Pé Hawinkels, geniaal maar niet erkend?
Dit voorjaar verscheen bij Uitgeverij De Stiel de eerder aangekondigde uitgave van Pé Hawinkels' Verzamelde gedichten. De gedichten werden in opdracht van de uitgever verzameld, ingeleid, toegelicht en geannoteerd door Cees van der Pluijm, Anneke van der Putte, Paul Sars en Rob van der Schoor. De uitgave omvat de tijdens het leven van Hawinkels gepubliceerde gedichten. Daarbij werd de volgorde en vorm van de oorspronkelijk verschenen bundels aangehouden. Deze bundels worden gevolgd door de chronologisch geordende verspreide gedichten, de kerkelijke poëzie, de poëzievertalingen en de songteksten.
De samenstellers melden nuchter dat een uitgave van het ongepubliceerde werk, nagenoeg compleet aanwezig in het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Den Haag, om twee redenen door hen niet in overweging is genomen. In de eerste plaats zou dat een aantal jaren onderzoek vergen en het is de vraag of dat financieel en literair-historisch verantwoord zou zijn geweest. In de tweede plaats is dit ongepubliceerde werk zo mogelijk nog wisselvalliger van kwaliteit dan
Ongepubliceerd gedicht van Hawinkels, handschrift auteur
de wel gepubliceerde poëzie van Hawinkels. Die nuchterheid van de samenstellers kenmerkt overigens ook de inleiding op de bundel. Nergens wordt een toon aangeslagen van bewonderaars door dik en dun. De relativering van Hawinkels' dichterschap doet zijn overige capaciteiten beter tot hun recht komen. Ik kan dat niet beter illustreren dan door een klein stukje uit de inleiding te citeren: ‘Het lijdt geen twijfel dat Pé Hawinkels niet bij de grote denkers van deze eeuw geschaard behoeft te worden. Daarvan getuigt eveneens zijn poëzie. Wie er ook zijn bewondering over uitspreekt, tot een overduidelijke vaststelling van het verwoorde gedachtengoed komt men nooit. “Verbale virtuositeit” lijkt de meest gekozen omschrijving voor de inhoud van zijn gedichten. Hij had iets te vertellen als het over concrete situaties ging, zoals de Nijmeegse universitaire gemeenschap die hij in zijn columns onherstelbaar verbeterd heeft. Daarbij vergeleken zijn de verzen van Hawinkels ongelooflijke zeepbellen, van een rijkdom aan kleurschakeringen en van een grootsheid zoals ze nooit tevoren bijeen werden geblazen. En daarmee wordt zowel de beperking als de blijvende verdienste van de dichter Hawinkels benaderd.’ Mij dunkt, dat is een treffende formulering voor de in de
Verzamelde gedichten opgenomen poëzie.
Het is overigens jammer dat de tekstbezorgers ervoor gekozen hebben om in hun annotaties bij de gedichten commentaar en bronvermelding direct bij elkaar te zetten. Meestal verdrinkt het commentaar in het grote aantal bronvermeldingen. De uitgave ziet er goed verzorgd uit, heeft een naar mijn smaak wat al te zoet-roze band, maar is voor een gebonden uitgave van 388 pagina's met een prijs van ƒ 45,- niet exorbitant duur.
GvB