Literatuur. Jaargang 4
(1987)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| ||||||
[Literatuur jaargang 4, januari-februari]Driemaal ‘Hersenschimmen’
| ||||||
[pagina 3]
| ||||||
sionering het registreren van de trek en de voortplanting van vissen. Hij erkent zelf de nutteloosheid van dat werk: de dieren hebben zich nooit iets gelegen laten liggen aan de computerprognoses die gemaakt werden aan de hand van de vastgelegde feiten. Maartens vader was griffier en hield temperatuurgrafieken bij. Ook de grootvader, De man in het midden, deed dat, boekstaafde verder elk jaar het aantal kilo's geoogste peren en schreef salarisverhogingen op de halve cent nauwkeurig op. Geïsoleerde feiten laten zich wel waarnemen, maar kunnen door de personages nooit tot een systeem worden geïnterpreteerd waarmee ze meer vat krijgen op de werkelijkheid. Ook Maarten probeert greep te krijgen op zijn werkelijkheid, die niet meer spoort met die van Vera. Als zij hem vraagt haar te waarschuwen als er tien minuten om zijn, houdt hij zijn ogen star op de klok gericht om zijn opdracht maar zo goed mogelijk uit te kunnen voeren. Hij kijkt naar de meubels in zijn kamer en stelt bezwerend vast dat ze er morgen nog zo zullen staan. Maar wat hij ook probeert, voor hem begint op de eerste bladzijde van Hersenschimmen de onverbiddelijk aflopende lijn van geestelijke aftakeling. | ||||||
PopulariteitDe lijst met overeenkomsten tussen Hersenschimmen en ander werk van Bernlef is veel verder uit te breiden. Zelfs het landschap rond Gloucester, waar de roman zich afspeelt, is al eerder gebruikt, in het elfde hoofdstuk van De man in het midden. Toch zijn er volgens mij een aantal redenen aan te wijzen waarom Bernlefs laatstverschenen roman een bestseller is, terwijl de aandacht van literatuurlezend Nederland voor zijn andere romans niet bijzonder groot was. Het onderwerp is natuurlijk de belangrijkste reden voor de populariteit van Hersenschimmen. Wie niet direct in aanraking is geweest met demente mensen kent ze wel uit verhalen. Het gegeven van de demente mens is niet alleen herkenbaar, maar confronteert de lezer ook met de eigen vergankelijkheid. Maarten en Vera zijn als romanpersonages sympathiek door hun grote liefde voor elkaar. De lezer hoeft niet voor de een of de ander te kiezen omdat ze allebei machteloos tegenover de gebeurtenissen staan. Een niet te keren macht staat het geluk van twee mensen in de weg, het is een klassiek tragisch gegeven. Bernlef maakt het de lezer gemakkelijker zich te identificeren met Maarten door de gebeurtenissen vanuit zijn gezichtspunt te beschrijven. Maarten blijft zich zoveel mogelijk verzetten tegen het verval, een heroïsch, maar zinloos gevecht. Doordat we met hem meedenken blijft hij zelfs in de meest extreme situatie, als hij zijn bed ondergepoept heeft en een erectie krijgt wanneer hij door Vera en de verpleegster Phil Taylor in bad gedaan wordt, volledig acceptabel als mens. Sterker nog, de situatie werkt in zijn voordeel omdat hij er niets aan kan doen en zich er toch voor schaamt. Het ik-perspectief heeft bovendien het gunstige effect dat Maarten veel minder snel als zielepoot of gek beschouwd kan worden. Bernlefs stijl blijft markant, maar is doordat hij dit voor hem ongebruikelijke perspectief koos wat gevarieerder dan in ander proza van zijn hand, omdat Maartens manier van denken en praten varieert. | ||||||
HumorHoe ernstig het ziektebeeld ook is, er zit een grappige kant aan. Het verhaal van een vrouw die met de trein op weg gaat naar haar vijf kilometer verderop wonende schoondochter, de hele middag heen en weer reist tussen de twee eindstations van het spoorlijntje en bij aankomst verzucht: ‘Daar ga ik niet meer heen, hoor. Dat is me te ver’, is niet alleen deerniswekkend. Ook Bernlef heeft gebruik gemaakt van de humor van de dementie. De antwoorden die Maarten geeft als hij de methode-Simic toepast en zijn welsprekende vergaderingsuiteenzettingen geeft van de theorieën van Chauvas, een andere ex-collega (p. 90-92 en 121), moet op de andere personages wel als kolder overkomen. De lezer wordt daarbij nog getrakteerd op de overwegingen van Maarten om Simics tactiek toe te passen. Maarten houdt zich vast aan clichématig taalgebruik. Spreekwoorden en dergelijke uitdrukkingen gaan hem nog het best af, die lijken op ieder moment als stoplap te kunnen dienen voor de gaten die vallen. Als zijn ziekte nog niet zo ver gevorderd is, weet hij aan zo'n te onpas geuit gezegde nog een vernuftige interpretatie te geven: Daarom zeg ik ter compensatie: ‘Wie het eerst komt, het eerst maalt’ (een subtiele toespeling op mijn toestand, want ik heb al lang door wat die dokter Eardley van mij denkt).
Bernlef combineert in Hersenschimmen angst voor het eigen verval met medelijden met twee sympathieke, aanvankelijk gelukkige mensen die de dupe worden van een situatie waaraan ze niets kunnen doen, en weet dat ook nog met humor te presenteren. Zo geformuleerd klinkt het als een schaamteloos eenvoudige formule voor een kassucces. Bernlef verwerkte die gegevens in een zorgvuldig, maar onopvallend gestructureerde roman, die het niet alleen van de opgeroepen emotie moet hebben, maar ook naar de vorm een grote literaire prestatie genoemd mag worden. | ||||||
‘Hersenschimmen’ in het theaterChaim Levano maakte van Hersenschimmen een theaterbewerking, die door toneelgroep Centrum werd gespeeld en op 1 oktober 1986 in het Amsterdamse theater Bellevue in première ging. Daarin is Maartens dementie naar de achtergrond verschoven en staan de gevolgen van de aantasting voor Maartens taal en zijn kijk op de wereld centraal. Maartens gedachten over taal deden Levano denken aan ideeën van de Oostenrijkse filosoof Ludwig Wittgenstein (1889-1951) over de relatie tussen taal en werkelijkheid. In het toneelstuk zijn paragrafen uit Wittgensteins Filosofische onderzoekingen gebruikt als commentaar op Maartens talige zelfonderzoek. Te- | ||||||
[pagina 4]
| ||||||
gelijkertijd stelt de confrontatie van de diepzinnige gedachten van de gelauwerde wijsgeer met die van de geestelijk wegglijdende Maarten de vraag waar de grens ligt tussen genie en gek. Levano voert in zijn bewerking vier Maartens op. Maarten één en twee (in de voorstelling gespeeld door Luk van Mello en Jacques Commandeur) staan het dichtst bij het romanpersonage. Hun heden en verleden lopen door elkaar en zij realiseren zich soms dat er een verandering in hun denken optreedt. Dat leidt tot een reflectie op de taal die zij spreken en denken. Maarten drie (Walter Crommelin) geeft commentaar op de vragen die zij zich stellen met teksten van Wittgenstein. We hebben afspraken over de taal die we gebruiken. De taal zelf heeft geen mening (p. 43 van de toneeltekst). Maarten vier (heel beweeglijk en onweerstaanbaar komisch gespeeld door Craig Eubanks) herhaalt zijn tekst in gebarentaal. Ook het motto van het stuk komt terug in de tekst van Maarten drie: Er tvaren eens een rode en een witte roos die zo graag hetzelfde wilden zijn. Ze vroegen aan een prins of hij ze hetzelfde kon maken. De prins moest lang nadenken en toen deed hij het licht uit. Toen waren de witte en de rode roos hetzelfde maar toch wist iedereen dat ze verschillend waren. [p. 6 en 51-52 van de toneeltekst]
Het idee voor dit contemporaine sprookje, zoals Levano het noemt, is te vinden in § 515 van de Filosofische onderzoekingen. Daarin zijn veel meer van dergelijke redeneringen te vinden, die op het niveau van de taal kloppen, maar niet adequaat verwijzen naar de realiteit. De gespannen verhouding tussen woord en werkelijkheid is weer een thema dat vaak in Bernlefs werk opduikt. In de roman Hersenschimmen was de leugen voor Maarten een enorme ontdekking. Dat er naast de zichtbare en controleerbare werkelijkheid nog vele andere bestonden, kennelijk niet van de echte te onderscheiden. (p. 77) Het tweede deel van het stuk speelt zich af in ‘de andere ruimte’. Maarten bevindt zich in ieder geval in de inrichting, maar Levano spreekt in een interview dat verscheen in Toneelgroep Centrum Nieuws (jaargang 16, nummer 1) ook van ‘een grote geestesruimte, misschien wel het hoofd van Maarten’. De Maartens onderscheiden zich daar niet meer van elkaar, hun tekst is onderling verwisselbaar en dient niet meer als communicatiemiddel, maar geeft alleen nog gedachten weer. Ze blijven zich vragen stellen, totdat ze alleen nog maar de kleinste taaleenheden noemen. Daarna maken ze alleen nog gebaren en aan het einde van het stuk kijken ze roerloos langs elkaar heen. Wovon man nicht reden kann, darüber muss man schweigen, om met Wittgenstein te spreken. Zijn ze geniaal of gek, of maakt het niet meer uit? Vera (Ingeborg Elzevier) voert in het eerste deel van het stuk telefoongesprekken over Maartens vergeetachtigheid. In de andere ruimte is zij bij een voor haar onzichtbare therapeut terecht gekomen. Zo heeft zedezelfde gedachten en maakt ze dezelfde gebaren als Maarten in het eerste deel. Haar geïsoleerde leven, vervreemd van Maarten, lijkt ook haar denkvermogen te hebben aangetast. Het toneelbeeld van Keso Dekker illustreerde Maartens waarneming van de wereld heel mooi. Dekker begrensde in Bellevue een langwerpige ruimte met bespatte wanden van doorzichtig plastic. Acteurs liepen in de gangen daarachter als mistige schimmen. Hun woorden vanuit die ruimten waren verstaanbaar, maar klonken gefilterd. Er zit gewoon een scherm tussen zijn ogen en zijn geheugen, zegt Vera over haar man (p. 46). Midden op het toneel gaven twee spiegelwanden de werkelijkheid vele malen weer, gedeeltelijk vervormd. Vier elementen in de ruimte dienden als tafel, stoel of het bureau van Maartens vader, dat is tenslotte maar een kwestie van benoemen. Ook fungeerden ze als een pendant van Maartens verbrokkelde geest: in elkaar gepast vormden de zetstukken een kubus. Tussen de teksten door zorgde de harde, live gespeelde muziek van een popgroep voor een ‘flinke dosis gezonde agressiviteit’, volgens Levano. Ondanks zijn toelichting in het nawoord bij het toneelstuk bleef de functie van de meeste bijdragen van de groep mij | ||||||
[pagina 5]
| ||||||
kors van bennekom, amsterdam
onduidelijk. Meestal bevroren de andere personages als de band begon te spelen. Alleen in de ‘klokscène’ begeleidden de vier musici Maarten en accentueerden ze zijn neurotisch gedrag. Levano is in zijn onderzoek van de taal veel verder gegaan dan Bernlef. Ook in eerder werk toonde hij zich geïnteresseerd in taalfenomenen, in vernieuwend taalgebruik. Zijn voorlaatste produktie was De overwinning op de zon, een bewerking van de opera uit 1913 van de Russische futuristen Kroetsjonych, Chlebnikov en Matoesjin. Teksten van Kurt Schwitters, Gertrude Stein en Nietzsche leverden eerder materiaal voor theaterevenementen waar hij de hand in had. Aan zijn versie van Hersenschimmen zaten zeker interessante kanten. Vooral het eerste deel van de goed getimede voorstelling riep bij mij een beeld op van Maartens geestelijke desintegratie, daarna ging het stuk me door het gebrek aan ontwikkeling en een overdosis aan opgeroepen vragen gaandeweg minder boeien. Voor Levano was het boek naar mijn mening weinig meer dan een aanleiding om een toneelstuk over taal te maken. Het is niet in het minst een bezwaar om de motieven in de roman die op taal betrekking hebben naar voren te halen, maar gezien de beperkte overeenkomst
kors van bennekom
De toneelfoto's bij dit artikel zijn van ‘Hersenschimmen’ van Chaim Levano, naar J. Bernlef zou een andere naam voor het toneelstuk op zijn plaats geweest zijn. Commercieel was dat natuurlijk minder aantrekkelijk, dat zag Bernlef ook wel in en hij gaf Levano toestemming om het stuk onder de naam Hersenschimmen uit te brengen. Vrij naar de gelijknamige roman van J. Bernlef, luidt de ondertitel. | ||||||
‘Hersenschimmen’: de filmMaar weinigen zullen bij het lezen van de roman het idee krijgen dat dít nu het ideale boek is om te verfilmen. Hoe moet je Maartens steeds veranderende kijk op de wereld filmisch weergeven? Toch wordt er gewerkt aan de film Hersenschimmen, door Heddy Honigmann. Zij werd geboren in Peru, studeerde van 1976-'78 op de filmacademie in Rome en kwam daarna naar Nederland. Ze maakte enkele korte films, waarvan De overkant door de ikon-televisie werd uitgezonden. Haar laatste werk was De deur van het huis, een film die met een minimaal budget in zijn geheel werd opgenomen in haar huiskamer. In 1984 werkte ze samen met Bernlef. Hij schreef een scenario gebaseerd op ideeën van Honigmann toen ze zijn laatste roman las. Ze liet dat scenario voorlopig liggen en begon aan een nieuw, voor Hersenschimmen. Bernlef reageerde enthousiast op haar eerste plannen. | ||||||
[pagina 6]
| ||||||
kors van bennekom
kors van bennekom
Hij gaf haar toestemming om die uit te werken en de vrijheid om van het boek af te wijken waar zij dat nodig achtte. Toen ik haar eind oktober sprak, had zij juist met de hulp van de van oorsprong Tsjechische cineast Otakar Votocek de zesde versie van het scenario voltooid. Een Peruaanse en een Tsjech werken samen aan de verfilming van een Nederlands boek. Een onverwachte combinatie? Honigmann: ‘Ik vind Hersenschimmen geen typisch Nederlands boek. Sommige motieven erin spreken mij juist als buitenlandse erg aan: Maarten Klein is een vreemdeling in een ander land, en wordt een vreemdeling in zijn eigen wereld. Hij spreekt met anderen dan zijn vrouw een taal die niet zijn moedertaal is. Herinneringen zijn de enige band met zijn land van herkomst, en die raakt hij langzamerhand kwijt. Verder is het boek voor mij een heel teder liefdesverhaal en een imponerend gevecht van een man die zich staande probeert te houden als hij de greep op zijn leven dreigt te verliezen. Otakar en ik hebben toevallig dezelfde producent. Ik vind zijn werk erg interessant en had al langer plannen om iets samen met hem te gaan doen. Nu kon ik zijn hulp goed gebruiken omdat na anderhalf jaar werken de vijfde versie van het scenario nog steeds te lang was. Ik werd door Otakars commentaar gedwongen om te vechten voor de scènes die hij wel en ik beslist niet wilde schrappen. Hij is heel visueel ingesteld en ik ben niet zo bang voor tekst, dus de combinatie werkte goed. Ook deze versie zal trouwens de laatste niet zijn; als we met de acteurs gaan draaien zal dat zeker veranderingen opleveren.’
- Stelt dit boek een filmer niet voor onoverkomelijke problemen? ‘Een prachtig boek met zoveel monologue intérieur van één persoon en relatief weinig handeling is natuurlijk een uitdaging. Als je al die gedachten van Maarten vanaf het begin als een last beschouwt, hoef je er natuurlijk niet aan te beginnen, maar als je de filmische mogelijkheden ervan ziet, denk ik dat ze een schatkist kunnen zijn. Het is een bijzonder soort monologue intérieur, die niet alleen Maartens gedachten weergeeft, maar ook kan fungeren als vertellerstekst. Vreemd dat ik hier in Gloucester, aan de kust boven Boston, plotseling aan hem sta te denken: aan pappa en zijn Heidensieck-thermometer (p. 8) is natuurlijk vooral een uiteenzetting van de situatie voor de lezer. In de inleiding bij de derde versie van het scenario schreef ik dat in het boek me het ritme zo boeide, het spel tussen wat uitgesproken en gedacht wordt. Een literatuurwetenschapper die dat las begreep dat niet, omdat er maar weinig dialoog in het boek voorkomt. Hij had gelijk; terwijl ik las had ik voor mijzelf de monologue intérieur al gedeeltelijk omgezet in een dialoog met zichzelf. De monologue intérieur blijft ook in de film een belangrijke bouwsteen. Wat Maarten denkt is te horen. De spanning tussen die gedachten en de handeling is een goed dramatisch gegeven. De film wordt wel overwegend, maar niet consequent vanuit Maartens standpunt opgenomen. Je ziet ook de confrontatie van twee mensen, hun reacties op de leegtes die vallen, op het proces van aftakeling van de een. Geluid gebruik ik ook om de kijker mee te nemen in Maartens denkwereld. Als je zacht schrijfmachines | ||||||
[pagina 7]
| ||||||
hoort tikken als Maarten in de huiskamer is, weet je dat hij in gedachten op kantoor is. De componist Elmer Schönberger helpt me daarbij. Hij kan beter bepalen dan ik bijvoorbeeld wat voor geluid het best ‘Het bonkt in mijn hoofd’ illustreert. Hij is ook op zoek naar een vervangende melodie voor het adagio uit de veertiende pianosonate van Mozart, die vaak door Maartens hoofd speelt. Die mooie, maar trage muziek vind ik te tragisch voor de Maarten die ik wil laten zien, die is daar te energiek voor. Hij moet beslist geen zielige oude man worden, die verpletterd wordt door wat hem overkomt. Visuele zaken, zoals kleuren en het verschil tussen kijken en zien, zijn heel belangrijk in het boek. Uit de vakliteratuur is bekend dat mensen die lijden aan een gevorderd stadium van dementie de intensiteit van kleuren soms opeens anders waarnemen. Maarten heeft dat ook. Hij ziet de trui van Phil Taylor plotseling felrood worden. Zijn manier van kijken verandert, hij klampt zich steeds meer vast aan details. Ik denk dat dat algemeen geldt voor herinneringen. Als je terugdenkt aan een interieur zie je geen compleet fotografisch beeld, maar eerst bijvoorbeeld de vorm van een bankje, dan later misschien de kleur ervan. Alles daaromheen is veel vager. In de herinneringsscènes wil ik proberen dat gevoel vast te leggen. Hoe dat precies moet weet ik nog niet, we praten tenslotte over een film die nog niet gemaakt is, maar ideeën zijn er wel. In dergelijke scènes zal veel gewerkt worden met licht, lichtval en kleuren.’
- Was het voor de film nodig om sterk van het boek af te wijken? ‘Ik heb het boek eens op cassettebandjes ingelezen, dat nam ruim vijf uur in beslag. Alleen omwille van de lengte van de film al moet er veel geschrapt worden. Je raakt daarbij natuurlijk wat van de rijkdom van het boek kwijt. Het is mijn taak om daar met andere middelen iets voor terug te laten komen. Er zijn mooie gegevens in het boek die ik niet kan gebruiken omdat ze puur literair zijn. Andere moest ik veranderen. De passage waarin Maarten uit zijn huis breekt om naar een vergadering te gaan staat wel in het scenario, maar niet zoals die in het boek beschreven wordt. Daarin gaat hij naar een leegstaand vakantiehuisje. In de film zou je direct zien dat daar niets te vergaderen valt en dat er geen mensen binnen zullen komen, dus dat is niet spannend genoeg. Daarom heb ik eerst een bewoonde villa genomen. Dat was al beter, maar in de laatst gemaakte versie gaat Maarten naar het kantoor waar hij vroeger werkte. Als hij de vergaderzaal binnengaat, acht je het mogelijk dat er op dat moment een vergadering aan de gang is, maar er is niemand. Als Maarten zijn rede houdt, gaan hem in de ruimte veranderingen ten opzichte van vroeger opvallen. Uiteindelijk komt er een schoonmaker binnen. Ik heb ook enkele scènes zelf verzonnen. In een televisieprogramma over dementie dat ik zag, vertelde een vrouw over haar leven met haar dementerende man. Eerst schaamde ze zich, verborg zij hem en zichzelf voor de buitenwereld. Ze raakte geïrriteerd doordat hij in de war was. Maar toen ze zich realiseerde dat ze toch van hem hield en hem niet wilde verliezen aan een of ander tehuis besloot ze niet langer tegen hem in te gaan. In complete toneelstukken speelde ze soms vijf rollen. Als haar man in het ziekenhuis dacht te zijn om de dokter te spreken, ontving zij hem als receptioniste, ging naar een andere kamer en riep dat de dokter gereed was om hem te woord te staan. Haar verhaal fascineerde me zo dat ik besloot het een plaats te geven in de film, zij het in een andere vorm.’
- Welke acteurs gaan in Hersenschimmen spelen? ‘Maarten en Vera worden gespeeld door Joop Admiraal en Marja Kok, dat is het enige wat nu vastligt. Half januari worden de buitenopnamen gemaakt in Canada. Ik overweeg om voor de Amerikaanse rollen Canadese acteurs te nemen. Het Nederlandse deel wordt in mei gedraaid, dus er is nog tijd genoeg om daar acteurs voor te vragen.’
- Bernlef heeft in interviews gezegd dat toen hij het boek begon te schrijven voor hem alleen vaststond dat het zou spelen in het land schap rond Gloucester. Vond hij het geen bezwaar dat de opnamen ergens anders worden gemaakt? ‘Het is niet absoluut zeker dat er bij Gloucester sneeuw ligt begin januari. Daarom hebben we gekozen voor Nova Scotia in Canada, zo'n zeshonderd kilometer noordelijker langs de Atlantische kust. Het landschap daar lijkt erg op dat van het boek. Het is van oorsprong ook een immigrantengebied. De huizen hebben er dezelfde pastelkleuren als in het boek genoemd worden. Bernlef heeft foto's van het gebied gezien en was tevreden over de vervangende locatie.’
- Wanneer is de film te zien? ‘Als alles goed gaat komt Hersenschimmen in het najaar van 1987 in de bioscoop.’ | ||||||
Literatuuropgave
|
|