Literatuur. Jaargang 13
(1996)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
Boek en Film
| |
IIEen film bestaat uit beelden, meestal gecombineerd met woorden via de dialogen van de personages of het commentaar van een verteller. In principe neemt iedere kijker naar de film dezelfde beelden waar, maar deze beelden kunnen, alweer in combinatie met de woorden, bij die kijker gedachten en emoties oproepen. | |
IIISommige lezers verwachten dat de film die wordt gemaakt van een boek dat zij bewonderen, exact dezelfde gedachten en vooral emoties zal oproepen als het boek. Dit is onmogelijk, alleen al door het feit dat lezers zich een voorstelling moeten maken van personages die via acteurs in de film een gegeven vorm krijgen. | |
IVSchrijvers van verhalen die verfilmd worden, verwachten dat de film overeenkomt met de voorstellingen die zij zich gevormd hebben van hun eigen verhaal. Dat is per definitie onmogelijk. De maker staat aan een andere kant van het kunstwerk dan degene die het ondergaat. De hierboven geformuleerde beweringen in de vorm van stellingen staan garant voor het optreden van vrijwel alle misverstanden die de relatie tussen romans en verfilmingen daarvan kenmerken.
Het komt er meestal op neer dat schrijvers vasthouden aan het beeld dat zij zich gevormd hebben van hun eigen werk en dat daartegenover filmers adequate vertalingen in beelden en dialogen zoeken voor wat hen in de roman heeft getroffen. Want dat laatste is het uitgangspunt: een filmer zal niet snel een roman als uitgangspunt voor een scenario nemen die bij hem geen te verfilmen beelden heeft opgeroepen. Maar de beelden van de filmer hoeven niet overeen te komen met die van de schrijver. Dat laatste zal zich bijvoorbeeld voordoen wanneer de filmer een innerlijke monoloog uit de roman in beelden wil omzetten. Of wanneer hij in de roman vage suggesties van bijvoorbeeld een liefdesrelatie in het verleden, als belangrijk bestempelt en vervolgens dus in beeld brengt. In dat geval kan de schrijver luidkeels roepen dat hij het zo expliciet niet bedoeld heeft.
Eigenlijk kan de verbintenis tussen een schrijver en een filmer alleen een gelukkige zijn als de schrijver de filmer of scenarist uit overtuiging volledig de vrije hand laat. Wil de schrijver daarentegen een soort supervisie behouden, dan zal hij bij vele beelden slechts teleurstelling ervaren.
Soms kan de relatie tussen een filmer en een schrijver heel goed uitvallen. Een prachtig voorbeeld daarvan vind ik de film Under the Volcano, van John Huston, met Albert Finney in de rol van de consul. Een schitterende, klein gehouden film, eigenlijk meer een illustratie bij het boek dan een verfilming in de letterlijke zin van het woord. Dat laatste zou ook onmogelijk zijn. Wat kan een scenarist bij een roman van de omvang en inhoud als die van Lowry anders doen dan schrappen, schrappen en nog eens schrappen? Maar op een voor mij voorbeeldige manier geeft de film uiteindelijk toch enkele van de belangrijkste elementen van het boek op een heel zuivere manier weer. Zoals de duivelse kroeg de Farolito, waar de ondergang van de consul zijn beslag krijgt.
Under the Volcano is een schitterend en aangrijpend boek. De gelijknamige film Under the Volcano is eveneens schitterend en aangrijpend. Alleen: film en boek zijn hoogstens in essentie met elkaar te vergelijken. De film is een meesterwerk met eigen merites. Overigens zijn veel grote films tot stand gekomen op basis van een flutromannetje, | |
[pagina 85]
| |
waarvan om te beginnen de scenarist een prachtig scenario heeft gemaakt.
Natuurlijk kan een scenario naar een verhaal of roman anomalieën bevatten. Ik heb de film Het bittere kruid niet gezien, maar ik stel mij voor dat het omwille van het contrast invoegen van nsb'ers in de film als een koekoeksjong ten opzichte van het uitgangspunt van het verhaal functioneerde. In dat geval heeft die toevoeging de film geen goed gedaan. De roman Het bittere kruid staat in ieder geval op zichzelf en is onaantastbaar door de film. Ongetwijfeld heeft de filmer tot zijn toevoeging besloten om dramatische redenen. De kijker moet beslissen of hij het daarmee eens is. De ontstemming van Marga Minco over de toevoeging lijkt mij overigens heel begrijpelijk. Een auteur verlangt altijd naar het onmogelijke: een in haar of zijn ogen voor honderd procent adequate verfilming van de tekst.
Geen enkele roman is meer dan andere geschikt om verfilmd te worden. Het kan ook helemaal niet: verfilmen van een roman, ofwel adequaat in beelden en dialogen onderbrengen van wat alleen in woorden bestaat. Wel lijkt mij iedere roman en eventueel telefoonboeken en kookboeken, geschikt om als uitgangspunt te dienen voor een film. Op voorwaarde dat een filmer bij het lezen ervan beelden in zichzelf ziet opkomen die hij in film wil vastleggen.
Ik begrijp goed dat filmers vaak bestsellers verfilmen: de faam van zo'n boek kan gunstig werken op het bezoek aan de film. Maar juist romans die veel indruk hebben gemaakt, roepen de bekende reactie op dat ‘het boek toch beter was’, al was het alleen maar dat mensen dat snel zullen roepen uit snobisme.
Een romancier moet een aantal vaardigheden onder de knie hebben en zijn beelden en formuleringen in een zodanige volmaakte samenhang presenteren, dat de lezer erdoor geboeid wordt. Bij filmers is dat niet anders. Zij hebben de zaak alleen niet zo uitsluitend in eigen hand als een schrijver. Omdat ook acteurs, belichters en cameralieden hun stempel op een film drukken, is deze altijd veel meer een collectief werkstuk dan een roman. Zo bezien is het van nog veel meer factoren afhankelijk of de kijker naar de film die tegelijk de lezer van de roman is, tevreden zal zijn over het eindresultaat. De conventie wil dat lezers die een geliefd werk verfilmd zien, weigeren dat werk op zichzelf te beschouwen. Zij vergelijken het onmiddellijk met wat zij als het ‘origineel’ beschouwen. En komen dan van een koude kermis thuis.
Als ik zelf filmer was, zou ik het prachtige verhaal Val bom van Gerrit Kouwenaar willen verfilmen. En ik zou het niet in de Tweede Wereldoorlog situeren, zoals het oorspronkelijke verhaal. Met zoveel oorlog alom, is dit verhaal van alle tijden. Een filmer zou de gedachten en emoties van de jeugdige hoofdpersoon op zijn eigen manier kunnen verbeelden. Ook deze film zou dus heel anders worden dan het boek. Door dat verschil zou de film, via de omweg van het beeld, wel eens de essentie van het boek veel dichter kunnen benaderen dan een zo getrouw mogelijke weergave.
Soms treffen voortreffelijke romans en verhalen filmers van gering talent, die de naam van het oorspronkelijke werk lenen om er een kunstwerk van laag allooi mee te maken. Andersom is ook mogelijk: de film heeft meer diepgang, levert heviger emoties op, dan het uitgangspunt. De schrijver schrijft, de filmer maakt zijn films. Die twee kunnen heel tevreden met elkaar zijn, zoals, als ik het goed heb, Harry Mulisch en Fons Rademakers. Maar het zou toch wel eens kunnen zijn dat de vruchten van hun beider geest een langer leven beschoren zouden zijn wanneer zij Humphrey Bogart en Ingrid Bergman voor de hoofdrollen hadden kunnen engageren. Zelfs in een verfilming van Pinkeltje zouden deze acteurs de melancholie van het leven onuitwisbaar in onze geheugens kerven.
Rudolf Geel |
|