Literatuur. Jaargang 6
(1989)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 210]
| |
De drukkers: ‘Drukken is zo onherroepelijk’
| |
Ronde rugWie wel warm loopt voor handgemaakte, bibliofiele uitgaafjes is Frans den Breejen, eerste en enige medewerker van de Mikado Pers in Den Haag. Toch noemt ook hij zich geen bibliofiel: ‘Dat vind ik een beetje een vies woord. Het staat zo graaierig, zo van: als het maar half-leer is, wil ik het hebben. Liefhebberij-drukker, dat klinkt wat beter.’ In 1983 verhuisde Den Breejen naar een beneden- | |
[pagina 211]
| |
woning, en dat bood ruimte aan een drukpers. Bij een oudijzerhandel wist hij voor ƒ 1700,- de hand te leggen op een zogenaamde ‘proef’-pers van een jaar of dertig en een letterkast met inhoud. Voor die tijd was hij al wel bezig geweest met ‘hobbybinden’: ‘Een jaargang Hollands Diep inbinden, dat niveau.’ Den Breejen is ‘mediathecaris’ bij het Haagse Gemeentearchief, wat wil zeggen dat hij beeld- en geluidsmateriaal over de gemeente verzamelt en beheert. Een aantal avonden per week is hij te vinden op zijn atelier aan de Oude Molstraat, waar de door hem opgerichte Mikado Pers is gehuisvest. Wat drijft hem drie, vier avonden in de week naar zijn atelier? Het nobele streven om ondergewaardeerde genieën die door de gevestigde uitgeverijen bruut werden geweigerd toch nog een kans te geven? ‘Nee, ik doe het louter en alleen omdat ik het leuk vind. Zo'n autobiografisch fragment van Frits Hopman dat ik nu laatst heb gedrukt, dat druk ik niet omdat niemand anders het doet en het zoveel literaire waarde zou hebben. Nee, het ligt gewoon in het Letterkundig Museum en iedereen kan het daar opvissen en bestuderen. Als je een beetje in bibliotheken thuis bent loop je er zo naartoe. De teksten die ik druk moeten me in de eerste plaats aanspreken. Daarnaast mogen ze vooralsnog niet te lang zijn en moeten ze aansluiten bij hetgeen ik al heb uitgegeven. Zo ben ik begonnen met ongepubliceerde brieven van Jozef Israëls uit het Gemeentearchief. Daarna heb ik eens een verhaaltje van Frits Hopman gedrukt dat al eerder in een tijdschrift had gestaan. Later ben ik auteurs gaan vragen om ongepubliceerd werk. Maar dat werkt niet zo goed. Je kunt dat beter via-via regelen. Als je zo maar naar een wildvreemde auteur schrijft, heb je nooit iets. Maar na verloop van tijd leer je er een paar kennen en zo ben ik bijvoorbeeld via Anton Korteweg bij de Jan Campert Stichting terechtgekomen. Ieder jaar druk in één gedicht van de winnaar van de Jan Campertprijs in een oplage van 75 stuks, waar ik er dan 25 zelf van mag verkopen. Zo kom je weer in contact met Ad Zuiderent en Tom van Deel. Een man als Tom van Deel vindt dit soort dingen leuk, en die wijst me dan wel eens op tekstjes of gedichten van anderen. Dan heb je natuurlijk een betere kans als je zo'n schrijver benadert. Maximum omvang? Hoe dikker hoe leuker! Het streven is altijd nog een boek met een ronde rug. Maar dat zou zoveel drukwerk betekenen, dan moet je echt een die-hard zijn.’ | |
Balanceren‘Het is een vak waar zo ontzettend veel in fout kan gaan,’ aldus Van Omme van Drukkerij Nauta. ‘Er wordt
foto's: e.b.m.j. blomme
A.C.A. van Omme, directeur van drukkerij Nauta in Zutphen: ‘Als drukker van boeken voel ik me verbonden met de auteur en zijn uitgever’ Van Omme: ‘Het is een vak waarin zo ontzettend veel fout kan gaan’. De tweekleurenpers doet 16.000 druks per uur
| |
[pagina 212]
| |
Marge-drukker Frans den Breejen: ‘Je kunt aan die boekjes ook niet zien dat ik daar weken op heb zitten ploeteren’
Frans den Breejen: ‘Die handgesneden letters hebben voor mij een emotionele meerwaarde’
heel veel gecontroleerd: zetwerk, proeven, de opbouw van de kleuren, de eerste vellen die van de pers komen. Stel dat er een correctieregel op de verkeerde plaats wordt gezet, waardoor een goede regel vervalt en de foute blijft staan. Dan moet zo'n vel opnieuw gedrukt worden. Maar zulke dingen worden meestal pas ontdekt als het boek klaar is. En dat is natuurlijk het ergste wat je kan overkomen: dat je een heel boek opnieuw moet drukken. Bijvoorbeeld wanneer de binder een fout heeft gemaakt.’ Een boek als Battus' Opperlandse Taal- en Letterkunde, dat alom wordt geroemd als een typografisch hoogstandje, werd eveneens door Nauta gezet en gedrukt. Dergelijke opdrachten worden meestal begeleid door een vormgever, die toeziet op het verloop van het produktieproces; in dit geval Harry Sierman. Van Omme: ‘Als het goede vormgevers zijn, dan zijn ze lastig. Het zijn Pietjes Precies, en dat is ook goed. Het plezierige daarvan is, dat ze onze mensen eigenlijk opvoeden.’ Het grootste knelpunt zit hem echter meestal in de tijd. De normale produktietijd voor een boek is een maand of drie, wil een uitgever rustig de tijd hebben om alles na te kunnen kijken, legt Van Omme uit. ‘Maar de tijd die je als drukker krijgt wordt steeds korter. Het gebeurt wel eens dat een boek binnen drie weken klaar moet zijn. En dat is wel erg snel als je een manuscript eerst nog helemaal moet zetten, de zetstroken door de uitgever moet laten corrigeren, die correcties moet invoeren, zo'n boek helemaal moet opmaken, een proef moet maken, laten corrigeren en vervolgens reviseren, en dan ten slotte het geheel moet drukken en laten binden. Dat allemaal in drie, vier weken is erg kort. Maar het moet kunnen. Het is altijd balanceren tussen tijd en kwaliteit.’ ‘Het drukken is misschien wel het moeilijkst, omdat het zo onherroepelijk is,’ zegt Den Breejen. ‘Een fout in je zetwerk kun je corrigeren, maar als ik op een plano vel vier pagina's druk en ik maak bij de vierde drukgang een fout, dan zijn die eerste drukgangen ook voor niets geweest. En op zich is dat drukken natuurlijk niet zo moeilijk; als je er maar een velletje tussen legt dan loopt die pers wel heen en weer. Maar het gaat er om dat je er iets aan toevoegt. Bijvoorbeeld dat de regels op de voor en achterzijde van een pagina registeren. Dat gebeurt in een handelsuitgave bijna nooit meer. Daarnaast probeer je de kleur van de diverse velletjes zo goed mogelijk egaal te houden van het eerste tot het honderdste velletjes. Ik druk meestal honderd velletjes omdat er dan 75 goede boekjes uitkomen.’
Zegt de boekdruk-techniek hun nou meer dan offsetdrukwerk? Van Omme: ‘De oude boekdruk heeft een bepaald karakter en dat heb je in de offset niet meer. Offset is wat killer, boekdruk leeft iets meer.’ En Den Breejen? ‘Boekdruk is voor een amateur het enig haalbare. Het kan soms scherper zijn dan offset, maar vaak is het zo dat het zetwerk toch wat meer zweeft | |
[pagina 213]
| |
in boeken waar ze loodzetsel hebben gebruikt, zoals in de Privé-Domein-reeks. Loodzetsel op zich is dus geen garantie voor kwaliteit, en kleinschalig drukwerk ook niet. Er zijn kleinschalige drukkers die gewoon wat minder op kwaliteit letten. De een vindt het leuk als hij 125 exemplaren kan maken en de ander is al blij met 25 mooie. Wat voor mij wel een emotionele meerwaarde heeft zijn de letters. Computerzetwerk is natuurlijk toch maar een afgeleide van de originele, handgesneden letters. De ‘moet’ in het papier, daar voel ik wel altijd even aan, maar het mag geen braille worden. Dat had ik bij mijn eerste boekjes sterk.’ | |
Kleine oplage‘De grootste veranderingen zitten hem in de zettechniek,’ aldus Van Omme. Sinds men vijftien jaar geleden volledig overstapte op fotozetwerk, heeft het bedrijf al de nodige generaties van de Monotype-apparatuur versleten. ‘Zetapparatuur verandert zo snel, het is een hele zorg voor een drukkerij om die ontwikkelingen bij te houden. De apparatuur die we nu drie, vier jaar hebben staan, zal binnenkort al weer vervangen moeten worden. En omdat je dat dan in zo'n korte tijd moet afschrijven, moet je prijs omhoog terwijl de concurrentie hem eigenlijk omlaag dwingt.’ Het laatste nieuwtje op dit gebied is zetapparatuur waarbij de pagina's op het beeldscherm worden opgemaakt en zelfs de illustraties in de zetmachine worden ingevoerd en meteen in de tekst worden geplaatst. Aparte litho's die achteraf in het zetwerk worden geplakt zijn dan al weer uit de tijd. ‘Die kant gaan we op,’ aldus Van Omme. Het zijn niet alleen de investeringen in de nieuwste zetapparatuur die de prijzen omhoog drukken, maar ook het papier wordt steeds duurder. Stijgen de papierkosten van een boek met één gulden, dan neemt de winkelprijs met vier à vijf gulden toe. In de drukkerij van Van Omme liggen tientallen soorten papier opgeslagen, keurig netjes bij een relatieve luchtvochtigheid van 55 procent. Grofweg zijn ze in te delen in twee categorieën: het spiegelgladde, ‘machine coated’-papier (mc-papier) en het grovere, wat dikkere romandruk-papier. Van Omme: ‘Mc-papier is mooier, maar het leest moeilijker onder de lamp omdat het zo glimt. Omdat het zo glad is kun je foto's en illustraties daar goed op drukken. Romans daarentegen bestaan alleen maar uit tekst en dat is weer mooi op romandruk-papier. Dat leeft ook meer en het is niet zo akelig glad.’ En wie dacht dat romans op iets grover papier werden gedrukt omdat het goedkoper zou zijn, vergist zich. ‘Romandrukpapier is helemaal niet zo goedkoop,’ aldus Van Omme. ‘Papier is een aanzienlijke post, maar de handicap voor de Nederlandse uitgever is natuurlijk de kleine oplage. Het scheelt aanzienlijk of je een offerte maakt voor een oplage van vijfduizend stuks of voor zesduizend. Dat drukt de prijs per boek enorm. Maar ja, we hebben natuurlijk een vrij klein lezerspubliek in Nederland.’ | |
Te duurDen Breejen berekent in de gauwigheid dat papier hem ongeveer een gulden per vel kost. Het probleem is altijd dat de papierhandel per ‘riem’ (500 vel) verkoopt, en dat hij er dan voor een aantal boekjes aan vastzit. Tot slot blijft er nog wat over dat net niet genoeg is voor een volgend boekje, waardoor hij maar weer besluit om opnieuw van hetzelfde te kopen. ‘Ik ben begonnen op courantdruk-papier en daarna overgegaan op Hollands papier, maar dat sprak wat weinig. Toen ben ik op het machinaal geschepte Zerkall-Bütten papier uitgekomen. Dat gebruik ik nu nog, maar dan in een crèmekleur. De contrasten zijn anders te groot, en als je onder een felle lamp zit is het te wit, dat leest niet prettig. Er zijn puristen onder de marge-drukkers die alleen maar Nederlands materiaal gebruiken: Nederlands papier, Nederlandse letters, Nederlandse teksten en ga zo maar door. Dat doe ik niet.’ Berekent hij de verkoopprijs van zijn boekjes ook aan de hand van het aantal pagina's? ‘Die prijsberekening is meer natte-vingerwerk. Als ik zou calculeren, dan zou zo'n boekje ruim twee keer zo duur worden. En dan reken ik de afschrijving van het materiaal er niet eens bij. Ik houd bij de prijsbepaling wel rekening met poëzie of proza. Proza is veel meer werk omdat je al die pagina's met de hand moet zetten. Dus daar reken ik wat meer voor. Een prijs onder de honderd gulden vind ik altijd heel erg mooi. Ik kan wel honderdvijftig gulden vragen, maar dat vind ik overdreven. Ik vind tachtig gulden eigenlijk al zo duur. Ik zou het zelf niet kopen voor die prijs! Op boekenmarkten zoals in Paradiso willen mensen nog wel eens te kennen geven dat ze het veel te duur vinden. En dan zeg ik altijd dat ze helemaal gelijk hebben en dat ze het niet moeten kopen. Als je zoiets niet verzamelt en daar geen plezier in hebt, moet je het ook niet doen! Maar als je nou iemand kent die gek is van Tom van Deel en al zijn werk verzamelt, dan heb je voor een paar tientjes een prachtig cadeau en een vriend voor het leven. Gaat het ze alleen om de tekst dan kunnen ze die wat mij betreft ter plekke even lezen. Het zijn toch van die kleine verhaaltjes, dus gaan ze maar even zitten en dan hebben ze die tekst gehad. Je kunt ook niet zien dat het een handgebonden boekje is en dat ik daar weken op heb zitten ploeteren.’ Maar ook een grootschalige drukker als Van Omme wordt wel eens geconfronteerd met mensen die zijn produkt te duur vinden: ‘Ik stond laatst voor een etalage van een boekhandel in Zutphen, toen er een man en een vrouw naast me kwamen staan. Die mevrouw zag een mooi boek liggen, een kunstboek, en zei: “Kijk eens wat een mooi boek!” “Ach,” zei de man, “we kunnen beter nog enkele maanden wachten, want dan kunnen we het goedkoop bij de Slegte krijgen.” Is het niet ontzettend!? Zo gaat het hoor!’ |