Literatuur. Jaargang 6
(1989)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
De bruidstocht van Maximiliaan van Oostenrijk in de kroniek van Brabant uit 1530
| |
TeuerdankTeuerdank is een gefictionaliseerde levensbeschrijving van het leven van Maximiliaan, waarbij ‘historische’ gebeurtenissen uit zijn leven worden toegeschreven aan de ridder Teuerdank. De opbouw van de tekst is gebaseerd | |
[pagina 3]
| |
op de Duitse heldenepiek, maar is ook beïnvloed door de hoofse roman. De held beleeft immers binnen het klassieke kader van een bruidstocht allerlei avonturen die hij tot een goed einde brengt en waarbij de avonturen dienen om ‘eer’ te verwerven voor zijn toekomstige bruid. Teuerdank gaat dan ook geen enkele uitdaging die hem door de drie kapiteins wordt aangeboden uit de weg. In een aan enkele exemplaren van de eerste druk van de Duitse tekst bijgevoegde clavis (sleutel) wordt de betekenis van de Duitse verstekst uit de doeken gedaan. De hoofdpersonen, die slechts met hun initialen worden aangeduid zijn Maximiliaan (Teuerdank), Maria (Erenreich) en Karel de Stoute (Rumreich). De drie allegorische figuren staan volgens de sleutel niet voor personen, maar voor leeftijdsfasen. Fürwittig (Voorwetich) symboliseert de jeugd van Maximiliaan waarin het gevaar voortkwam uit zijn eigen onbezonnenheid; Unfallo (Ongeval) staat voor zijn volwassenheid waarin het gevaar vooral veroorzaakt wordt door vijanden, terwijl Neydelhart (Nijdichert) de ouderdom van Maximiliaan symboliseert, waarin de afgunst van zijn tegenstanders voor gevaar zorgt. De meeste verhalen - die nog onbetekenend zijn en opvallen door de alledaagsheid van de beschreven avonturen - hebben een historische achtergrond en Maximiliaan blijkt zelf alle avonturen in werkelijkheid te hebben beleefd. Aan de chronologie van deze gebeurtenissen wordt echter geheel en al voorbijgegaan. Naast de jacht - liefst vijfendertig verhalen gaan over jachtgebeurtenissen, waarvan zestien (!) over de jacht op klipgeiten - vormen stormen op zee, explosieven, vijandelijke ridders, kastelen en steden een bron van gevaar voor Teuerdank, en de Nederlanden nemen als situeringTeuerdank komt aan de tweede grens bij Unfallo (Uit: ‘Maximilians Theuerdank’, ed. S. Laschitzer 1888, p. 112)
van de gebeurtenissen hierbij een voorname plaats in. Als een van de redenen voor de allegorische inkleding van de tekst wordt genoemd dat ‘dem gemein Mann nit not sei, den Grund zu versteen’ (het niet nodig is dat de gewone man de betekenis van de tekst begrijpt). De tekst richt zich dus op een elitair, adellijk publiek en de versluiering is bedoeld om de burgerij als lezersgroep uit te sluiten. Een verschijnsel dat in deze periode niet ongebruikelijk is in het Duitse taalgebied. Maximiliaan zelf is verantwoordelijk voor het idee, de samenstelling en compositie van de tekst, die moet worden begrepen vanuit het verlangen van Maximiliaan naar eeuwige roem en zijn wens om in de herinnering te blijven als een ridderlijke vorst. Hij heeft voor de samenstelling van de tekst gebruik gemaakt van de diensten van een aantal redacteuren, waarvan Melchior Pfinzing de belangrijkste was, want deze heeft de eindredactie gevoerd en de tekst persklaar gemaakt. De oudste edities van de tekst zijn in 1517 en 1519 in Nürnberg respectievelijk Augsburg gedrukt door Hans Schoensberger. De tekst is prachtig uitgegeven in een grote folio van vijfhonderdtachtig bladzijden met honderdachttien schitterende illustraties van de hand van onder anderen Burgkmair, Schäufelein en Beck, terwijl de lettertypen speciaal voor deze editie ontworpen zijn. Teuerdank wordt dan ook wel het eerste gedrukte bibliofiele boek genoemd. | |
De verhouding tussen de Duitse verstekst en de tekst in de kroniekQua omvang, vormgeving en inhoud zijn de verschillen tussen de Duitse tekst en de samenvatting hiervan in de Brabantse kroniek levensgroot. De omvangrijke Duitse verstekst is kort in zo'n vierentwintig pagina's proza samengevat, waarbij veel verhalen zijn weggelaten, maar waarbij de kern van het verhaal toch wel in grote lijnen wordt gevolgd. De Duitse tekst kan worden onderverdeeld in vier delen, te weten de inleiding (hfst. i-ii); Teuerdank bij de drie kapiteins (hfst. 12-97, resp. 12-24, 25-74, 75-97); de aankomst van Teuerdank aan het hof, zijn gevecht met de zes ridders en de veroordeling en dood van de drie kapiteins (hfst. 98-112) en het slot (hfst. 113-118). Van zo'n achtenveertig hoofdstukken vinden we in de kroniek van Brabant iets terug en dan met name uit de middendelen, terwijl van de honderdachttien illustraties uit de Duitse tekst er slechts vijf in kopie bij het betreffende tekstgedeelte terugkomen. De bewerking - die vermoedelijk van de hand van de drukker van de kroniek, Jan van Doesborch, zelf is - kenmerkt zich door bekorting. Het is duidelijk dat Van Doesborch vooral belangstelling heeft voor actie. Gesprekken en alle handelingen die niet direct in verband met de hoofdhandeling staan, worden zo veel mogelijk weggelaten en ook het gebruik van proza tegenover verzen is begrijpelijk in het kader van de noodzakelijke bondigheid. De keuze uit de achtentachtig verhalen waarin Maximiliaan gevaren moet trotseren, lijkt vrij willekeurig. Van de achtentwintig avonturen die zich | |
[pagina 4]
| |
volgens de sleutel in de Nederlanden hebben afgespeeld zijn er veertien in de kroniek opgenomen. Er komt echter slechts één beschrijving van een klipgeitjacht in de kroniek voor, iets wat gezien het ontbreken van gemzen in de Nederlanden niet zo vreemd is. Om een indruk te krijgen van het Nederlandse proza is de vertaling van de hoofdstukken twaalf en dertien die in de Duitse tekst samen honderdtweeënnegentig versregels tellen als illustratie bijgevoegd. Hoe die baroen met sinen eeronthout wech reet ende hoe si quamen aen deerste passagie daer dye verrader voorwetich woende De bewerker heeft weliswaar de opbouw van de Duitse tekst gevolgd, maar hij heeft in zijn bekortingsstreven wel bewuste keuzes gemaakt. Het ontbreken van de hoofdstukken tien en honderdvijftien uit de Duitse tekst lijkt hierbij essentieel. In hoofdstuk tien krijgt Teuerdank bezoek van de duivel in vermomming die hem drie adviezen geeft, die Teuerdank met overtuiging afwijst. De duivel adviseert hem om zijn natuurlijke drang te volgen, naar wereldlijke eer te streven en zijn macht te gebruiken om geld en goed te verwerven, ook als hij daarvoor het recht geweld moet aandoen of een eed moet breken. Bovendien worden in dit hoofdstuk de drie kapiteins aangeduid als ‘dienstmannen’ van de duivel, iets wat we in de kroniek vagelijk nog terugvinden: ‘so heeft hemlieden die duvel ooc geraden door sijn valsch ingeven’. In hoofdstuk honderdvijftien brengt een engel een bezoek aan Teuerdank en raadt hem aan Maria's verzoek om op kruistocht tegen de Turken te gaan, in te willigen. Tegenover de drie adviezen van de duivel stelt de engel dat Teuerdank de geboden van God moet volgen om de verzoekingen van de wereld te weerstaan, geen avonturen moet aangaan uit hovaardigheid of eerzucht, en afgunst en nijd moet vermijden omdat deze tot trouweloosheid leiden. Naar aanleiding van hoofdstuk honderdvijftien stelt Engels dat de betekenis van de tekst ligt in de overwinning van Teuerdank op zijn lichtzinnige nieuwsgierigheid, hoogmoed en afgunst. Dat zijn volgens hem de werkelijke gevaren waaraan Teuerdank (en dus Maximiliaan) op zijn reis wordt blootgesteld en het achter zich laten van deze karakterzwaktes levert Teuerdank zelfkennis en een overwinning op zichzelf op. Door de hoofdstukken tien en honderdvijftien worden de avonturen van Teuerdank/Maximiliaan in een kader geplaatst en krijgen ze een hogere betekenis. De tocht van Maximiliaan is niet alleen een reële queeste, maar ook de beschrijving van een geestelijke queeste, waarin zijn persoonlijkheidsontwikkeling wordt beschreven. Door deze hoofdstukken wordt Maximiliaan gekarakteriseerd als vriend en ridder van God. Hij verwerpt immers de adviezen van de duivel en volgt de raad van de engel op. Dat Teuerdank door God wordt beschermd, blijkt expliciet in hoofdstuk zevenentachtig dat ook in de kroniek terugkomt. De reactie van de daders op het mislukken van een moordaanslag op Teuerdank is tekenend: Doe seyde een van van den knechten: ‘Op mijn eet, here. Ic meene dattet god niet en wilde. Van [Door] sijn coemste was [werd] ick vervaert [bang]. Ooc verblinde mi den nacht dat ic hem ten eersten niet en kende.’ Dander seide: ‘Mijn busse [vuurwapen] en wilde hem niet vieren [weigerde].’ Door het ontbreken van de hoofdstukken tien en honderdvijftien wordt de Duitse verstekst in de kroniek gereduceerd tot de beschrijving van een vreemdsoortige, avontuurlijke reis. Weliswaar zijn de drie kapiteins - personificaties van de te overwinnen ‘onbezonnenheid, hovaardigheid en trouweloosheid’ gehandhaafd, maar hun betekenis blijft beperkt tot hun aandeel in de reële tocht van Maximiliaan. De diepere betekenis van de Duitse verstekst is in de kroniek weggevallen. Daarnaast komt ook het motief van de eer die Maximiliaan voor Maria wil behalen nog slechts kort aan bod, terwijl dit in Teuerdank centraal staat, zoals | |
[pagina 5]
| |
ook al blijkt uit de ‘sprekende’ namen van de heraut (Eeronthout - Denk om uw Eer!) en de prinses (Erenreich - rijk aan Eer!). Als Teuerdank in hoofdstuk twaalf bij Fürwittig komt, vertelt hij waarom hij de tocht heeft aanvaard. Hij is op weg gegaan voor Erenreich, die vanwege het verlies van haar vader op zoek is naar een held: [...] Der frumb und
Teurlich sei
Unnd lieb von Herzen Eer.
Deshalb bin Ich kommen her.
Wiewol ich nit teurlich
Bin, nichts minder hab ich mich
Understanden der Reis
Zu vollenden; wer weiss,
Ob ich dasselb Gelück hett
Und sovil gut Tat tet
Dass si mir gelobt die Ee,
Ich begeret nit mee
Darumb was du mich heisst,
Dat minst und auch das meist,
In Namen der Künigein,
Darin will Ich willig sein
Und scheuhen ab keiner Not,
Sollt ich darum bleiben tot,
Was anders ist zu Eren.
Hierauf wellest mich leren
[...]
[Die moedig en voortreffelijk is en ‘eer’ heel belangrijk vindt.
Daarom ben ik hier gekomen.
Hoewel ik niet voortreffelijk ben, heb ik me desalniettemin voorgenomen om deze reis te voltooien.
Wie weet of ik zoveel geluk heb en dat ik zoveel goede daden doe dat zij mij het huwelijk belooft. Niets meer wens ik.
Daarom, wat je me opdraagt - het minste of ook het moeilijkste, in naam van de koningin - dat wil ik proberen en geen gevaar uit de weg gaan, al zou ik daarom ook dood blijven. Hoe ik anders nog Eer moet verwerven, dat moet jij me leren.]
Deze passage ontbreekt, zoals we in bijgaande illustratie kunnen nalezen, totaal in de kroniektekst. Dat Fürwittig echter handig op de zucht naar eer van Teuerdank inspeelt, neemt de bewerker wel over. | |
De bron van de tekst in de kroniekOverigens is het waarschijnlijk dat de tekst van Teuerdank in de kroniek niet rechtstreeks op een van de Duitse edities teruggaat. Al in 1523 heeft Thomas van der Noot te Brussel namelijk een Nederlandse vertaling van Teuerdank op de markt gebracht. Jammer genoeg is van deze editie niets meer overgeleverd dan een beknopte titelbeschrijving door een pastoor uit de achttiende eeuw: Sommeghe foertuighen van Ceurdanck [sic] den seer vicoriosen Prince biden welcken wert verstaen de hooggeboren doerluchtige roemsche Keyser Maximiliaen. Ook van een editie van Teurdanck die rond 1612 als verboden tekst op een lijst voor schoolmeesters te Brugge wordt genoemd, is geen spoor meer te vinden. LeClerq meent uit de titelbeschrijving te kunnen opmaken dat de editie van Van der Noot een bekorte vertaling was, maar dit lijkt niet waarschijnlijk. Ook de Duitse tekst geeft zoals uit de volledige titel blijkt zogenaamd slechts een selectie uit alle verhalen rondom Maximiliaan. Belangrijk is wel dat uit de beschrijving blijkt dat Van der Noot - vermoedelijk alleen op de titelpagina en in de proloog - Karel de Stoute, Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië gewoon bij naam noemt, waardoor de tekst enigszins ‘gedefictionaliseerd’ wordt. Van Doesborch heeft vervolgens consequent Erenreich en Teuerdank vervangen door respectievelijk Maria en Maximiliaan. De verhalen zelf zijn niet door Van Doesborch ‘gedefictionaliseerd’. De allegorische figuren worden niet opgelost en ook wordt niet gezegd waar de avonturen zich hebben afgespeeld. Dit kan te maken hebben met het feit dat Van der Noot de tekst van de clavis niet in zijn vertaling heeft opgenomen en Van Doesborch daar dus niet de beschikking over had, maar waarschijnlijker is dat Van Doesborch het gewoon te veel moeite - en in het geval van de allegorische figuren wellicht te moeilijk - vond om de zaak te transponeren. Dat Van Doesborch de in de Duitse tekst bijgevoegde ‘sleutel’ niet kende, is onwaarschijnlijk. In navolging van de Duitse tekst in de sleutel verantwoordt hij op vrij overeenkomstige wijze het niet noemen van expliciete namen: Van sommige avontueren die hem gebuert [overkomen] sijn in den wege, als hi reysde om te comen bi sijn schone welgeboren princesse vrou Marie bi [door toedoen van] .iij. heren van haren lande die somige frontieren [grenzen] des lants bewaerden [bewaakten] daer dye eedel prince passeren moste. Welcker heren namen niet en sullen genoemt werden anders dan bi gelijcken [gelijkenis] om [vanwege] dat eedel bloet ende hoge mage [afkomst] haerder vrienden Disen Personen sein allen dise Namen erdacht und ire rechte Namen verschwigen aus der Ursach, dieweil derselben Verwandten in Leben sein... Een nadere situering van de avonturen verleent overigens in de meeste gevallen nauwelijks een meerwaarde aan de verhalen. Waar Maximiliaan zijn zoveelste klipgeit geschoten heeft, zal de meeste lezers een zorg zijn. Dat Maximiliaan in Brugge echter in de gevangenis terechtkwam en dat men hem in Brussel probeerde te vergiftigen | |
[pagina 6]
| |
(hfst. 96), zal de lezers in de Nederlanden echter zeker wel geïnteresseerd hebben en het moet voor Van Doesborch toch niet moeilijk zijn geweest om de beknopte aanduidingen uit de sleutel aan te vullen met gegevens uit andere bronnen. Het ‘gevangenisverhaal’ (hfst. 95) is echter zelfs niet door Van Doesborch opgenomen, mogelijk omdat deze gebeurtenis elders in de kroniek kort wordt vermeld. Waarschijnlijk is dat Van Doesborch te veel moeite had met het volstrekt achronologische verloop van de gebeurtenissen in Teuerdank. Weliswaar zijn zoals uit de clavis blijkt de meeste gebeurtenissen in de tekst gebaseerd op de werkelijkheid - in feite worden alleen het bezoek van de duivel en de engel en de introductie van de drie kapiteins in de Duitse tekst aangeduid als ‘poeterey’ - maar de volgorde van de verhalen is volstrekt willekeurig. In werkelijkheid werd Maximiliaan bijvoorbeeld pas in 1488 te Brugge gevangengenomen. Het probleem deed zich bij de invlechting van de tekst in de kroniek voor Van Doesborch voor dat in de Duitse fictionele tekst alle gebeurtenissen binnen het kader van de bruidstocht worden geprojecteerd en kunnen worden geprojecteerd, terwijl dit binnen een kroniek - waarin chronologie een basisvoorwaarde is - onmogelijk is. Een verantwoord kroniekschrijver zou de verhalen ‘opgelost’ hebben en de relevante historische feiten vervolgens chronologisch hebben geordend en over de tekst hebben verspreid. Van Doesborch was daar niet toe genegen en was daar overigens ook niet toe genoodzaakt. Binnen de middeleeuwse geschiedschrijving nam immers de heldenepiek een volwaardige plaats in zolang het de intentie van de schrijver was om de waarheid te schrijven en het verhaal een exemplarische functie kon hebben. Hij stond met zijn interpolatie van een heldengedicht in een kroniek in zekere zin ook niet alleen. Rond 1500 verscheen Den droefliken strijt die opten berch van Roncevale geschiede. Voor de verspassages werd gebruik gemaakt van een Middelnederlands handschrift of druk van het Roelantslied, terwijl de Cronike van Brabant, in de editie van Rolant van den Dorpe uit 1497, de voornaamste bron van de prozagedeelten was. Te wijzen valt ook op een Hollands-Utrechtse kroniek, waarin heiligenlevens zijn geïnterpoleerd en die gevolgd wordt door allerlei verhalen, waarbij de samenhang wordt gevormd door de overeenkomstige locatie van de gebeurtenissen. Bovendien zou bij een volledige omwerking van de tekst een groot deel van de verhalen niet bruikbaar zijn, omdat ze vanuit historisch oogpunt niet-relevante informatie bevatten. De rechtvaardiging van de opname van de tekst in de kroniek ligt in het grote aantal avonturen dat Maximiliaan in de korte tijd op weg naar de Nederlanden tot een goed einde brengt, waardoor de lezer de heldendaden van Maximiliaan op zijn bruidstocht kon zien als een voorproefje van Maximiliaans daden in de Nederlanden. Dit heroïsche en exemplarische beeld van ridder Maximiliaan zou bij een volledige bewerking geheel verloren zijn gegaan. | |
De inbedding van de tekst in de kroniek van BrabantTot nog toe is voor wat betreft de verhouding tussen de Duitse en de Nederlandse tekst voornamelijk iets gezegd over de twee middenstukken. Met name de inleiding en het slot van de Duitse fictionele tekst hebben echter enige invloed uitgeoefend op de wijze waarop de tekst in de kroniek is ingebed en welke informatie aan de lezer wordt verstrekt. De drukker van de kroniek, Jan van Doesborch te Antwerpen, had de kroniek in navolging van zijn voorganger Rolant van den Dorpe al twee keer eerder, namelijk in 1512 en 1518, op de markt gebracht in edities die weinig afweken van de eerste editie uit 1497. Tegenover de 230, respectievelijk 227 bladen van de edities van 1512 en 1518 staan echter liefst 320 bladen van de editie van 1530. Een belangrijk deel van de uitbreiding vormt de toevoeging van een relaas over Karel v, maar ook de inlassing met betrekking tot Maximiliaan is fors. Vier pagina's tekst uit de editie van 1512/1518 worden vierendertig pagina's in de editie van 1530. De titelpagina van ‘Van Brabant die excellente cronike’ (Antwerpen, Jan van Doesborch, 1530; Ex: kb Den Haag)
In de editie van de kroniek van Brabant uit 1530 komen sommige gebeurtenissen met betrekking tot Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk in vergelijking met de eerdere edities uitvoeriger aan bod, terwijl ook geheel nieuwe informatie is toegevoegd. Met name de informatie over de gang van zaken rond het huwelijk tussen de twee is echter beïnvloed door het begin en slot van Teuerdank, waardoor historische feiten vertekend worden onder invloed van de fictionele tekst. In Teuerdank roept Erenreich een landdag bij elkaar, alwaar zij toestemt in de keuze van haar overleden vader Romreich om Teuerdank als echtgenoot te aanvaarden. Vervolgens wordt een bode naar Teuerdank gestuurd om hem te ontbieden. In de kroniek wordt ons eenzelfde gang van zaken geschilderd: So wert dan een grote generale dachvaert gheleyt ende gehouden inder stede van Loven, daer alle die eedelen ende steden vanden landen ende provincien der princerssen vergaderden [bijeenkwamen] Ende daer wert eendrachtelic gesloten, concludeert ende | |
[pagina 7]
| |
determineert dat dye eedele schone princersse vrouwe Marie soude nemen ende trouwen tot haren gheechten man ende voocht den eedelen hooch gheboren vorst ende prince hertoge Maximiliaen van Oostenrijck des keysers Fredericx die .iij. sijn eenigen soon. Ende hier van worden sekere vaste brieven ghemaect ende besegelt ende worden den selven hertoge over gesonnen [toegezonden]. Die ghelesen hebbende was hi uutermaten seer verblijt ende des gelijcke sijn vader die keyser. Wellicht onbewust laat de bewerker zich leiden door de Duitse verstekst waardoor hij de zaken anders voorstelt dan ze in werkelijkheid gelopen zijn. De raad ging immers pas achteraf akkoord met de keuze van Maria voor Maximiliaan en niet zoals de kroniek het in navolging van Teuerdank voorstelt, vooraf. Rompaey stelt heel expliciet: Haar derde grote probleem, een echtgenoot uitkiezen, regelde Maria zelf. [...] Op 26 maart 1477 schreef ze Maximiliaan een brief waarin ze hem smeekte zo vlug mogelijk naar de Nederlanden te komen om met haar te trouwen. In mei verklaarden de Staten-Generaal zich akkoord met dit huwelijk. De beschrijving in Teuerdank kon natuurlijk ook niet anders dan onbetrouwbaar zijn. Immers Maximiliaan van Oostenrijk moest een beeld van de gang van zaken aan het hof van Maria schetsen, terwijl hij daarvan niet precies op de hoogte was. Het is begrijpelijk dat het verhaal over de zo democratisch en unaniem gekozen opvolger Maximiliaan wel aanstond en dat hij geen behoefte had om na te gaan of de keuze van een echtgenoot voor Maria in werkelijkheid misschien anders was gegaan. De bewerker van de kroniek volgde Maximiliaan hierin klakkeloos. Ook het slot van Teuerdank heeft invloed uitgeoefend op de voorstelling in de kroniek. Ook hier heeft de fictie de historische werkelijkheid bepaald en is de overgang tussen beide in de kroniek vloeiend. In hoofdstuk honderdzestien van de Duitse verstekst gaat Teuerdank naar Erenreich en vraagt haar ten huwelijk. Zij stemt toe onder de voorwaarde dat hij eerst op kruistocht gaat. Teuerdank stemt hiermee in en vervolgens voltrekt een priester het huwelijk. De bijslaap wordt echter uitgesteld tot Teuerdank van de kruistocht terug zal komen. Hoofdstuk honderdzeventien is curieus omdat het geen tekst bevat, maar alleen een afbeelding van Teuerdank aan het hoofd van een krustochtleger. Hoofdstuk honderdachttien vormt het slot van de tekst en hierin spreekt de eindredacteur van de verstekst zijn verwondering uit over het feit dat één mens zoveel gevaren heeft doorstaan. In de kroniek van 1530 eindigen de avonturen van Maximiliaan in feite met de berechting van de drie verraders, zoals mag blijken uit de volgende passage: Van desen vonnisse dancte die eeronthout der iusticien grotelijck. Ende so quamen die drie capiteynen ter doot, Nadat de schrijver heeft gesteld dat Maximiliaan God wel dankbaar mag zijn dat hij al die gevaren heeft overleefd, handelt de volgende paragraaf over het huwelijk tussen Maria en Maximiliaan. Dit is in feite hoofdstuk honderdzestien uit Teuerdank en de verstekst wordt vrij woordelijk gevolgd, waarbij enerzijds dus de suggestie wordt gewekt dat het ‘fictionele’ intermezzo is afgelopen en het ‘geschiedverhaal’ wordt hervat, maar waarbij anderzijds de aard en het verloop van het gesprek wel heel romantisch zijn. Maximiliaan wordt vervolgens door Maria weggestuurd om tegen de Turken te vechten. Op verzoek van de edelen van de Zuidelijke Nederlanden en volgens de wens van zijn vader Frederik, die zijn afspraak met Karel omtrent het huwelijk wil concretiseren - de bijslaap heeft immers nog niet plaatsgevonden - keert Maximiliaan echter weer terug naar de Zuidelijke Nederlanden. Volgens de kroniek maakt Maximiliaan de reis naar de Nederlanden dus twee maal! Met deze voorstelling sluit de bewerker uitstekend aan bij de intentie die wordt ingegeven door de woordloze pagina's van hoofdstuk honderdzeventien in Teuerdank. In werkelijkheid is Maximiliaan nooit op kruistocht gegaan, hoewel dit altijd tot zijn wensen heeft behoord en deze lege bladzijden vormen een prachtig voorbeeld van de relatie die tussen de held Teuerdank en Maxi- | |
[pagina 8]
| |
miliaan bestaat. Teuerdank kon niets doen dat ook Maximiliaan niet gedaan had of zou doen en daarom bleven de pagina's onbedrukt. In de kroniek wordt gesuggereerd dat hij de opdracht van Maria wilde uitvoeren, maar dat dit belemmerd werd door zijn vader en zijn verplichtingen in de Zuidelijke Nederlanden. Het is echter altijd zijn eigen plan geweest om op kruistocht te gaan en in werkelijkheid is hij in 1477 slechts eenmaal naar de Nederlanden gekomen en dit kostte al moeite genoeg, want Maximiliaan en Frederik hadden een tekort aan liquide middelen en het duurde dan ook maanden voor hij in de Nederlanden was. In alle steden die hij op zijn tocht bezocht, ‘bedelde’ Maximiliaan om manschappen en geld. Alleen al in Keulen verbleef hij een maand zonder dat de onderhandelingen over geldelijke steun en troepen enig resultaat opleverden. In feite maakte pas de Bourgondische schenking van een groot geldbedrag de uitrusting van een leger, de opluistering van de bruiloft en de betaling van het gevolg van Maximiliaan mogelijk. Het is dus ondenkbaar dat Maximiliaan de reis twee keer had kunnen bekostigen. Pas op negentien augustus 1477 kwam hij in Gent aan en vóór die dag hadden Maria en Maximiliaan, die officieel al sinds 1476 verloofd waren, elkaar weliswaar geschreven, maar nog nooit gezien. De reden dat een half jaar verstreek eer Maximiliaan bij Maria kwam is dus een stuk prozaïscher dan de bruidstocht van Teuerdank die op zijn weg naar Erenreich avonturen beleeft om eer te behalen voor zijn toekomstige bruid. | |
ConclusieVermoedelijk stelde de Nederlandse editie van Teuerdank van Van der Noot, Van Doesborch in staat om zijn kroniek op een vrij eenvoudige wijze uit te breiden en op de titelpagina aan te prijzen met ‘Ende noch veel ander vreemde gesten die in die ander cronijcken niet en sijn’. Aan een herdruk/vertaling van de Duitse verstekst zou Van Doesborch zich waarschijnlijk nooit hebben gewaagd. Allereerst omdat de omvang en de versvorm van de Duitse tekst niet past binnen zijn fonds, maar meer nog omdat het adellijk publiek waar de Duitse verstekst zich expliciet op richtte in Antwerpen niet aanwezig was. Het blijft jammer dat we niet meer kunnen achterhalen hoe de editie van Thomas van der Noot eruitzag. Weliswaar bestond in Brussel wel een elitair leespubliek dat teksten in de Nederlandse taal las, maar het is de vraag of zijn editie wel zo'n succes was. Het is duidelijk dat voor de editie 1530 van de kroniek ook uit andere bronnen informatie is gehaald. De beschrijvingen stemmen in sommige gevallen zelfs woordelijk overeen met passages uit een tekst die bekendstaat als Die wonderlijcke oorloghen van keyser Maximiliaan. De feitelijke gang van zaken rondom de formele bekrachtiging van het huwelijk lijkt vrij correct weergegeven, maar het inpassen van de Teuerdank heeft de bewerker in de problemen gebracht. De bewerker heeft geprobeerd de gebeurtenissen rond Maria en Maximiliaan zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met het beeld dat in de Teuerdank wordt geschetst. Het lijkt erop dat hij het beeld van Maximiliaan niet wilde problematiseren. Wellicht dat de door Van Doesborch beoogde doelgroep ook heeft bijgedragen aan deze lichte vorm van geschiedvervalsing. Mogelijk waren de kopers van deze zeker niet goedkope kroniek meer gecharmeerd van een ideaalbeeld van de vader van regerend keizer Karel v. Tot een wezenlijk ‘historische’ aanpak was Van Doesborch niet bereid, omdat zijn belang meer lag in de verkoop van zoveel mogelijk exemplaren, dan in wetenschappelijk verantwoord bronnengebruik. Het transponeren en het in een juiste chronologische volgorde zetten van de historische feiten zou een arbeidsintensief en veel tijd vergende bezigheid zijn, waarvan hij geen financieel rendement verwachtte. Bovendien zou nog maar weinig materiaal uit Teuerdank geschikt zijn om, verspreid door de tekst heen, op te nemen. Hij dacht dat voor de wonderlijke avonturen van Maximiliaan een publiek bestond dat deze verhalen weliswaar zou herkennen als afwijkend van de andere tekst van de kroniek, maar daar ook geen punt van zou maken zolang de tekst maar gepresenteerd werd als waar, exemplarisch en onderhoudend. Hoe dikker de kroniek, hoe indrukwekkender en geleerder het voorkomen, hoe interessanter de tekst voor het beoogde koperspubliek was, dat blijkens aanprijzingen op titelpagina's zeer gesteld was op verbeterde en vermeerderde herdrukken. De invoeging van de avonturen van Maximiliaan in de kroniektekst vormt een goede illustratie van één manier die Van Doesborch en andere boekdrukkers in de eerste eeuw na de uitvinding van de boekdrukkunst hanteren om hun bedrijf draaiende te houden. Bij Van Doesborch speelt het uitgeven van herdrukken, vermeerderd met oud of gemakkelijk bereikbaar nieuw materiaal of het hergebruik van eerder uitgegeven teksten in een nieuwe vorm zelfs een uitermate belangrijke rol. | |
LiteratuuropgaveEen bibliografische beschrijving van deze editie in M. Nijhoff en M.E. Kronenberg (nk) Nederlandse Bibliografie 1500-1540, Den Haag 1923-71, nrs. 654-656; eerdere edities nk 652 en 653. De editie Van den Dorpe is beschreven door M.F.A.G. Campbell in zijn Annales de la typographie neerlandaise au xve siècle. ('s-Gravenhage 1874) nr. ca 508. R. Proctor, Jan van Doesborgh, printer at Antwerp (London 1894) p. 78 wijst op het gebruik van ‘Teuerdankhoutsneden’ in de tekst. Ik heb voor de editie 1530 gebruik gemaakt van het exemplaar van de kb te Den Haag, sign. 226 A 20. De ‘Teuerdanktekst’ beslaat fol. e3recto tot h2verso. De Teuerdank van Maximiliaan is in facsimile uitgegeven door Simon Lalschitzer in het Jahrbuch der kunsthistorischen Sammlungen viii (1888) en in 1968 met een commentaardeel met bijdragen van Heinz Engels, Elisabeth Geck en H.Th. Musper (Pochlingen/Stuttgart). Een kritische editie, waaruit de Duitse citaten afkomstig zijn, werd uitgegeven door Helga Unger (München 1968). Het werk komt uitgebreid aan bod in J.D. Müller, Gedechtnus. Literatur und Hofgesellschaft um | |
[pagina 9]
| |
Maximilian 1 (München 1982) (met bibliografie). Over de bronnen van Den droefliken strijt die op den berch van Roncevale geschiede handelt uitvoerig het eerste deel van H. van Dijk, Het Roelantslied (Utrecht 1981), met name p. 100-20. De volwaardige status van de ridderepiek als historische bron wordt aangestipt door Bunna Ebels-Hoving op p. 17 van de Inleiding van de onder redactie van haarzelf en C.G. Santing en C.P.H.M. Tilmans staande bundel Genoechlicke ende lustige historiën (Hilversum 1987). In haar artikel Nederlandse Geschiedschrijving 1350-1530, Een poging tot karakterisering in diezelfde bundel verwijst zij op p. 228 naar de Hollands-Utrechtse kroniek. Aldaar ook verdere literatuur. Over Jan van Doesborch raadplege men A. Rouzet, Dictionnaire des imprimeurs, libraires et éditeurs des xve et xvie siècles dans les limites géographiques de la Belgique actuelle (Nieuwkoop 1975), en P.J.A. Franssen, ‘Dat Bedroch der Vrouwen, een onderzoek naar de functie van een 16e eeuwse verhalenbundel’ 1. In: Spektator 12 (1982-83) 4, p. 270-89 en Jan van Doesborch (?-1536) as printer of English texts in: Quaerendo 16 (1986) 4, p. 259-80. De bibliografische beschrijving van de Teuerdankeditie van Van der Noot is te vinden bij L. LeClerq, ‘Post-incunables des anciens Pays-Bas’, in: De Gulden Passer xiv (1936) p. 135-36 en ook bij nk 0882. De boekenlijst uit 1612 is gepubliceerd door A.C. de Schrevel, ‘Statuts de la gilde des libraires, imprimeurs, maitres et maitresses d'école à Bruges’ - In: Annales de la Societé d'Emulation 1902, p. 175. Over Maximiliaan en zijn huwelijk met Maria handelt H. Wiesflecker, Kaiser Maximilian 1. (München 1971) met name p. 113-36. Het citaat over de huwelijkskeuze van Maria van Bourgondië komt uit J. van Rompaey, De bourgondische periode In: De lage landen van prehistorie tot 1500. Onder red. van R.C. van Caenegem en H.P.H. Jansen (Amsterdam/Brussel 1978) p. 373. Die wonderlijcke oorloghen van keyser Maximiliaen (nk 1626 en 1627) is uitgegeven door W. Jappe Alberts (Groningen, Djakarta 1957), die de belangrijkste overeenkomsten tussen deze tekst en de kroniek aanwijst. |
|