp- en spinhuizen, kinderen in de achttiende eeuw en dergelijke. Je kan zo op school lezen ontzettend stimuleren, door boeken als een soort verrassing aan te bieden.
Je moet vooral voorkomen dat je boeken moet lezen omdat je er iets van moet opsteken of omdat je er een proefwerk over moet maken: er is niets zo vervelend als dat. Leeslijsten lijken mij dus ook vreselijk. Lezen moet geen huiswerk zijn; je moet juist lezen in plaats van huiswerk doen. Je kunt het niet afdwingen, nee. Je kunt eten ook niet afdwingen; en toch kunnen mensen heerlijk leren eten en daardoor lekker leren koken, gewoon omdat ze het leuk vinden. Er zullen altijd mensen zijn die het niet leuk vinden - omdat het misschien verwarrend is om nieuwe ideeën te moeten verwerken, want dat is het.
Voorlezen, veel boeken aanbieden, lezen heel toegankelijk maken, daar moet je mee beginnen. En niet met vragen als “Wat bedoelde de schrijver met...?” Grotere onzin heb ik nog nooit gezien. Dan heeft een schrijver nagedacht en iets opgeschreven, en als kind moet je daarna vertellen wat die schrijver bedoelde met de zin die hij heeft opgeschreven! Precies wat hij heeft opgeschreven, natuurlijk - en dat is dan het foute antwoord. Kijk, zo maak je mensen het lezen onmogelijk. Tekstverklaren is onzin. Kinderen mogen vertellen over wat ze vonden van een boek, ze mogen vertellen over wat dat boek met hen deed, waarom ze het leuk vonden, maar om naar bedoelingen van de schrijver of naar symboliek te gaan vragen...Je leest soms heel andere verhalen in een boek dan je geacht wordt te doen, heel spannende verhalen, en later blijkt het dan literatuur te zijn.
Lezen is een magisch proces. Iemand heeft een idee gehad en dat heeft hij in hiërogliefen op papier gezet. Ergens tussen je vierde en je zevende leer je van die kriebels weer een beeld te maken. Het probleem met veel kinderen uit minderheidsgroepen is, dat ze moeten leren lezen in een taal die niet hun moedertaal is. Je moet dat magisch proces in je eigen taal leren; en als je dat eenmaal beheerst, dan gaat het als het goed is verder vanzelf, dan stop je ook nooit meer met lezen. Als je lezen alleen maar op school leert als een vervelend vak, beelden alleen maar direct via de televisie doorkrijgt en nooit leert omzetten uit woorden, nooit leert hoe leuk het kan zijn om uit die 26 letters een nieuwe wereld tevoorschijn te toveren waar je helemaal in op kunt gaan, dan mis je iets vreselijk belangrijks.’
Wardy Poelstra |
|