Rudolf Geel:
‘Ik herschrijf de werkelijkheid naar eigen smaak’
Marion Witter & Jolanda Dreijklufft
De schrijver en de kunst 5
Rudolf Geel debuteerde op tweeëntwintigjarige leeftijd met De magere heilige (1963) en schreef sindsdien vele verhalenbundels en romans, waaronder De ambitie, De paradijsganger en - zijn meest recente bundel - Trage schaduwen. Geel is wetenschappelijk medewerker Taalbeheersing aan de Universiteit van Amsterdam.
In zijn roman De vrouwenbron (1986) komt het schilderij Der Jungbrunnen van Lucas Cranach de Oude voor.
Lucas Cranach de Oude (1472-1553), Der Jungbrunnen (1546).
In De vrouwenbron ga ik terug naar de tijd van mijn eerste studiejaar in Amsterdam. Een aantal ervaringen van toen wilde ik opschrijven, dat was de aanleiding van het boek. De hoofdpersonen Sandra, Steven en Hugo zijn eerstejaars - de twee eersten studeren Nederlands, Hugo geschiedenis. Natuurlijk zijn niet alle gebeurtenissen gebaseerd op mijn eigen ervaringen, maar wel een groot deel ervan. Zo komt in het eerste deel van de roman, ‘Inwijdingen’, de docent Alexander Vlögel voor. Deze figuur is geënt op Lulofs, die in mijn tijd nog docent filologie in Amsterdam was. Hij geeft Sandra en Steven de opdracht uit te zoeken hoe de minnaar van Beatrijs 's avonds de ommuurde stad uit kon komen. Een opdracht die ik indertijd zelf kreeg. Ook de avond waarop de studenten tijdens een feestje bij Hugo voor het eerst Franse kaas eten is een eigen ervaring. Zo ging dat toen, je kocht kaas - bij Kef, Albert Heijn had er nog niet van gehoord - en die kreeg dan een nummertje. Brie kreeg vanwege de minst sterke smaak nummer een, die moest je dus als eerste eten, camembert kreeg nummer twee en roquefort het hoogste nummer. Daarnaast zit er ook veel fictie in; ik heb bijvoorbeeld nooit een dame half aangerand en de moeder van Hugo leeft in werkelijkheid nog steeds.
Op de herinneringen in het hoofdstuk ‘Inwijdingen’ geef ik in het tweede deel van het boek commentaar. Daarin blijkt dat ‘Inwijdingen’ het literaire debuut van Sandra is. Steven, inmiddels al jaren de collega van hun docent Vlögel, is de schepper van het tweede deel. Dat heet ‘De vrouwenbron’, net zoals de hele roman. In dit deel geeft hij kritiek en aanvullingen op Sandra's verhaal. Met deze constructie wordt de lezer enigszins op het verkeerde been gezet. Tevoren wist ik niet dat het een boek met commentaar zou worden. Dat gebeurde toen ik m'n eerste versie aan het bewerken was. Voortdurend invalshoeken bedenken, dat vind ik het leukste dat er is. Ja, dat wordt wel eens postmodernistisch genoemd. Ik vind dat niet kwalijk, het doet er ook niet zoveel toe: een boek is mooi of het is niet mooi. Dát is mijn criterium.
Het symbolische van het verhaal is dat Sandra ‘Inwijdingen’ heeft geschreven om terug te keren naar haar vroegere leven. Ze is een eenzame vrouw die een andere werkelijkheid probeert te creëren. Die met andere woorden haar leven opnieuw vorm wil geven. Ze ondergaat een verjonging door het schrijven van dat boek en redigeert op die manier haar eigen jeugd. Degenen die in haar leven een rol hebben gespeeld geeft ze een bepaalde plaats. Dat wordt door die anderen niet helemaal