Literatuur. Jaargang 12
(1995)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |
Literatuur in vertaling
| |
[pagina 260]
| |
Duits mannelijk, wat het niet makkelijker maakt. Ik nam toevlucht tot de Latijnse naam van deze ziekte, wat een mooi klinkende titel opleverde: Benjamin, Sohn der Rechten Hand und der Rubella.
Het tweede grote probleem was dat van groepstalen en dialecten. In Der Anwalt der Hähne moesten genoemde hanen (punkachtige jongeren) een eigen, herkenbare taal krijgen, net als Amsterdame taxichauffeurs, kroeglopers en werklieden. Natuurlijk kun je deze laatsten niet met een Berlijns of Hamburgs of Beiers dialect laten praten; ik probeer me in dergelijke gevallen te redden met een héél colloquiale, niet altijd strikt grammaticale taal, die soms in de buurt komt van een ‘kunstdialect’. De ‘hanen’-taal werd, nadat ik Van der Heijden had gevraagd wat voor hem de belangrijkste kenmerken van dat idioom waren, een heel los soort jongerentaal, met woorden en uitdrukkingen die Duitse punks bezigen.
Ten slotte het derde en veruit moeilijkste probleem: de ‘Heijdeniaanse’ woordspelingen. Altijd grappig en geestig om te lezen maar - het went nooit! - oh zo duivels moeilijk om te vertalen! Een paar voorbeelden: een hoofdstuk heeft als titel ‘Hoeren aan de Lor’, een verdraaiing van ‘Loeren aan de Hor’. Het was niet mogelijk om deze verdraaiing met totaal andere woorden na te bootsen omdat zowel de toespeling op de hoeren als op het loeren van grote betekenis is. ‘Loeren aan de Hor - zo heette een radioprogramma waar hij als wat ouder kind naar luisterde, en dat hij stilletjes “Hoeren aan de Lor” noemde’, werd ten slotte (helaas ging daarbij de helft van deze woordspeling verloren): ‘Luren am Fenster - so hieß eine Mundartsendung im Radio, die er sich als schon etwas größeres Kind angehört und insgeheim “Huren am Fenster” genannt hatte’. Die ‘Mundartsendung’ was noodzakelijk omdat ‘Luren’ een dialectwoord is.
Moeilijk wordt het ook telkens wanneer Van der Heijden een op zich onschuldig woord pas helemaal aan het eind, na veelvuldig gebruik, een bepaalde draai geeft. Normaal gesproken zou ik van inspecteur Hanekroot en inspecteur De Moei ‘Kommissare’ hebben gemaakt. Maar zij moesten ‘Inspektoren’ blijven (wat gelukkig in het Duits kon) omdat anders de grap met de gezondheidsinspectie in het op drie na laatste hoofdstuk verloren zou zijn gegaan. Op een soortgelijke manier wordt er in het allerlaatste hoofdstuk een grap over de reeds genoemde titel van meester gemaakt, reden te meer om hem in het Duits te handhaven. En dan heb ik het nog niet eens over de dubbele betekenis van ‘sijsjeslijmer’ gehad, noch over die woordspeling ‘eiland-schiereiland-Schiermonnikoog’, noch op zeker een tiental soortgelijke voetangels. Als vertaler zou je dan het idee kunnen krijgen dat schrijvers dit soort dingen expres bedenken om het de vertalers extra moeilijk te maken, of om ze op de proef te stellen. Toen ik dit naar aanleiding van de vertaling van Weerborstels half schertsend, half wanhopig aan Adri van der Heijden vroeg, antwoordde hij: ‘Nee, ik ga er niet speciaal voor zitten om te pogen mijn vertalers tot razernij te brengen (dat deed Nabokov!), maar ik ga evenmin een woord of woordspeling uit de weg om hen te sparen. Wie verkrampt in een rusthuis belandt, ga ik zeker opzoeken, met fruit of bloemen. Zo ben ik ook wel weer.’
Helga van BeuningenGa naar voetnoot+ |
|