Literatuur. Jaargang 13
(1996)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |||||||||||||||
Het literaire bedrijf
|
- | ‘Heb jij het boek van Perec gelezen?’ |
- | ‘Is daar niet een vertaling van uit? Nee, ik heb het nog niet gelezen. Hoe is het?’ |
- | ‘Prachtig, het beste wat ik de laatste tijd gelezen heb. Alleen het idee al, dat is zo wonderbaarlijk. En dan die stijl.’ |
- | ‘Ik ben bezig met Kenzaburo Oe. Daar ben ik erg van onder de indruk. Die verfijning...’ |
- | ‘Zeg jij hebt wel erg negatief geschreven over Connie Palmen. Volgens mij onderschat je dat boek.’ |
- | ‘Nee hoor, het is een kitsjerig boek’ |
- | ‘Onzin, daar is de schrijfster iets te slim voor. Dan heb je geen gevoel voor de tongue in cheek waarmee het is geschreven.’ |
Zo nu en dan moet ik na zo'n gesprek, vol beletseltekens om het zo te zeggen, denken aan een boek dat ik ooit eens heb gelezen en waarvan ik zou willen dat het door iedereen zou worden doorgenomen die regelmatig verzeild raakt in een zogenaamde literaire conversatie. De roman is geschreven door Nathalie Sarraute en heeft als hoofdpersoon: een boek. Dat wil zeggen: de hoofdpersoon is afwezig. Dat biedt een uitgekiende gelegenheid om er voluit over te praten. En dat doen de gesprekspartners dan ook, met grote hartstocht. We maken een seizoen lang de ontwikkelingsgang mee van deze hoofdpersoon, althans van de manier waarop er over gesproken wordt. Sarrautes boek is een portrettering van de conversatie over een denkbeeldig boek (Gouden Vruchten, geschreven door Behier). Je hoort hoe het aan het begin van het seizoen de hemel in wordt geprezen, menigeen sluit zich daarbij aan en zoekt zijn eigen argumenten; een tijd lang houdt het de conversatie gaande, zorgt het zelfs voor de illusie dat het hele gezelschap het roerend met elkaar eens is. Dan verschijnen er spelbedervers die zich onderscheiden door van de gangbare mening af te wijken; vervolgens brokkelt de reputatie van het boek af tot het langzaam sterft en niemand op een gegeven moment meer weet over welk boek men in dat bewuste seizoen gesproken heeft, omdat de aandacht allang weer naar een ander boek is uitgegaan.
Ik heb de roman van Sarraute onlangs herlezen, met het schaamrood op mijn kaken. Want meer dan eens herkende ik de zinswendingen, het type meningen, waar ik me bij tijd en wijle ook van bedien. Ze worden genadeloos geparodieerd.
Herlezing heeft er ook voor gezorgd dat ik niet meer argeloos naar toch zo'n voortreffelijke programma als ‘Das Literarische Quartett’ of ‘Op een late avond na een korte wandeling’ kan kijken. Het aardige van Sarrautes roman is dat ze de verborgen wensen en strategieën van vele opninies bloot weet te leggen. Het gaat daarbij nooit om het boek: hoogstens wordt het gebruikt als een trait d'union tussen twee geliefden die er hun allesverpletterende eensgezindheid mee bevestigen (‘O, vind je dat boek ook zo mooi? Wat gek dat we dat allebei vinden!’). Voor de literaire criticus is het een schitterend boek omdat hij er zo'n schitterend geslaagd
artikel over heeft geschreven. De literatuurhistoricus is al bezig zijn eigen stempel op de literaire canon te drukken door naar voren te brengen dat Gouden Vruchten het beste is wat er sinds Stendhal en Constant is geschreven. Dan is er altijd ook degene die zich tot gewoonte heeft gemaakt wars te zijn van de academische benaderingen en het boek niet goed vindt al was het alleen maar omdat de academici het zo goed vinden (‘al dat gepraat over lagen en perspectiefwisselingen, wat een onzin, Gouden Vruchten is een goed boek omdat het juist niet om die lagen gaat. Een poly-interpretabel boek, alleen al om die reden zou je het niet eens willen lezen’.) Altijd kom je wel de erudiete lezer tegen die de geleerde autoriteiten niet zozeer afvalt als wel een eigen duit in het zakje wil doen, om zijn reputatie zich niet door andermans smaak te laten beïnvloeden eer aan te doen: ‘Het is een heel mooi boek, Gouden Vruchten. Misschien niet helmaal door zijn opbouw. Daarin zie ik toch enkele tekorten. Ook niet, zoals Brulé aangeeft, omdat boek in een fraaie klassieke stijl geschreven is. Die wordt tegenwoordig prachtig nagebootst. Dat doen bijna alle jonge schrijvers...Nee...dat is het niet. Ik vind het trouwens niet zo klassiek. In de betekenis die men gewoonlijk aan dat woord geeft. Het is nogal duister, overdadig, stroef en zelfs hier en daar onhandig geschreven. Men vergeet trouwens maar al te vaak dat ook de klassieken, in hun tijd, onhandige en duistere taal schreven.’
Zo vind je in een literaire conversatie ook altijd iemand bereid de rol op zich te nemen van degene die de discussie een andere wending geeft: ‘Iedereen vond het een somber, treurig boek, maar ik, als je eens wist hoe ik er om heb moeten lachen...Er komen scènes in voor...Toen hij de trein miste...of als die figuur, weet je nog zijn paraplu zoekt, dat is toch onbetaalbaar...Chaplin op zijn best.’ Op zo'n moment in het geprek is het niet onmogelijk dat diegene op staat die op de kleren van de keizer zal wijzen: ‘Iedereen is hotel-de-botel van die Gouden Vruchten schijnt het. Ik heb dat boekje zo'n beetje doorgelezen...Maar, ik weet niet of ik het met je eens bent...ik vind het zwakjes. Ik geloof dat het niets te betekenen heeft...Maar dan ook werkelijk niets, hè! Een pretentieus boek, dat wel. Vandaar het succes. Vol valse geheimzinnigheid. Vol “grootse thema's”. In een hoogdravende, onduidelijke stijl geschreven...dat dóet het...die maar al te vaak verbergen moet...een reusachtige banale denkwereld...ontzettend veel gemeenplaatsen staan er ook in.’ Tien tegen een, dat deze cyncicus wordt tegengesproken door een ander die er op zal wijzen: dat die banale denkwereld, die gemeenplaatsen door de schrijver met opzet zijn aangebracht.
Soms lijkt het literaire bedrijf een windhandel, maar godzijdank zijn er dan toch altijd nog reëel bestaande boeken, die je alleen op je kamer leest, waarover je nooit zult spreken en die tegen al je holle frases bestand zullen blijken.
Anthony Mertens
- voetnoot+
- Anthony Mertens is redacteur bij Em Querido's Uitgeverij.