| |
Signalement
Van Goens geïnventariseerd
In 1784 werd de veelzijdige Rijklof Michael van Goens (1748-1810) op zeer onvoordelige wijze afgebeeld. Een populaire patriotse spotprent portretteerde hem als geëxecuteerd landverrader, het ontzielde lichaam vastgeketend aan een rad, de ogen geroofd door een havik. Onder het rad weent de ‘teergeliefde’ Willem v bittere tranen. In een bijschrift karakteriseert de prins met een zucht de betreurde Van Goens: ‘Gy waart myn pen.’
De pen bleef na 1784 in beweging, al mengde deze zich niet meer in de papieren strijd tussen patriotten en prinsgezinden. Vooral in de jaren 1781 en 1782 had Van Goens met verve en hartstocht het prinsgezinde standpunt verwoord, in het Politiek Vertoog, de satire Zeeven dorpen in brand en het tijdschrift De ouderwetsche Nederlandsche patriot. Ziekte en teleurstelling luidden Van Goens' gekwelde afscheid van de vaderlandse politiek in, culminerend in ballingschap. Van Goens achtte zich met een jaargeld, door Willem v verleend, matig beloond.
Het heeft er de schijn van dat de Koninklijke Bibliotheek ('s-Gravenhage) het verzuim van Willem v alsnog herstelt. Onlangs verscheen een Inventaris van het Archief van Rijklof Michael van Goens - samengesteld door Jan Bos en bij de kb te bestellen via telefoonnummer 070-140524 (K. Ritsman) voor het luttele bedrag van ƒ 7,50 - en in maart zal in de expositiezalen van de kb een uitgebreide tentoonstelling over het leven en werk van Van Goens worden georganiseerd.
De Inventaris van het Van Goens-archief, dat via de zoon en kleinzoon van Hieronymus van Alphen in de kb terecht kwam, wekt het verlangen naar de tentoonstelling. Het archief, dat voor het grootste deel bestaat uit circa vijfduizend door Van Goens ontvangen brieven, is niet compleet. Van Goens' eigen brieven ontbreken. Daarenboven vernietigde hij hem onwelgevallig materiaal: Van Goens was zijn eigen weduwe. Het archief moge dan onvolledig zijn, het toont op indrukwekkende wijze de virtuositeit en het formaat van Van Goens. Brieven van Diderot, D'Alembert, Goethe, Gessner, Lavater, Wieland, Hemsterhuis, Bilderdijk en Van Alphen accentueren de betekenis van de ontvanger. De nalatenschap van Van Goens bevat vooral materiaal uit zijn jaren in Basel en Wernigerode, waar de piëtist Van Goens zijn geletterde contacten verspeeld lijkt te hebben. Uit zijn laatste jaren wel veel correspondentie met Duitse vorsten en andere hoge adel, naar het lijkt gedomineerd door geldzorgen en paranoia. Van dat laatste getuigt een merkwaardig werkstuk, getiteld: On a empoisonné mon existence physique, morale, religieuse, daterend van omstreeks 1807. Zijn ziekte, die hem mede had genoodzaakt in 1786 het land te verlaten, had hij ook al in verband gebracht met een mogelijke vergiftiging. Wellicht bevatte de spotprent, waarmee Van Goens in 1784 in het openbaar
De spotprent met Van Goens als geëxecuteerde landverrader
| |
| |
geëxecuteerd werd, een flinke hoeveelheid gif voor lichaam en geest van de geportretteerde.
De Koninklijke Bibliotheek en haar nauwgezette medewerker Jan Bos bieden een voortreffelijk antidotum en laten Van Goens op zeer voordelige wijze uitkomen.
Peter Altena
| |
Het Den Haag van Louis Couperus
De aandacht voor Louis Couperus is dit jaar herleefd. Die aandacht is niet alleen gericht op zijn schrijverschap maar eveneens, zo hier al een scheiding te maken is, op zijn persoonlijkheid. Van het laatste getuigt natuurlijk vooral de biografie van F. Bastet, die dit najaar verscheen en die misschien als katalysator fungeerde voor een aantal andere gebeurtenissen en publikaties. Couperus en Den Haag vormt daarbij een steeds terugkerend thema. Zo ook bij de nieuwe reeks van Couperuslezingen, die op 23 oktober jongstleden begonnen werd door Bastet met ‘Couperus op reis’. De grote hoeveelheid aanwezigen uit de hofstad maakte er een ware Haagse sociale gebeurtenis van; deze deed denken aan de lezingen die Couperus zelf ooit gaf.
Het Den Haag van Louis Couperus, deel i van de Haagse historische reeks van uitgeverij Matrijs, samengesteld door E. Kossmann met foto's van H. Platenburg en M. van Tiel (Utrecht: Stichting Matrijs 1987, ƒ 24,95) speelt direct in op deze identificatie van Den Haag met de stad uit Couperus' werk. Na een korte inleiding volgt een aantal zwart-witfoto's die, vergezeld van citaten uit romans en journalistiek werk, een impressie bieden van de geboortestad van de schrijver. Het is nadrukkelijk een impressie. Het prettige aan dit fotoboek is dat er niet wordt gestreefd naar een documentatie - ‘oude ansichten’ - van alle platen die ook
Foto bij Eline Vere I 322: ‘Zij genoot wanneer zij weder terug was in haar ruim huis op het Voorhout [...]
maar ergens door Couperus genoemd worden. De foto's zijn sfeertekeningen geworden, van de stad, de huizen en de monumenten, maar ook van details als straatlantaarns, voordeuren en etalages. Al bladerend wordt een verstilde, herfstige, (soms helaas letterlijk) grijze stemming opgeroepen. Deze lijkt meer uit de romans voort te komen dan uit het journalistieke werk. Het zijn de natte herfstmiddagen uit De kleine zielen en veel minder vaak de theepartijtjes, de tableaux vivants en de winkels van ‘jonker Couperus’. Een foto van station Hollands Spoor, stemmig gefotografeerd, maar onmiskenbaar hedendaags, vormt een plotselinge verrassing, waarvan er best meer hadden mogen zijn.
De inleiding vertelt kort het leven van Couperus en geeft aan dat hij in zijn werk slechts een klein deel van het werkelijke Den Haag beschreven heeft. De geboden informatie levert evenmin als de gekozen citaten, nieuwe inzichten op. Maar dat hoeft men ook niet te verwachten bij een uitgave die vooral als platenboek bedoeld is.
Jenny Reynaerts
| |
Meisje Loos
Bij uitgeverij Ordeman verscheen de bundel Zyt ghij oock een meyt?, dertien liedjes over meisjes loos, verzameld en uitgegeven door Dick Wortel, die de teksten ook van aantekeningen voorzag, en geïllustreerd met tekeningen van I. Bergh. Het bundeltje dat een omvang heeft van ongeveer honderdtwintig pagina's bevat de straatliederen die gezongen werden over meisjes die zich kleedden en gedroegen als mannen en daarom óf beschimpt en bespot werden, óf juist opgehemeld en vereerd omdat ze zich in hun rol als matroos of soldaat zo heldhaftig gedroegen. In het bijzonder was hun mannenrol geschikt voor de ‘klucht der vergissingen’ die uiteraard in verband met de liefde voor de straatzangers steeds weer een geliefd thema vormde.
| |
| |
Dick Wortel, als taalkundige verbonden aan het Woordenboek der Nederlandse Taal, verzamelde de teksten die er over dit onderwerp zijn en koos daaruit de dertien liederen die hij in deze uitgave bijeenbracht. Natuurlijk is daar het bekende lied ‘daar was eens een meisje loos’ bij over het meisje dat als lichtmatroos uit varen gaat. Maar ook andere teksten over deze zogenaamde ‘splitruiters’ of ‘leger meiden’ ontbreken niet in de bundel.
Als voorbeeld van bijzonder heldhaftig ‘mannelijk’ gedrag mag gelden het loze meisje dat zich tegen een tweetal aanranders verweert door er één met een mes neer te steken en de ander zo te verwonden dat hij afdruipt.
Het boekje kost ƒ 22,50 en is uitgegeven bij Ordeman, Buizerdhorst 36, 2317 db Leiden.
GvB
| |
Wijzer in het archief
Het is een goede gedachte geweest van uitgeverij Coutinho om een Archief*wijzer. Handleiding voor het gebruik van archieven in Nederland uit te geven (Muiderberg 1987, ƒ 24,50). J.A.M.Y. Bos-Rops en M. Bruggeman hebben er een aantrekkelijk, goed geïllustreerd en degelijk boekje van gemaakt, waardoor de Gids voor de Nederlandse archieven van Formsma en Ketelaar nu verdrongen is. De Archief*wijzer (waarom die rare ster midden in dat woord moet, is me een raadsel) richt zich speciaal tot studenten van hbo en universiteit die wel eens het archief in moeten. De theorie van hoofdstuk 1 en 2 over respectievelijk het ontstaan en de organisatie van het archiefwezen is kort gehouden. Alle aandacht valt terecht op de praktijk waarvoor handige wenken gegeven worden in de vorm van opgaven van archiefgidsen, bibliografische hulpmiddelen, glossaria en woordenboeken, biografische lexica en hulpmiddelen voor het zo ontzettend ingewikkelde genealogische en paleografische onderzoek.
Hoewel natuurlijk ieder onderzoek in de archieven weer anders is, afhankelijk van de individuele vraagstelling, kan iedereen die een archiefonderzoek begint aangeraden worden eerst deze Archief*wijzer te raadplegen. Dat geldt zowel voor degeen die dat voor de eerste keer doet als voor diegenen die nog niet heel erg ervaren zijn. Mede door de vriendelijke prijs kan dit boekje zeker een functie krijgen in het hoger en universitair onderwijs.
PJV
| |
Amstelveense cahiers
De neerlandicus M. van Hattum heeft het privé-initiatief tot een nieuwe serie genomen, de Amstelveense Cahiers. Deel 1 van die serie is Helmers en France. Dagboek - Brieven - Poëzie, een editie van het dagboek dat Helmers tijdens zijn reis naar en verblijf in Parijs in 1802 bijhield, de brieven van Helmers aan zijn vrouw en aan Pieter van Winter en een gedicht voor P. de Vyver (108 pagina's, 6 ill., personen- en geografisch register; ƒ 12,50).
Deel 2 van de Amstelveense Cahiers bevat het niet erg opzienbarende, maar hier en daar wel ontroerende Myne levenswys in twee zangen uit 1833 van Ernest Willem Holthuysen met een inleiding door M. van Hattum (30 pagina's).
Wat opvalt aan deze nieuwe serie is de wijze van produceren: de stencilmachine blijkt nog niet geheel uitgestorven te zijn, hetgeen de kwaliteit niet overal ten goede komt. Belangstellenden kunnen hun bestellingen richten aan M. van Hattum, Fokkerlaan 36, 1185 jc Amstelveen, giro 3084288.
PJV
| |
Drie jaar boek
Onlangs verscheen voor het derde achtereenvolgende jaar een deeltje in de reeks Een jaar boek, waarin een jaaroverzicht wordt geboden van de Nederlandse en Vlaamse literatuur. De samenstellers van de reeks, Aad Nuis en Robert-Henk Zuidinga, streven er telkens naar een representatieve selectie te maken uit de jaarproduktie aan besproken romans, verhalen- en poëziebundels. De uitgaven hebben een vaste opzet. Aad Nuis bekijkt in een ‘jaaroverzicht’ het totale literaire landschap in vogelvlucht. Daarna volgt een bloemlezing uit de in de loop van het desbetreffende jaar verschenen recensies, alfabetisch gerangschikt op besproken auteurs. Elke afzonderlijke recensie wordt gevolgd door enkele citaten uit andere recensies van hetzelfde boek. Daarna volgt een volledige bibliografie van het verschenen werk en tenslotte een cumulatief register op de gehele reeks.
Tot 1985/1986 was de uitgave nog een speciaal Nederlandse aangelegenheid, maar in de laatste aflevering - die van 1986/1987 - is ook Vlaanderen volledig betrokken. Jos Borré, criticus van het Vlaamse De Morgen, tekende voor een afzonderlijk overzicht van de Vlaamse letteren. Bovendien is het Jaap Goedegebuure die deze keer het Nederlandse overzicht verzorgde en tevens over literaire prijzen in 1986/1987 schreef.
Hoewel men pretendeert een representatief jaaroverzicht te geven, moet er toch geconstateerd worden dat het recensiedeel overwegend proza tot onderwerp heeft. De poëzie komt er nogal bekaaid van af. In het algemeen is het percentage poëzierecensies nog geen 15% van het totaal, terwijl de jaarbibliografie een andere verhouding laat zien.
Een jaar boek is een uitgave van Aramith Uitgevers, Minervalaan 75, 1077 ns Amsterdam. De Vlaamse coproducent is Dedalus in Antwerpen.
| |
| |
De beide eerste delen (1984/1985 en 1985/1986 kosten ƒ 17,50 en het derde deel (1986/1987) ƒ 19,50.
GvB
| |
Bibliografie van de De la Courts
Bij uitgeverij apa-Holland Universiteits Pers is in de reeks Bibliotheca Historico-Politica als nr. 2 verschenen Johan & Pieter de la Court (1622-1660 & 1618-1685); bibliografie en receptiegeschiedenis; gids tot de studie van een oeuvre (xiv + 180 blz.) door Ivo W. Wildenberg. Hoewel de De la Courts vooral de aandacht getrokken hebben van filosofen (onder anderen Spinoza stond onder hun invloed), historiografen, economen, politicologen, demografen en planologen, verdient Pieter zeker ook belangstelling van de zijde van de neerlandistiek en kunstgeschiedenis door de publikatie van zijn lijvige bundel (750 pagina's) emblemata Sinryke fabulen, uitgegeven door Hieronymus Sweerts in 1685 met prenten van een onbekende graveur.
Deze bundel - ook beschikbaar op microfiche in de collectie Emblem Books van de Inter Documentation Company - is opmerkelijk omdat de meest aan Esopus ontleende fabels een uitvoerige politieke uitleg in proza krijgen, terwijl vrijwel alle emblematabundels poëzie bevatten. Een specimen van de Sinryke fabulen is dan ook opgenomen in de bloemlezing Nederlandse emblemata van Meertens en Sayles (1983, p. 164-169). Pogingen tot berijming van De la Courts proza zijn ondernomen door Jan van Hoogstraten en Pieter Langendijk.
Wildenberg heeft de zaak grondig aangepakt: hij geeft een biografische schets van de gebroeders De la Court, een overzicht van het oeuvre (dat moeilijk vast te stellen is in verband met de vele anonieme publikaties), een receptiegeschiedenis (vooral geconcentreerd op De la Courts betekenis voor het liberalisme, de historiografie, de filosofie en ideeëngeschiedenis), een primaire en een secundaire bibliografie.
De primaire bibliografie stelt, doordat signatuurposities genoteerd zijn, de gebruiker in staat te bepalen met welke druk of uitgave hij te maken heeft. Daardoor is het echter ook mogelijk te constateren dat Wildenberg de nummers 1071 en 1072 uit zijn primaire bibliografie ten onrechte onderscheidt: daar moet sprake zijn van persvarianten op p. 20 en 85 van de ene octavo-druk van De stadthouderlijcke regeeringe in Hollandt ende West-Vrieslant uit 1662, verschenen bij Joan Cyprianus van der Gracht.
In dezelfde serie bhp is als nr. 3 tevens een bundel opstellen verschenen onder redactie van H.W. Blom en Ivo Wildenberg waarin de lezingen van het De la Court-symposium van 1985 zijn bijeengebracht: Pieter de la Court in zijn tijd; aspecten van een veelzijdig publicist (1618-1685). Juist omdat de De la Courts zo veelzijdig waren, zal het laatste woord over hen nog niet gesproken zijn.
PJV
| |
Geschichte of the Pays-Bas
De Stichting Ons Erfdeel heeft een brochure uitgegeven over De Lage Landen; geschiedenis van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, een boekje van 64 pagina's, geschreven door het historici-echtpaar J.A. Kossmann-Putto en E.H. Kossmann. Tegelijkertijd werd er een Franse, Engelse en Duitse versie uitgebracht.
Op de persconferentie waar genoemde publikatie het licht zag, benadrukte Kossmann dat het geen sinecure is om de geschiedenis van Nederland en België vanaf de Romeinen tot nu op 58 pagina's (er gaan ook nog eens ruim 8 pagina's illustraties en kaartjes af en 9 pagina's voor- en nawerk) samen te vatten. De nog niet zo lang geleden voltooide Algemene geschiedenis der Nederlanden had er ruim 7000 bladzijden voor nodig.
Dat de grote lijnen er - zeker voor een buitenlands publiek - overzichtelijk op staan, is een verdienste van de heer en mevrouw Kossmann. Ik ben bang dat zelfs voor eindexamenkandidaten van het Nederlandse vwo er in dit boekje nieuwe dingen staan. Dat er hier en daar zelfs nog wat dieper gegraven kan worden, is natuurlijk prachtig, mar dat juist in een publikatie van Ons Erfdeel de Nederlandse literatuur van de renaissance weer negatief afgezet moet worden tegen de schilderkunst uit die tijd valt te betreuren: ‘Buiten de grenzen vonden ze [= de literatoren van uitzonderlijke klasse: Huygens, Hooft en Vondel] in tegenstelling tot de grote schilders van deze periode, geen of nauwelijks een publiek, ook niet in vertaling.’ (p. 33). Nederlandse cultuur in de Gouden Eeuw van L.J. Price, waarin men deze opvatting ook tegenkomt, staat inderdaad vermeld in de bibliografie! Die bibliografie is in de anderstalige versies aangepast aan het in die talen beschikbare materiaal over de Nederlandse geschiedenis.
De brochure is verkrijgbaar bij de Stichting Ons Erfdeel, Murissonstraat 260, B-8530 Rekkem (056/411201) of Rijvoortshoef 265, 4941 vj Raamsdonksveer (01621-13425).
PJV
|
|