Literatuur. Jaargang 5
(1988)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Littekens van de Spaanse burgeroorlog in de Nederlandse literatuur
| |
Literatuur en politiekEen verklaring voor de grote hoeveelheid schrijvers die aandacht besteedde aan de Spaanse burgeroorlog kan gedeeltelijk gevonden worden in de tijd zelf. Nadat in de jaren tien en twintig in de meeste landen de avant garde-bewegingen tot grote bloei waren gekomen, leek begin jaren dertig het arsenaal aan vernieuwing zo langzamerhand uitgeput. Het was moeilijk gebleken nieuwe publieksgroepen te bereiken en er groeide een kloof tussen experimentalisten en schrijvers die een uitweg zochten via een meer toegankelijk realisme. In de loop van de jaren dertig kreeg, met name als gevolg van de sterk gewijzigde politieke omstandigheden, de tweede groep in de meeste landen de overhand. Veel schrijvers poogden in een stijl, die achteraf misschien het beste als ‘sociaal-realistisch’ valt te karakteriseren, verslag te doen van hun visie op het snel veranderende wereldgebeuren. Voor hen was de Spaanse burgeroorlog een ‘uitkomst’: hier was een oorlog aan de gang waarin mensen nog echt streden voor hun idealen. De schrijvers vereenzelvigden zich met de ideologie van één der strijdende partijen en wisten met hun verslag van de gebeurtenissen nieuwe publieksgroepen aan te boren. Nu pas hadden zij het gevoel dat zij met hun pen werkelijk iets konden doen. In Spanje stonden ogenschijnlijk twee nog jonge ideologieën tegenover elkaar - socialisme en fascisme - waarvan de aanhangers overtuigd waren dat zij op korte termijn de wereld zouden veroveren. In partijpolitiek opzicht was het echter een conflict tussen de (wettige) Republikeinse regering en de rebellerende Nationalistische generaals. Aan de kant van de Republikeinen, het democratisch aan de macht gekomen Volksfront, stonden de anarchisten, communisten, trotskisten, sociaal-democraten, separatisten, liberalen en antimonarchisten, terwijl aan de kant van de opstandige Nationalisten alle rechtse krachten stonden, zoals traditionalisten, monarchisten, carlisten, falangisten en andere radicaal-rechtse bewegingen en partijen. Twee breed samengestelde fronten dus, die ook onderling nog de nodige tegenstellingen kenden. Het reduceren van dit brede politieke scala tot slechts twee tegenover elkaar staande ideologieën levert een sterk vertekend beeld op van de eigenlijke situatie, maar beantwoordt wel aan het algemene idee dat van die oorlog bestond. Ondanks alle schijnbare eensgezindheid was de burgeroorlog een strijd tussen vele maatschappijvisies met allemaal een eigen interpretatie van het begrip ‘vrijheid’. Een der logische gevolgen van deze verwarrende situatie was dat velen die emotioneel partij hadden gekozen voor deze of gene, teleurgesteld toe moesten zien hoe hun hooggestemde idealen botsten met de harde realiteit van egoïsme, partijbelang en oorlog. Voor de meeste schrijvers over de burgeroorlog stonden het engagement met de Spaanse zaak en het romantische gevoel gedreven te zijn door hogere idealen, voorop. Zij allen, zowel de voor- als de tegenstanders van de Republiek, koesterden de vaste overtuiging dat zij een historisch moment van grote betekenis beleefden. Het schrijven van ‘hoogstaande literatuur’ achtten de meesten daarbij van volstrekt secundaire betekenis. Zij publiceerden in de eerste plaats om te informeren en te getuigen, en vooral ook om geestverwanten een hart onder de riem te steken. Er zijn dus verzachtende omstandigheden aanwezig om deze ‘literatuur met een | |
[pagina 3]
| |
boodschap’ anders te beoordelen dan de literatuur over andere onderwerpen. Maar evenzo is voorzichtigheid geboden wanneer wij deze literatuur zouden beschouwen als objectiverende geschiedschrijving, want ook dat was niet haar doel. De meeste auteurs waren namelijk (on-) bewust partijdig en in hun verlangen om te getuigen werd regelmatig gebruik gemaakt van leugens van niet-literaire aard...Dat gebeurde dan in het vuur van de strijd en het zou goedkoop zijn om jaren nadien de waardering voor dit soort teksten te laten afhangen van criteria als historische betrouwbaarheid, onpartijdigheid of esthetische vorm. | |
Journalistiek prozaDe literatuur over de Spaanse burgeroorlog kan verdeeld worden in drie groepen: journalistiek proza - waarbij het begrip literatuur dus ruimer geïnterpreteerd moet worden - getuigenisliteratuur en pure fictie. Hoewel de eerste categorie hier niet uitgebreid aan de orde komt, is het toch de moeite er iets over te melden. Het gaat in deze categorie niet om zuiver journalistiek of wetenschappelijk-historisch werk, maar om de met zekere literaire pretentie geschreven reportages van oorlogscorrespondenten, historici en literatoren. Wanneer men zich beperkt tot in boek- of brochurevorm uitgegeven journalistiek werk valt op dat vrijwel niemand pretendeertLou Lichtveld (Albert Helman) woonde van 1932 tot 1938, als journalist, in Spanje
onpartijdig te zijn. Er blijken met name veel linkse, pro-republikeinse publikaties te verschijnen. Om welke auteurs gaat het nu? Een belangrijke naam is Lou Lichtveld (1903) beter bekend onder de naam Albert Helman. Hij woonde tussen 1932 en 1938 als journalist in Spanje. In De sfinx van Spanje steekt hij als anarchosocialist zijn sympathie voor de Spaanse revolutie niet onder stoelen of banken. Daarnaast kunnen Jef Last, Gerard Vanter en Nico Rost niet onvermeld blijven. Dit geldt te meer voor de hispanoloog Johan Brouwer, alleen om zijn levensloop al een interessante figuur. Eerst had hij als katholiek met het nationalistische Spanje gesympathiseerd, maar later kwam hij tot inkeer. Hij gaf een verslag van zijn visie op de burgeroorlog in een opzienbarend neutraal boekje De Spaansche burgeroorlog, zijn oorzaken en mogelijke gevolgen. Naast deze uitzonderlijke brochure, publiceerde Brouwer ook een roman over de burgeroorlog, die later ter sprake komt. Maar naast deze pro-republikeinse auteurs lieten ook schrijvers van zich horen die sympathiseerden met de nationalisten, zoals L.H. Grondijs, M.W.R. van Vollenhoven en A. Meijer. De laatste, voorman van de fascistische organisatie Zwart Front, beschreef bijvoorbeeld in het boekje Vier weken Spanje de nationalisten als helden en de republikeinen als barbaren. Zelfportret van Jef Last. Uit ‘De Spaansche tragedie’ (1938)
| |
[pagina 4]
| |
GetuigenisliteratuurHet in boekvorm of brochures gepubliceerde journalistieke proza dat op de hand was van Franco, is echter gering in omvang. In de categorie van de getuigenisliteratuur is meer pro-Franco-materiaal aanwezig; ook al betreft het dan hoofdzakelijk anekdotisch-propagandistische poëzie. Binnen de getuigenisliteratuur speelt het fictieve element overigens een steeds belangrijkere rol. Een aardig voorbeeld hiervan is de roman Onder de vaandels van Franco (1936) van Marc van Buuren (pseudoniem van Hans de la Rive Box, 1909-1985). De hoofdpersoon van dit ‘spannend verhaal voor oudere jongens’ is een in Nederland woonachtige jongen van Spaanse komaf, die het besluit neemt om aan de zijde der opstandelingen te gaan vechten ‘tégen anarchisme en bolsjevisme’. Van Buuren schreef in 1936, voor dezelfde ‘kwartjesreeks’ van de B.H. Jeugdbibliotheek waarbinnen dit boek uitkwam, nog een andere roman over de Spaanse burgeroorlog, getiteld De spion van Franco. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sloot Hans de la Rive Box zich aan bij het verzet en kwam hij in het concentratiekamp terecht, waar hij de later met de verzetsprijs van Hilversum bekroonde roman De hel van Braamsche zou schrijven. Zijn lotgevallen bewijzen eens te meer dat katholieken als Grondijs en Van Vollenhoven die sympathiseerden met het autoritaire Franco-regime, niet automatisch - zoals vaak gesuggereerd - de kant van de Duitse bezetter zouden kiezen. Niet alleen is voorzichtigheid geboden bij het klakkeloos over één kam scheren van pro-franquisten en pronazi's, ook is het gevaarlijk om de literatuurproduktie uit deze hoek, die gewoonlijk als rechts-totalitair wordt bestempeld, te karakteriseren. In Nederland is al het een en ander gepubliceerd over het nationaal-socialistisch taalgebruik, en in Spanje zelfs vrij veel over het franquistische, maar erg veel verder dan het aangeven van enige eigenaardigheden wat betreft woordgebruik ensymboliek, komt men niet. Het is zelfs zo dat het voor de gemiddelde lezer van nu, vaak moeilijk zal zijn om bepaalde pro-franquistische of pro-nazi-teksten te onderscheiden van bijvoorbeeld pro-Republikeinse teksten. Vooral wanneer inhoudelijke verwijzingen naar personen, instanties of plaatsen ontbreken, zijn de verschillen - die er ideologisch en esthetisch toch zouden moeten bestaan - niet zo eenvoudig aan te geven. Vaak is in dit soort propagandaliteratuur de brallerige toon en de gebruikte beeldspraak dermate cliché-matig dat eventuele formele verschillen naar de achtergrond verdwijnen. Wat overblijft zijn schoolvoorbeelden van de holle, uitbundige retoriek van een Nederlandse versie van futurisme of vitalisme, vermengd met sociaal-realisme. Maar een alles overheersende verontwaardiging over de gebeurtenissen tijdens de burgeroorlog, is in de door mij bestudeerde literatuur wel het meest opvallend. Katholieke dichters als J.W.F. Werumeus Buning, A.D. van Oosten en Jan Engelman beperkten zich tot een humaan protest tegen het in brand steken van kloosters en het plunderen van kerken zoals de Republikeinen dat incidenteel wel gedaan hadden. De dichterschrijver George Kettmann (1898-1970) ging echter verder en schreef in zijn bundel Het erf aan zee (1938) de cyclus ‘Spaansche muziek’ waarin de gruweldaden van de roden geplaatst werden tegenover de heldendaden van de Nationalisten. Menno ter Braak bestempelt Kettmann in zijn interessante artikel ‘Dietscher of Duitscher?’ (Het Vaderland, 9-4-1939) tot een van ‘de voornaamste steunpilaren der Nederlandse nazi-literatuur’. Ter Braak onderbouwt zijn betoog met enige inhoudelijke argumenten (romantische verering van oude helden, Germanendom, Dietsland) maar helaas geeft hij geen stijlkenmerken. Hoewel de gedichten van Kettmann inderdaad de bekende bombastische retoriek en de voorspelbare stereotype symboliek bevatten van wat wij rechts-totalitaire literatuur noemen, doet zich het merkwaardige probleem voor dat zijn poëzie zo nu en dan best aardig is. Het is duidelijk dat het afwijzen van een esthetisch goed geschreven gedicht vanwege een politiek verwerpelijke inhoud, even abject is als het bewonderen van een slecht geschreven gedicht vanwege een politiek welgevallige inhoud. Maar het blijft natuurlijk een lastige zaak... Ook een dichter als Steven Barends (1915) had onder het pseudoniem Dum-Dum tal van strijdliederen geschreven, waardoor hij in fascistische organisaties als Zwart Front naam had gemaakt als volksdichter. Ook vertaalde hij uit het Duits de klassieken van de nazi-literatuur (Hitler, Goebels, Johanna Haarer enz.). In 1938 publiceerde hij een dichtbundel met de zwaarbeladen titel Viva la muerte! (Leve de dood). Dit was namelijk de kreet die generaal Millán Astray slaakte op een bijeenkomst van vooraanstaande Nationalisten, en die voor de schrijver-filosoof Miguel de Unamuno, die aanvankelijk met de opstandelingen had gesympathiseerd, de directe aanleiding vormde om openlijk afstand te nemen van hun fascistische ideologie. In de toen gehouden rede hield Unamuno een warm pleidooi voor de bescherming van | |
[pagina 5]
| |
Uit: ‘Viva la muerte’ van S. Barends
de cultuur en van het leven; een rede waarin het gevaar van de nieuwe ideologie volledig onderkend werd. Barends daarentegen aanbad in zijn ‘viva la muerte’ de mannelijke kracht, het roemruchte verleden en de heldendood. Zo luidt de eerste strofe van ‘Spaansch lied’ uit bovengenoemde bundel:
Sta recht tegen den muur, fascist, wanneer hij schiet.
Drie maanden heb je voor je volk gestreden,
drie maand geleefd, drie maanden heet gebeden.
Nu komt de kogel. Sta, en aarzel niet. (p. 10)
Deze onstuimige bewondering voor dood en heldendom, is voor zover ik heb kunnen nagaan, volledig afwezig in de pro-Republikeinse literatuur. Hier is de aandacht veel meer gericht op het belang van cultuur en op een nieuwe toekomst, en daarmee is misschien wel een van de belangrijkste inhoudelijke verschillen tussen fascistische en antifascistische literatuur aangegeven. Toch is het lang niet altijd gemakkelijk om de literatuur uit beide kampen van elkaar te onderscheiden. Martien Beversluis (1894-1966) publiceerde in 1936 zijn Ballade van Spanje. In de elf Zangen waaruit deze bundel bestaat, roept hij op tot christelijke solidariteit met de zaak van de Republiek. Hier volgt een kort fragment:
De zware donder gromt van verre
en langs hun opmars giert het lood.
Hun ogen stralen als de sterren,
want Spanje, Spanje is in nood. (p. 10)
Met soortgelijke woorden had Kettmann in zijn bundel de opmars van de Nationalistische troepen beschreven:
[...] en straks schroeit hun een nieuwe bui van lood,
maar gaan zij, als er voorwaarts wordt bevolen,
dan haalt de roem het leven uit den dood. (p. 70)
Spanje
Soldaten,
soldaten,
met je brandende Spaansche gelaten
geen bom zonder hart, geen geweer zonder ziel
geen plaats, die bleef gapen, geen stad, die niet viel,
soldaten,
soldaten,
het volk en het vuur van de straten.
O, kindren van Spanje, je kruit blijve droog
je koppen zoo hard, en je harten zoo hoog
en zoo recht en geweldig je haten,
soldaten!
Fascisten,
fascisten,
met je harten, die barnen en gisten,
die het hellevuur van den Olympos staalt,
die Moskou zijn loon in granaten betaalt,
fascisten,
fascisten,
die lachen om lasten en listen
die geen a voor een b vaak hebben geleerd,
maar die wéten, hoe een fascist krepeert
onder 't vuur van de roode sadisten
fascisten!
Behoudens de reeds gemaakte opmerkingen lijken deze verzen onderling uitwisselbaar, toch twijfelde destijds niemand aan de tegengestelde strekking ervan. Nu zou in het geval van Beversluis gewezen kunnen worden op de politieke reuzenzwaai die hij zou maken: het is een bekend feit dat Beversluis aan het eind van de jaren dertig toetrad tot de rijen van de n.s.b.. Maar dit zou wel een erg simpele verklaring zijn. Zowel de inhoudelijke als de formele overeenkomsten zijn frappant en noden tot verder ideologisch en stilistisch onderzoek, ook al kunnen wij daar hier niet verder op ingaan. In ieder geval had de Ballade van Spanje destijds een door niemand betwiste pro-Republikeinse functie. Een qua achtergrond en thematiek (inspiratie op natuur, religie en sociale bewogenheid) sterk op Beversluis lijkend dichter is Freek van Leeuwen (1905-1968). Van Leeuwen is echter zijn leven lang trouw gebleven aan de socialistische idealen uit zijn jeugd, maar lezers die deze voorkennis niet bezitten, zullen zijn poëzie politiek moeilijk kunnen plaatsen. Zo had een van zijn pro-Republikeinse gedichten, ‘Kerstnacht 1936’ uit de bundel Herdersgave (1946), eigenlijk in beide kampen geschreven kunnen zijn. Om de oorspronkelijke bedoeling te achterhalen zijn aanvullende gegevens vereist, die in de bundel dan ook verstrekt worden. Maar uit het gedicht zelf spreekt vooral een aanklacht jegens de God die het toelaat dat dit soort oorlogen gevoerd wordt:
[...] Nooit scheurde Uw stilte scheller,
Waar Spanje werd verkracht.
Nooit sloeg 's werelds hartslag sneller,
Nooit volgde een menscheid feller
Nooit feller een strijd om macht. (p. 44)
De boodschap is dus als ‘neutraal’ te beschouwen, ook | |
[pagina 6]
| |
Gedicht en tekening uit: Martien Beversluis, ‘Ballade van Spanje’ (1936)
al moet die destijds anders opgevat zijn, terwijl de vorm typerend is voor de oorlogspoëzie uit beide kampen. Van Leeuwen was overigens niet de enige die een kerstgedicht wijdde aan de Spaanse burgeroorlog. Van de rijke contrastwerking die dit thema blijkbaar bood, zouden ook zo uiteenlopende dichters als Engelman, Hoornik en Lucebert later dankbaar gebruik maken. Freek van Leeuwen was een arbeider-dichter in de traditie van Links Richten. Uit deze ‘school’ kwamen ook veel andere dichters voort die geëngageerde poëzie schreven. Met name in de communistische en anarchistische pers wijdden zij talloze gedichten en verhalen aan de Spaanse burgeroorlog. Meer dan ooit tevoren in deze eeuw diende de literatuur een ethisch en politiek doel. Het waren vooral ook (werkloze) arbeiders die nog een andere consequentie trokken uit deze politieke stellingname en naar Spanje gingen om daar te vechten in de internationale brigades. Bij hun terugkeer in Nederland verloren zij, omdat zij in vreemde krijgsdienst waren getreden, het Nederlanderschap, terwijl zij tijdens de Tweede Wereldoorlog veelal in concentratiekampen terechtkwamen. Dit zijn zaken die bij het beoordelen van de gelegenheidsliteratuur eigenlijk niet vergeten zouden mogen worden. Juist deze achtergrondgegevens maken de teksten tot boeiende, menselijke documenten. Een opvallend detail is overigens dat de her en der gepubliceerde teksten een getrouwe afspiegeling vormen van de onderlinge verdeeldheid tussen partijen, vakbonden, solidariteitscomités enz. Het waren vooral de antifascistische intellectuelen die zich beklaagden over dit soort ‘partijdigheid’ en over het gebrek aan eenheid in het linkse kamp. Vooraanstaande antifascisten als Ter Braak, Du Perron, Den Brabander en Den Doolaard reageerden geëmotioneerd op de gebeurtenissen in Spanje, maar in partijpolitiek opzicht hielden zij zich afzijdig. Ed. Hoornik verwoordt dit machteloze gevoel van schrijvers en intellectuelen zelf het best in zijn gedicht ‘Revolutie in het café’:
[...] Over het borrelglas de commentaren,
maar geen weet het bevrijdend woord;
het glimlacht in de oude klare,
wordt in een wilde teug vermoord. [...]
Maar hoe deze woede zich politiek ook vertaalde, voor alle betrokken schrijvers geldt dat zij bewust het wapen van de literatuur gebruikten om van hun visie te getuigen. | |
[pagina 7]
| |
Ook Krijn Breur, van wie hier dit gedicht-plus-tekening, was een arbeider-dichter die in Spanje aan de zijde van de republikeinen vocht. In de Tweede Wereldoorlog is hij door de Duitsers gefusilleerd
| |
Pure fictieEen analyse van de tijdens de burgeroorlog in Spanje gepubliceerde literatuur leert ons dat er in die drie jaren geen echte fictieve romans over dat onderwerp geschreven zijn. Ook in andere landen is er in die periode wel veel over de burgeroorlog geschreven, maar eveneens weinig of geen romanliteratuur. Hier doet zich opnieuw het probleem voor dat de grens tussen literatuur en geschiedenis lang niet altijd even duidelijk is. Vooral in die beginjaren zaten veel literatoren nog te dicht op de huid van de geschiedenis om die grens te kunnen overschrijden, met het gevolg dat hun teksten óf onvoldoende geworteld zijn in de ware geschiedenis van de burgeroorlog om echte documentair-historische boeken te zijn, óf onvoldoende afstand van die geschiedenis kunnen betrachten om echte literatuur te worden. Dit ligt natuurlijk ook wel voor de hand wanneer men bedenkt dat voor het literair beschrijven van een dergelijke zo diep ingrijpende gebeurtenis, gewoonlijk veel tijd nodig is. De beste literatuur over de burgeroorlog is dan ook pas jaren nadien gepubliceerd. Toch is er | |
[pagina 8]
| |
een aardige uitzondering, en nog wel in de Nederlandse literatuur. Het betreft een roman waarin het niet om de boodschap gaat en waarin de schrijver probeert om het thema van de burgeroorlog naar een hoger, symbolisch plan te tillen. Het zou om die reden ook internationaal gezien een bijzonder boek zijn, ware het niet dat deze roman onvertaald is gebleven en in het buitenland dus niet bestaat. De roman komt althans niet voor in de tot nu toe meest volledige bibliografie van romans over de burgeroorlog (zie literatuuropgave). De auteur is Maarten van de Moer en de titel De schatten van Medina-Sidonia (1939). Maarten van de Moer was een pseudoniem van de reeds genoemde hispanoloog Johan Brouwer. In deze roman, die later onder de titel In de schaduw van de(n) dood zou verschijnen (onlangs nog herdrukt), lopen verschillende verhaaldraden door elkaar. De hoofdfiguur, een Leidse student, vertrekt gedreven door een parapsychologische ervaring en door de liefde voor een Spaans meisje, naar Spanje. Letterlijk én symbolisch wordt daar een schat gevonden die weer verdwijnt op het moment dat ze binnen handbereik is.
Johan Brouwer
De aanvankelijke idealen van de student worden gaandeweg verstikt door grote teleurstellingen over de realiteit van de burgeroorlog: vals heldendom, partijbelang, machtswellust, dood en verraad. Volledig gedesillusioneerd, maar gelouterd keert de student terug naar zijn alma mater. Qua vorm en stijl is het geen grootse roman, maar als bron van voornamelijk cultuurhistorische informatie alleszins de moeite waard. Naast deze roman van Brouwer is er nog een ander bijzonder boek: een toneelstuk van de Vlaming Gerard Walschap. Ook dit toneelstuk is als fictioneel te beschouwen, want het betreft de symbolische strijd tussen tweelingbroers, waarvan de één sympathiseert met de Republikeinen en de ander met de Nationalisten, maar zonder dat een duidelijk politiek oordeel wordt uitgesproken. Om deze ‘onpartijdigheid’ te onderstrepen heeft de auteur van De Spaansche gebroeders (1937) de volgende ‘Nota voor den regisseur’ opgenomen: (p. 5) ‘De militaire uniformen moeten Spaansch zijn, maar fantaisistisch: het komt er noch voor den auteur, noch voor het publiek op aan welke van de gebroeders links en welke rechts staat.’ De tweelingbroers sneuvelen in de strijd, zodat hun moeder (en de auteur) die de deelname van twee gebroeders aan één en dezelfde strijd als zinloos hadden beschouwd, toch nog gelijk krijgen. Deze visie op de oorlog als een zinloze broedermoord komt vaker naar voren. De Vlaming Kamiel van Baelen maakt er zelfs een sprookje van: ‘De mooiste tweeling van Spanje’ (1944). Een onberedeneerbare haat tussen tweelingbroers was ook al het thema geweest van het in 1933 te onzent opgevoerde toneelstuk De andere van Miguel de Unamuno. Het zou interessant zijn om te onderzoeken in hoeverre auteurs als Walschap en Van Baelen zich inderdaad door dit religieus-zinnebeeldige voorbeeld van Unamuno hebben laten beïnvloeden. Het stuk van Walschap werd in 1938 opgevoerd door de Amsterdamsche TooneelVereeniging, en een van de rollen hierin werd gespeeld door Hans Tiemeijer (1908) die toen net terugkwam uit Spanje, waar hij als brigadist had gevochten. In zijn memoires, gepubliceerd onder de titel Spelen met je leven (1965) is een min of meer fictief verhaal opgenomen, waarin de acteur ons deze episode uit de doeken doet. Ook hier zien we hoe het verlangen om écht iets te doen, botst met de realiteit van een banale oorlog. Ook in de novelle ‘Verraad in Valencia’ van Rein Blijstra (1901-1975) is sprake van een confrontatie tussen idealisme en defaitisme. Blijstra was tussen 1934 en 1937 geruime tijd als free-lance journalist in Spanje woonachtig geweest, en de novelle is dan ook te beschouwen als een literaire verwerking van deze periode. Zij is opgenomen in de bundel Geheim archief en bezit de zwaar existentialistische ondertoon die eigen is aan veel naoorlogse literatuur. De hoofdfiguren zijn twee gewonde Republikeinse soldaten die in het ziekenhuis met elkaar bevriend raken. Bij beiden overheerst de deceptie, maar waar het om gaat is of zij zich in hun visie op het gebeurde mogen laten leiden door persoonlijke wraakgevoelens of door hogere, morele waarden. Dat het antwoord niet echt wordt gegeven is literair gezien wellicht te prijzen, maar tevens duidt het op de frustraties die de auteur ongetwijfeld ook zelf aan deze oorlog zal hebben overgehouden. Een andere auteur die zich met dit thema bezighoudt is Nico Wijnen (1916). Tijdens de burgeroorlog was hij actief betrokken bij het ronselen en begeleiden van Nederlandse brigadisten die naar Spanje gingen. In zijn prozabundel De nacht gaat de dag vooraf (1955) voeren een man en een vrouw één lang gesprek over het verleden. Vooral in het middenverhaal komt hierbij uitvoerig de Spaanse burgeroorlog ter sprake. Een door de oorlog impotent geworden miliciano beleeft een liefdesgeschiedenis met een vrouw die aan het eind van het verhaal weer terugkeert naar haar eigenlijke minnaar. Het is deze onmogelijke oorlogsliefde die de tragiek van de burgeroorlog symboliseert. Net als bij Brouwer, Tiemeijer en Blijstra mislukt datgene wat zo mooi en zo dichtbij had geleken. | |
[pagina 9]
| |
Een schrijver die met het Nationalistische kamp sympathiseerde was F.C. Terborgh (pseudoniem van Reijnier Flaes, 1902-1981). Bij het uitbreken van de burgeroorlog was hij als secretaris verbonden aan het Nederlandse gezantschap te Madrid. Hij ontvluchtte vrijwel meteen het Republikeinse Spanje om in augustus 1936 als ambassadeur terug te keren. Maar reeds binnen een maand, zoals hij ook in een laatste brief aan de toen
letterlijk doodzieke Slauerhoff meedeelde, verliet hij na een geschil met de plaatselijke autoriteiten, Madrid opnieuw. Aan deze episode wijdde hij enige fraaie verhalen, waaronder ‘Santa Cruz’ wel het meest vermeldenswaard is. Dit verhaal werd oorspronkelijk gepubliceerd in Raster (1970), maar is waarschijnlijk ver voordien geschreven. Het verhaal vraagt begrip voor de typisch Spaanse trots, die de gewone menselijke drang tot lijfsbehoud zelfs weet te overstijgen. Flaes zelf keerde in 1937, op eigen verzoek, terug naar Spanje, maar nu naar Burgos, waar het toen nog niet officieel door de Nederlandse regering erkende Franco-bewind zetelde. De roman De woedende Christus (1965) van Aster Berkhof speelt helemaal tijdens de Spaanse burgeroorlog. Deze Vlaamse auteur wordt wegens zijn gerichtheid op jongere lezers en op het grote publiek, als schrijver vaak onderschat. De woedende Christus is de enige Nederlandstalige roman die in de grote bibliografie van romans over de burgeroorlog (zie literatuuropgave) vermeld staat. In deze sociaal-psychologische roman wordt de tweestrijd beschreven die een progressief denkend priester voelt wanneer hij werkzaam is in de Nationalistische zone, omdat zijn hart eigenlijk uitgaat naar de Republikeinen. Vervolgens leert hij echter ook de verschrikkingen in het Republikeinse kamp kennen, maar hij blijft de stem van zijn geweten volgen. Een andere Vlaamse roman die de burgeroorlog tot onderwerp heeft is De dood vliegt over Guernica (1981) van Gaston van Camp (1939). Hierin wordt - zoals de titel reeds overvloedig aangeeft - de geschiedenis verteld van het beruchte bombardement op Guernica. Het is een fictief opgezette, informatieve roman, geschreven voor jongeren van 12 tot 16 jaar, en voor deze leeftijdsgroep misschien een aardige, eerste kennismaking met de problematiek van de burgeroorlog. Een soortgelijke verontwaardiging over wat toen gebeurde wordt in een recente dichtbundel van André van der Veeke, gekoppeld aan een welhaast nostalgisch achterom kijken naar die heldhaftige periode. In deze bundel, Spaanse aarde onder glazuur (1986), die verlucht werd met etsen van Richard Beek, wordt het heroïsche tijdperk van de burgeroorlog vergeleken met het grauwe, oppervlakkige heden. In het eerste gedicht, dat de naam heeft gegeven aan de bundel, lezen wij:
De burgeroorlog lijkt vergeten.
Alleen historici stellen zich
de verplichte vragen. [...]
Het zal duidelijk zijn dat jongere auteurs, die de burgeroorlog niet bewust hebben meegemaakt, een heel andere kijk op die periode hebben. Bij hen lijkt de oude getuigenisliteratuur te herleven en wordt de burgeroorlog zelf tot een welhaast mythisch gebeuren. Veel oudere auteurs hebben niet meer die behoefte tot getuigen, maar zijn bewust met het verwerkingsproces bezig. Zo beschrijft de reeds genoemde auteur Albert Helman in het kort verhaal ‘De slagboom’ (gepubliceerd in het tijdschrift De Nieuwe Stem, febr. 1960), hoe hij jaren na de burgeroorlog, terugkeert naar het Spanje van zijn dromen; het Spanje van zijn grote, verloren liefde. Hij streelt de slagboom van het grensplaatsje Bourg-Madame, maar steekt de grens niet over...een ander auteur en hispanist die na de burgeroorlog weigerde om naar het nu fascistisch geregeerde Spanje terug te keren, was Hendrik de Vries. Deze dichter had tussen 1924 en 1936 twaalf reizen naar Spanje gemaakt, die zijn latere werk zouden beïnvloeden. De noodgedwongen ‘breuk’ met zijn grote liefde Spanje beschrijft hij in de bundel Iberia uit 1964. Het thema van de burgeroorlog - de oorzaak van die breuk - roert hij hierin slechts terloops aan. Wat uitgebreider doet hij dat in zijn in het Spaans geschreven (!) bundel Cantos extraviados del español groninguense Enrique de Vries (1971). Het hier uitgedrukte machteloze gevoel jegens de internationale politiek, die na 1945 het Franco-bewind ongemoeid liet, komt eveneens naar voren in gedichten van onder anderen Gerrit Achterberg, Jan H. de Groot en Victor van Vriesland; dichters die toch niet bekend staan om hun | |
[pagina 10]
| |
Eerste en derde strofe van de laatste afdeling van Hendrik de Vries' in 1964 uitgegeven ‘Iberia. Krans van reisherinneringen’
politieke engagement. Zo begint Achterberg de cyclus ‘Terreur’ met de woorden:
Achter de Pyreneeën hurkt het beest.
Gevlucht over de Alpen uit Germanje,
vond het een schuilhoek in 't perfide Spanje, [...]
Ook jongere schrijver-dichters als Lucebert, Schierbeek, Nooteboom en Bouhuys schreven over de burgeroorlog en uitten hun afkeer van het Franco-bewind, maar in tegenstelling tot de oudere generatie dreef hun liefde voor Spanje, hen wél naar dit land toe: een blijvende relatie was het gevolg. Nooteboom onderneemt in zijn reisverhaal ‘Het labyrint van de geschiedenis’ (gepubliceerd in Avenue, 1983) een geslaagde poging om te kijken of dat wat tijdens de burgeroorlog geschiedde, meer is dan ‘geschiedenis’. Dit verleden wordt afgezet tegen een nóg verder verleden en tegen het heden, waarbij het resultaat lijkt op dat wat Unamuno ‘intra-historie’, oftewel leefgeschiedenis had genoemd. | |
LittekensAl met al is de Spaanse burgeroorlog inderdaad verleden tijd geworden. De periode van partijdig journalistiek proza en van cliché-matige getuigenisliteratuur lijkt definitief voorbij, ook al leefden in sommige van de in het herdenkingsjaar 1986 verschenen publikaties de hartstochten en de daarbij behorende tegenstellingen weer hoog op. Of de Spaanse burgeroorlog als inspiratiebron voor de fictieve literatuur is uitgeput, lijkt niet erg waarschijnlijk. Vooralsnog zien we de interessantste voorbeelden bij oudere auteurs, die duidelijk met een verwerkingsproces bezig zijn; bij jongere auteurs begint de burgeroorlog mythische vormen aan te nemen. Alles bij elkaar heeft deze oorlog in de afgelopen halve eeuw veel Nederlandstalige literatuur opgeleverd van zeer wisselende kwaliteit. Veel auteurs voelden zich om uiteenlopende redenen blijkbaar sterk bij deze strijd betrokken en wilden dat op papier tot uitdrukking brengen. Dat velen van hen nu onbekend of vergeten zijn, zou natuurlijk verklaard kunnen worden vanuit hun geringe literaire verdiensten, maar daarmee zouden wij deze auteurs onrecht doen, want zij schreven niet over dit thema uit puur esthetische motieven, maar op grond van een emotionele, idealistische en/of politieke gedrevenheid. In de buitenlandse literatuur wordt de burgeroorlog dan ook vaak beschouwd als ‘The last great cause’ of ‘A poet's war’. Tristan Tzara vergeleek de oorlog in Spanje zelfs met ‘een mes dat de poëzie doorboorde’. Een onuitwisbare herinnering, dus. De hierover geschreven teksten zijn als littekens, die niet bestaan ter wille van hun uiterlijke vorm, maar ter wille van hun functie; het verhaal erachter maakt ze boeiend, en soms zelfs mooi. Wij dienen deze literatuur dan ook niet alleen als kunstzinnig produkt te beoordelen, maar vooral ook als teksten die een bepaalde informatieve, getuigende functie hadden (hebben) voor een bepaald publiek. Pas dan valt er iets te zeggen over hun literair-historische betekenis, en pas dan valt misschien te zeggen of de Spaanse burgeroorlog meer is dan wat geschreven of geschied is. | |
LiteratuuropgaveEen goede inleiding tot de zo gecompliceerde problematiek van de burgeroorlog vormt het boek De Spaanse burgeroorlog. Ooggetuigen spreken na de dood van Franco van David Mitchell (Het Wereldvenster, 1986). Dit boek is gebaseerd op de zesdelige Engelse t.v.-serie die in het voorjaar van 1986 door de vpro werd uitgezonden. Alle gegevens omtrent archieven en bibliografieën over de Spaanse burgeroorlog zijn te vinden in Juan García Durán, La guerra civil española: Fuentes (Ed. Crítica, Barcelona 1985). De tot nu toe meest volledige becommentarieerde bibliografie van romans over de burgeroorlog is La Guerra Civil Española en La Novela van Maryse Bertrand de Muñoz (Twee delen, Ed. PorÅ•ua, Madrid 1982). Marc Hanrez is samensteller van het interessante boek Les écrivains et la Guerre d'Espagne (Les dossiers H, 1975). Hierin komen de meeste landen en belangrijke schrijvers aan bod. Een uitvoerige bloemlezing, met hoofdzakelijk Engelstalige auteurs is Spanish Front. Writers on the Civil War van Valentine Cunningham (Oxford University Press, 1986). Een bloemlezing met uitsluitend Duitstalige auteurs is Geschichten aus der Geschichte des Spanischen Bürgerkriegs van Erich Hackl en Cristina Timón Solinís (Sammlung Luchterhand, Darmstadt 1986). Voor wat betreft de Nederlandstalige literatuur, tenslotte, verwijs ik naar mijn bloemlezing Littekens in een gelooide stierehuid (Agathon, 1986). Hier zijn de meeste van de in bovenstaand artikel genoemde schrijvers te vinden. |
|