Literatuur. Jaargang 8
(1991)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Kester Freriks: ‘Als het hardste glazuur’
| |
[pagina 92]
| |
te tekenen - lijnen die zij dus al in haar imitatiehouding aannam - probeert hij haar zich toe te eigenen. Al volgt hij met zijn pen haar lichaam, haar gestalte is natuurlijk noch bij hem thuis noch op het schilderij aanwezig. | |
TanzschuleHelemaal aan het begin van het verhaal bootsen Jonathan en Carin het bijna gouden gelukzalige schilderij, Giovanni Arnolfini en zijn jonge vrouw van Van Eyck, na. Maar natuurlijk kunnen ze deze stilering van de liefde niet evenaren! Dat schilderij wilde ik een plaats geven in het verhaal. Als schrijver zoek je dan bij de ene stem in het verhaal een tegenstem, zodat het een compositie wordt van stukken in mineur en stukken in majeur. In Berlijn bezocht ik de overzichtstentoonstelling van Kirchner. Hoe gaat het op een expositie: de schilderijen vullen elkaar aan, spreken elkaar tegen en opeens bleken ze allemaal samen te komen in Tanzschule. Ook door die titel. Je ziet het schilderij en bent verbijsterd over die titel bij dat schilderij. Bij een dansschool stel je je iets vrolijks voor maar op het schilderij is het iets heel treurigs. Daarom wilde ik het verhaal ook zo noemen, omdat het de verwachtingen die het begrip dansschool oproept kapotmaakt en doorbreekt. Toen ik het schilderij zag, vielen als het ware beeld en inhoud samen en kon het verhaal dank zij het schilderij geschreven worden. | |
De kunstKirchner zet door middel van zijn schilderijen de tijd stil. Die Tanzschule is zowel een expressie van een bepaalde tijdsperiode als een drama van drie stilstaande mensen waar je een heel verhaal omheen kunt bedenken. Er zit een dreiging in, de angst dat het allemaal heel verschrikkelijk is wat er te zien is terwijl het ogenschijnlijk zo mooi is. Voor mij is beeldende kunst nooit alleen maar schoonheid om zichzelf. Kunst is gecomprimeerd denken en gevoelens uitdrukken. Je wilt iets maken dat tastbaar is en bestand tegen de tijd en niet vervliegt. Dat is ook de thematiek van mijn boeken. Kunst als verweer tegen de tijd, de vergankelijkheid. Zonder de uitdrukkingsmiddelen van de kunst bestaat er volgens mij niets dat beklijft. Daarom eindigt mijn laatste roman Domino met “Aan mijn huis hechten zich nieuwe herinneringen. Onverwoestbaar moeten die zijn. Als het hardste glazuur.” In een groter verband verwoordt dit mijn opvatting over kunst. Kunst moet zo hard zijn, daarom ook die compacte stijl in bijna al mijn boeken, zo hard en zo compact dat het onvergankelijk is. Als ik een schilderij zie dat me raakt, dan is dat omdat het in zijn compactheid de tijd stilzet. Sterker nog, dat het de vergankelijkheid overwint. Ook zo'n schilderij als Who's afraid of Red, Yellow and Blue? van Barnett Newman is een monumentaal verzet tegen de vergankelijkheid. De helderheid en expressie van die drie kleuren in die samenhang...Uiteindelijk is er maar één idee dat mij fascineert en dat is het idee van verzet tegen de vergankelijkheid. Dat is waar het om gaat. Waar ik iedere keer weer op uit ben. En daarbij zoek ik een onverzettelijke vorm die toch geëmotioneerd en hartstochtelijk is.’ |
|