| |
| |
| |
Nieuws
De kleinzoon van Nescio's wachter
Tijdens het eerste weekeinde van september werd de Waalspoorbrug bij Nijmegen door een nieuwe vervangen. Het einde van de oude Waalbrug was voor de redactie van het plaatselijke Literair Café aanleiding om een Nesciomiddag te houden op zondag 2 september jl.; door Nescio is de Waalbrug namelijk waarschijnlijk de bekendste spoorbrug uit de Nederlandse literatuur. De bijeenkomst vond plaats in Waalzicht te Lent; Dora en de hoofdpersoon uit Dichtertje hebben in dat café immers koffie gedronken, ‘over 't water, in 't gezicht van de stad en de heuvels’.
K.R.O.'s culturele radioprogramma Spektakel maakte opnamen voor het Magazine waarvan uitzending plaatsvond op maandag daaropvolgend. Bovendien werd voor dit programma de kleinzoon van de ‘wachter’ opgespoord die voor de lezers van De uitvreter uitermate belangrijk is, aangezien hij de enige ooggetuige is geweest van Japi's einde. Zonder zijn aanwezigheid was het einde van De uitvreter anders geweest! Omdat het voor de literatuurgeschiedenis te betreuren zou zijn als het verhaal van de kleinzoon na eenmalige uitzending vergeten raakt, volgt hier de schriftelijke weergave. De tekst is niet geredigeerd om het authentieke karakter te handhaven, dialectische woorden zijn stilzwijgend omgezet.
Mijn grootvader, van de kant van mijn vader, die was brugwachter van de spoorbrug hier. Hij woonde ook niet ver van de Waalbrug, in de Bottelstraat, dat kan ik me nog goed herinneren dat hij daar toen woonde. Ja, en dat verhaal van die man op de Waalbrug een keer op een zomermorgen om 'n uur of half vijf, geloof ik, dat heeft hij wat keren verteld. De zon kwam toen prachtig op, zei hij er altijd bij. Maar grootvader kreeg hem te laat in de gaten. Die man zegt nog tegen hem: ‘Maak je niet druk, ouwe jongen,’ en hij stapt zo van de brug af, ja, met zijn gezicht deze kant op, naar het Noord-Oosten dus. Grootvader zei altijd: ‘Springen kon je het niet noemen, hij was er afgestapt.’
De spiksplinternieuwe spoorbrug op 10 mei 1879
Ja afgestapt. Nou even later kwam toen die ouwe dokter aanlopen, dat is die die drie-en-vijftig jaar lang 's morgens op 't zelfde uur dezelfde wandeling maakte. Zo over 't Valkhof liep hij en dan aan de Noordzijde naar beneden en de Waalkade af tot aan de brug. De brug van mijn grootvader zal ik maar zeggen. Die ouwe dokter die was ook te laat, want toen was hij al van de Waalbrug gestapt.
Will Tromp
| |
Literatuur en film
In het eerste nummer van Literatuur kondigden we aan periodiek verfilmingen van Nederlandstalige literatuur te signaleren. Bij die gelegenheid vermeldden we een aantal films waarvan er enkele inmiddels zijn voltooid en andere binnenkort zullen worden uitgebracht. Claus' film naar De leeuw van Vlaanderen is in première gegaan en zal bovendien in 4 afleveringen op de TV verschijnen.
Inmiddels is Herbert Curiel bezig met een scenario naar de roman Rituelen van Cees Nooteboom. Hans Hylkema en Ton Vorstenbosch bewerken het toneelstuk Deuren van J. Bernlef tot een filmscenario en Mady Saks en Lodewijk de Boer schrijven een nieuw scenario Iris, dat gebaseerd is op een waar gebeurd verhaal. Frans Weisz tenslotte, schrijft een scenario voor een film dat gebaseerd zal zijn op Langs lijnen van geleidelijkheid van Louis Couperus.
In België is Bob Eerhardt bezig met de opnamen voor de film Wildschut, een gangsterfilm gebaseerd op het boek van Felix Thijssen. De producenten zijn Henk Bos en Gerrit Visscher. Harry Kümel zal in de loop van 1985 beginnen met de verfilming van Louis Couperus' Eline Vere, waarvoor Jan Blokker het scenario schreef. Eveneens in 1985 begint Fons Rademakers met de verfilming van De aanslag van Harry Mulisch. Het scenario is van Gerard Soeteman. Jos Stelling begint in december 1984 met de opnamen voor De wisselwach- | |
| |
ter naar het boek van Jean Paul Franssen met in de hoofdrollen Krystyna Janda en Jim van der Woude.
Dimitri Frenkel Frank is bezig met de film De ijssalon, een gefantaseerd verhaal over fascisme met op de achtergrond de door Presser beschreven gebeurtenissen in de ijssalon Koco. Hoofdrolspelers zijn Renée Soutendijk, Bruno Ganz en Gerard Thoolen. De producent is Roeland Kerbosch.
Hugo Claus schreef het scenario voor de in het voorjaar 1985 door Lily Rademakers in produktie te nemen film Dagboek van een oude dwaas. Claus bewerkte hiertoe een boek van de Japanse auteur Junichino Tani-Saki.
GvB
| |
Literatuur op radio en TV
Behalve de reeds bestaande literaire radio- en TV-programma's waarin de verschillende omroepen hun taak op het gebied van de cultuur vervullen, zijn er in het seizoen 1984/1985 ook enkele nieuwe programma's bijgekomen.
Gebleven zijn de programma's van Wim Ramaker voor de ncrv-radio: Literama op dinsdag (Hilversum 4, 16.00-17.00 u. en 21.30-22.00 u.); Poëzie-programma op donderdag (Hilversum 2, 22.00-22.15 u.).
De kro brengt de programma's Aan woorden voorbij...van Hans Hoekman op maandag (Hilversum 4, 8.50-9.00 u.), Spektakel magazine van Harry Kuipers en Louis Houêt, eveneens op maandag (Hilversum 4, 12.40-13.05 u. - zie ook het eerste stukje van deze rubriek), en Boekenwijsheid van Jan van Deenen op donderdag (Hilversum 2, 15.03-15.02 u.).
Ook Het zout in de pap van Ries Moonen is bij de VARA een terugkerend programma, nu op vrijdagavond (Hilversum 1, 23.00-24.00 u.), met op zondagavonden een literair hoorspel. De avro brengt op zondagavonden een poëzieprogramma van Jan Spierdijk (Hilversum 1, 21.45-22.00 u.) en de tros zendt het programma Om het boek van Joop de Vries op dinsdagavond uit (Hilversum 2, 22.00-22.40 u.).
Op vara-televisie blijft ook Boudewijn Büch onder redactie van Jan Paul Bresser het programma Büch's boeken vierwekelijks presenteren (Nederland 1, zaterdag, 17.35-18.05 u.). De nos zal wekelijks een cultureel programma verzorgen onder redactie van Hans Keller, waarin o.m. aandacht aan literatuur zal worden besteed (Nederland 2, woensdag, 20.10-22.10 u.).
Vanaf 9 oktober is een nieuw programma onder de titel Boeken van start gegaan bij de vpro-radio. De redactie is in handen van Paul Aalbers en ook hieraan wordt medewerking verleend door Boudewijn Büch. Het wordt uitgezonden op dinsdagen en het zal 2 uur per uitzending omvatten. Daarmee is het meteen het meest uitgebreide radioprogramma over boeken, met reportages, interviews, recensies en bijdragen over uitgeverij, boekhandel, kinderboeken, instellingen en wat dies meer zij. Op 13 januari zullen Bob Loeven en Jos Krah een televisie-uitzending van de Open School verzorgen onder de titel Lekker lezen. Hierin wordt een leesgroep gevolgd die is samengesteld uit mensen die nauwelijks eerder lazen en nu dus voor het eerst met literatuur geconfronteerd worden.
In samenwerking tussen de nos, brt en Wereldomroep is vanaf oktober een wekelijks programma begonnen dat wordt samengesteld door Gerrit Bussink en Bert van der Zouw (zondagmiddag 13.00-15.00 u.). Daarin zal steeds zoveel mogelijk één (actueel) onderwerp (auteur, pas verschenen boek, etc.) centraal staan. De Wereldomroep zendt het programma uit als onderdeel van het radioprogramma Collage. Op dit moment zijn voor het NOS-programma nog geen titel en uitzendtijdstip bekend. Naast deze vaste programma's over boeken is er natuurlijk weer een reeks talk-shows waarin, zoals de ervaring uitwijst, vaak aandacht besteed wordt aan typisch actuele of opvallende gebeurtenissen uit het literaire wereldje. Adriaan van Dis (vpro), Sonja Barend (vara), Aad van den Heuvel (kro) en Koos Postema (nos) zullen zoals gebruikelijk zo nu en dan aandacht besteden aan een auteur of boek.
In september/oktober van 1985 zal de ncrv-TV de serie Zwerver en vluchteling op de televisie uitzenden. De serie werd vervaardigd door Peter van Gestel op basis van de roman Het wassende water van Herman de Man.
GvB
| |
Nieuwe prijs voor kritiek toegekend aan Paul Claes
Door het Willemsfonds werd een jaarlijkse Prijs voor Kunstkritiek ingesteld. Het liberaal gezinde Willemsfonds is een van de drie grote culturele verenigingen in Vlaanderen, naast het katholieke Davidsfonds en het socialistische Vermeylenfonds.
De prijs wordt toegekend aan een criticus, die zich verdienstelijk heeft gemaakt op om het even welk gebied van kunsten en literatuur, waarbij dus uiteraard ook theaterkritiek, filmkritiek, kritiek der beeldende kunsten, muziek en ballet in aanmerking komen.
De kritiek staat in Vlaanderen inderdaad op een erbarmelijk laag niveau. Het best komt er de literaire kritiek nog uit, al is de dagbladrecensie quasi onbestaand. Er zijn echter wel enkele interessante essayisten.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de prijs, thans voor de eerste maal toegekend, ging naar een essayist op het gebied van de literatuur.
De laureaat werd Paul Claes. Hij wordt bekroond voor zijn twee essays, gewijd aan het werk van Hugo Claus, De mot zit in de mythe, verschenen bij de uitgeverij De Bezige Bij, en Claus-reading, verschenen bij Manteau.
Paul Claes werd in 1943 geboren en studeerde Germaanse en klassieke filologie. Behalve vertalingen van Mallarmé, James Joyce en Ezra Pound publiceerde hij vele artikelen over Nederlandse en klassieke literatuur, evenals een boek over semiotiek, Het Netwerk en de Nevelvlek.
| |
| |
Claes promoveerde in 1981 aan de universiteit te Leuven met een proefschrift over de antieke elementen in het werk van Hugo Claus, waarvan De mot zit in de mythe een bewerking is.
Hij is thans wetenschappelijk medewerker aan de universiteit van Leuven. Zeer recent publiceerde hij ook nog eigen gedichten, geschreven in zeven talen en verschenen bij Atheneum, Polak en Van Gennep (De zonen van de zon, 1984). Beide bekroonde werken van Paul Claes handelen over de intertextualiteit bij Hugo Claus, een aspect dat nog nooit in een Vlaamse recensie werd behandeld.
In De mot zit in de mythe gaat het uitsluitend om de klassieke elementen, die niet alleen in de Griekse toneelbewerkingen van Hugo Claus, maar ook in zijn persoonlijk werk talrijk aanwezig zijn. Hugo Claus heeft trouwens zelf er steeds op gewezen dat de klassieke traditie het klankbord is waartegen zijn werken opklinken.
Maar naast de literatuur is ook de mythologie een belangrijke voorraadkamer voor Hugo Claus gebleken. Vooral de Oedipusmythe neemt hierbij een centrale plaats in. Claes is op zoek gegaan naar bewijsmateriaal in het werk van Claus. In Claus-reading heeft Paul Claes eerst enkele algemene benaderingswijzen van het werk van Claus aangegeven. Benevens intertextuele, thematische en stilistische exploraties is er ook een interview met Hugo Claus opgenomen, waarin Claus als lezer van zijn eigen werk aan het woord komt. De problematiek van de intertextualiteit komt uitgebreid ter sprake in het hoofdstuk ‘Claus als cleptograaf’. In het hoofdstuk ‘Claus in de onderwereld’ wordt het thema van de hellevaart belicht, dat vaak in zijn oeuvre voorkomt.
Uitvoerig wordt ingegaan op een vergelijking tussen het gedicht ‘De wagen van de tijd’, uit De Oostakkerse gedichten met een gedicht van de Latijnse dichter Horatius. Hierbij wordt het eigene van de moderne poëzie tegenover de klassieke aangetoond.
Op een bijzonder intelligente manier heeft Paul Claes de rijke teksten van Hugo Claus voor een breder publiek ook leesbaarder gemaakt. Ook bij het verwerken van secundaire literatuur heeft Claes een volledigheid bereikt, die een diepe indruk op de lezer van deze twee studies nalaat.
Willem M. Roggeman
| |
Symposium Seksualiteit in de 18e eeuw
De studie van de 18e eeuw lijkt definitief uit haar winterslaap te zijn ontwaakt. Voortdurend ruim honderd personen, van rond de twintig tot rond de zeventig, hielden zich van 13 tot 15 september 1984 te Gent bezig met verschillende aspecten van seksualiteit en erotiek in de 18e eeuw.
Een basisstudie over seksualiteit in de eeuw van de Verlichting ontbreekt; gegeven het interdisciplinair karakter van de Werkgroep 18e eeuw (die het symposium organiseerde) leek een verkenning van het terrein een goede aanzet. Een kaleidoscopisch programma derhalve.
De kerk, welke moraal schreef zij voor, welke preekte zij, en wat biechtte de gelovige? De huisarts, wat had hij voor te lichten, en hoe deed hij dat? Verschoven er elementen in de seksuele moraal, en kan men iets daarvan misschien aflezen uit de ingrepen in de 18e-eeuwse herdrukken van een vroeg-17e-eeuws leerdicht? Valt te bepalen of sommige prenten niet werden gedrukt en gecatalogiseerd omdat ze onaf zouden zijn, of omdat zij tot de de pornografie behoorden? Hoe reageerde men op homoseksualiteit? Veranderde de organisatie van de prostitutie? Hoe taxeren wij een travestieverhaal, als feit of als fictie; en op grond waarvan? Waarom wordt een jaloerse vrouw in 1700 categorisch veroordeeld, en in 1800 geprezen als zij zich op een bepaalde wijze gedraagt? Wat kunnen statistische gegevens over huwelijksleeftijden en aantallen kinderen ons leren? En bovenal: hoe onderzoekt men methodisch-zuiver?
Dit alles heeft met literatuur te maken, want wij kunnen de teksten niet begrijpen als wij geen idee hebben van het common-sense-gevoel over seksualiteit in het gewone leven, als wij niet weten hoe men opvoedde, voorlichtte, hoe men zijn lichaam beleefde.
Levendige discussies volgden op de lezingen en het intensmooie, oude en gezellige Gent deed de rest. De meeste voordrachten zullen in het voorjaar van 1985 worden gepubliceerd; wij zullen de uitgave in Literatuur aankondigen.
Volgend jaar wijdt de Werkgroep haar symposium aan ‘Tuinen in de 18e eeuw’. Plaats: paleis Het Loo; data: 3-5 oktober 1985. Nadere berichten volgen.
Hanna Stouten
| |
De Nederlandse Taalunie in conferentie bijeen
Toen op 9 september 1980 in een plechtige bijeenkomst in het Egmontpaleis in Brussel het Taalunieverdrag tussen Nederland en België door de beide regeringen was ondertekend, had de Algemene Conferentie van de Nederlandse taal en letteren eindelijk de wettelijke status verkregen die het mogelijk moet maken haar resoluties meer te doen zijn dan vrijblijvende uitspraken.
De belangrijkste taak van de Taalunie is de integratie van Nederland en Nederlandstaligen in België op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde. Daartoe werd een aantal organen in het leven geroepen die de totstandkoming van die integratie dienen te bevorderen. Als hoogste orgaan fungeert het Comité van Ministers, twee uit België en twee uit Nederland van de meest betrokken ministeries, (wvc en Onderwijs). Daaronder is een getrapte structuur ontworpen, bestaande uit commissies en werkgroepen. Deze organen geven hun adviezen uiteindelijk door aan het Comité van Ministers, adviezen die worden voorbereid in een jaarlijks te houden Algemene Conferentie Nederlandse Taal en Letteren. Op 13, 14 en 15 september 1984 was het dan zover en kwam de eerste Conferentie in haar nieuwe vorm en samenstelling
| |
| |
Omslag van de brochure, waarin het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de Nederlandse Taalunie (Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage 1982)
bijeen in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Dit driedaagse congres werd voorgezeten door H. van den Bergh, die het congres ook opende. Daarna was het woord aan de algemeen secretaris van de Taalunie, de heer O. de Wandel. Zijn openingstoespraak was niet alleen geestig, maar ook tamelijk zuur na een reeks negatieve ervaringen met de bereidwilligheid van de verschillende ministeries waarmee de Taalunie te maken heeft. De Wandel noemde zichzelf in deze rede ‘niet een verslagen maar toch een ietwat ontgoocheld functionaris’. De oorzaak van die ontgoocheling ligt voornamelijk in de traagheid van de ministeries om nu ook daadwerkelijk iets te doen aan de overheveling van taken en bevoegdheden naar de Taalunie en aan de traagheid in het beschikbaar stellen van de benodigde gelden. Nederland was sedert 1980 nog niet veel verder dan een klein begin en vanuit Vlaanderen was nog vrijwel niets gebeurd. Niettemin weigerde De Wandel vooralsnog te geloven ‘dat het nagestreefde ideaal niets anders is dan de mystificatie die Jeroen Brouwers in 1982 cynisch afdeed als “een hersenspinsel van steeds nieuwe lichtingen aartsreactionaire Vlaamse meneren en mevrouwen, die vinden dat twee volkomen van elkaar weggevloeide culturen weer binnen één bedding moeten vloeien”.’
Na de heer De Wandel sprak de heer A.W. Willemsen het congres toe over de organisatie en structuur van de Taalunie en haar mogelijkheden en grenzen. Hierna splitsten de aanwezigen zich op in de verschillende werkgroepen waarin gesproken zou worden over de bouwstenen voor een Taaluniebeleid zoals die werden aangedragen in een door de Commissie Jaarlijkse Conferentie voorbereid Centraal Document. De resoluties die in deze bijeenkomsten werden voorbereid, kwamen vervolgens opnieuw ter sprake in een plenaire zitting.
De Taalunie kent de volgende werkgroepen: a. radio, televisie en pers; b. toneel en film; c. bibliotheekwezen en documentatie; d. uitgeverij en boekhandel; e. taalzorg, vorming en onderwijs; f. creatieve letteren, ook in vertaling; g. taalwetenschap; h. literatuurwetenschap; i. cultuurgeschiedenis. - Elke werkgroep is samengesteld uit vaste leden en wisselende deskundigen.
Het congres nam onder meer een resolutie aan waarin werd uitgesproken dat men zal streven naar een nieuwe literatuurgeschiedenis van de Nederlandse literatuur. Daarbij wordt gedacht aan een herschreven uitgave van Baur, tot stand te brengen in nauwe samenwerking tussen Noord en Zuid. Voorts sprak men als wens uit dat het Archief en Museum voor Vlaams Cultuurleven zou worden versterkt om te kunnen komen tot een Antwerps Informatie en Documentatiecentrum, vergelijkbaar met dat van het Letterkundig Museum in Den Haag.
De conferentie werd op zaterdag, 15 september besloten met een rede over spellingsverandering door de heer C. Hamans. Het laatste woord was uiteraard aan de voorzitter, de heer H. van den Bergh.
De conferentie kan moeilijk nu al geslaagd genoemd worden. Daarvoor valt af te wachten of de uitkomsten van het beraad ook omgezet zullen worden in daden van de betrokken ministeries. Op dat punt bleken de congresgangers dan ook met een zekere gelatenheid en scepticisme de toekomst tegemoet te zien. In feite draait zo'n conferentie vooral om geld en in een tijd waar voortdurend over bezuinigingen wordt gesproken, kunnen de verwachtingen niet al te hoog gespannen zijn. Bovendien, men was door de heer De Wandel gewaarschuwd, ambtelijke molens draaien traag, nog trager dan we al dachten.
In elk geval bleek de Koninklijke Bibliotheek een voortreffelijk gastheer, hetgeen niet weinig bijdroeg aan het feit dat de sterk formele sfeer die het congres kenmerkte op tijd en stond prettig werd onderbroken.
GvB
| |
Onbekend gedicht van H. Marsman teruggevonden
Ik wist dat dr. P.H. Ritter jr. op 7 april 1935 in zijn avro-Boekenhalfuur, voordat hij Schaduw der bergen van Anthonie Donker aan de orde stelde, een gedicht over de ramp van het klm-vliegtuig de Leeuwerik voorlas en Ina Boudier-Bakker met haar 60ste verjaardag feliciteerde. Van wie het gedicht was bleef tot vor kort onduidelijk. Nu heb ik het teruggevonden in het Archief Ritter in de Utrechtse Universiteitsbibliotheek. Het is van H. Marsman en door hem aan Ritter gezonden.
De Leeuwerik bij Kassel verbrand
Tusschen Amsterdam en Bagdad,
tusschen Amsterdam en Praag
vielen Leeuwerik en Uiver
in een noodweer naar omlaag,
de Uiver stortte neer bij Rutbah,
de Leeuwerik in het Sauerland,
storm en bliksem, en de vogels
zijn met man en muis verbrand.
Óf men valt tusschen Barbaren
óf men valt in 't Groote Zand,
eenmaal wordt men overvallen
hier of in Tweestroomenland,
| |
| |
ergens zal de Dood ons allen
lokken in zijn Hinderlaag,
eenmaal moet de vlieger vallen,
gistren Beekman, Soer vandaag
Wie, als deze mannen levend
in dit hachelijk bestand,
zwevend boven dood en leven,
neerstort van het firmament,
diens karkas mag dan verbranden,
hier of in het Sauerland,
als een Phoenix zal hij stijgen,
ziel van vleugels, naar het Land
van zijn herkomst en bestemming,
dood en leven vér voorbij,
als een dappre zal hij leven
in den rouw van u en mij,
vliegers die bij nevel startten,
in het Braambosch daalden zij,
in de vlam van onze harten
stierven en herrijzen zij.
Tusschen Amsterdam en Bagdad,
tusschen Amsterdam en Praag,
vielen Leeuwerik en Uiver
in een noodweer naar omlaag
de Uiver stortte neer bij Rutbah,
de Leeuwerik in het Sauerland,
storm en bliksem, en de vogels
zijn met man en muis verbrand.
fotodienst klm
Een zustervliegtuig van de Leeuwerik, de Fokker F-XII Ibis
De ondertekening luidt: 7 April 1935 H. Marsman.
Het klm-vliegtuig Leeuwerik, dat op 6 april 1935 met zeven inzittenden van Praag naar Amsterdam vloog, sloeg tijdens een hevige sneeuwstorm in de omgeving van Brilon in het Sauerland tussen Dortmund en Kassel tegen een berghelling te pletter en vloog in brand. De bemanning (gezagvoerder P. Soer) en twee passagiers (onder wie mr. W. de Vlugt, zoon van de burgemeester van Amsterdam) kwamen om. In de nacht van 19 op 20 december 1934 was het klm-vliegtuig Uiver, dat Kerstpost naar Indië zou brengen, tussen Cairo en Bagdad vergaan bij Rutbah in de Syrische woestijn. De bemanning (gezagvoerder W.M.A.O. Beekman) en drie passagiers kwamen om.
Ritter wijzigde in de tweede strofe ‘Barbaren’ in ‘de bergen’ en liet de laatste strofe weg - in het handschrift staat er een streep door.
Marsman was in November 1934 in Nederland teruggekeerd. Hij leed aan depressies en isoleerde zich. Bekend is dat hij veel bezig was met de dood en dat men er niet met hem over diende te spreken. Jaap Goedegebuure verklaart in zijn dissertatie Op zoek naar een bezield verband Marsmans creatieve onvruchtbaarheid uit een ‘verlammende geobsedeerdheid die uitging van zijn doodsangst en een scepsis ten aanzien van de poëzie als toereikend bezweringsmiddel’.
Jan J. van Herpen
| |
Memoreeks
Bij de uitgeverij Walva-Boek (Walva Vaassen b.v.) te Apeldoorn wordt een reeks kleine boekjes (max. 40 pagina's) uitgegeven met teksten over afzonderlijke literaire werken. Naast elkaar verschijnt een Nederlandse en een Engelse serie, respectievelijk de Memoreeks en de Memo-Series.
De reeks mikt duidelijk op scholieren die voor hun literatuurlijst of een werkstuk wat nadere informatie willen hebben over een gelezen boek. Elk deeltje biedt daartoe naast een beknopte samenvatting van de tekst, ook biografische informatie, een analyse van taalgebruik, stijl en structuur, de behandeling van thematiek en personages, en vaak ook een overzichtje van de literaire kritiek. Een bibliografisch overzicht aan het slot kan de lezer dan nog verder helpen wanneer hij meer wil weten over de tekst of de auteur.
De reeks, die onder redactie staat van Sjaak Hubregtse en Jan Heerze, wordt verzorgd door afzonderlijke, kennelijk daartoe uitgenodigde auteurs, die duidelijk de opdracht krijgen volgens het gegeven stramien te werken. Er zijn inmiddels 14 deeltjes verschenen. De volgende auteurs zijn erin vertegenwoordigd: Walter van den Broeck met Brief aan Boudewijn (n-1), W.F. Hermans met Nooit meer slapen (n-2), Willem Elsschot met Kaas (n-3), Gerard Reve met Een circusjongen (n-4), Heere Heeresma met Een dagje naar het strand (n-5), Jan Wolkers met Turks Fruit (n-6), Harry Mulisch met De aanslag (n-7), S. Vestdijk met De kellner en de levenden (n-9), Jeroen Brouwers met Bezonken rood (n-10), Doeschka Meijsing met De kat achterna (n-11), Jan Siebelink met De herfst zal schitterend zijn (n-13), Léon de Winter met De (ver)wording van de jongere Dürer (n-15) en Maarten 't Hart met Een vlucht regenwulpen (n-16).
In voorbereiding zijn op dit moment deeltjes over Anna Blamans Op leven en dood, Louis Paul Boons Menuet, F.
| |
| |
Bordewijks Karakter, Hugo Claus' De Metsiers, Louis Couperus' Van oude mensen, Marcellus Emants' Een nagelaten bekentenis, Hubert Lampo's De komst van Joachim Stiller, Marga Minco's Een leeg huis, Gerard Reve's De avonden, Ward Ruyslincks Het reservaat en J.J. Slauerhoffs Het verboden rijk. Op zichzelf is dit titelaanbod weinig verrassend. Dat deze boeken tot de kern van de literatuurlijsten op scholen behoren, is vrij algemeen bekend.
Merkwaardig is wel de volledige afwezigheid van poëzie in de reeks. Wordt er überhaupt geen poëzie meer gelezen op school? Zou daar dan niet mede iets aan gedaan kunnen worden door een aardig deeltje over Nijhoff, Bloem, Achterberg of Lucebert? Of kiest de uitgever vóór alles voor veiligheid? Opvallend is bijvoorbeeld ook het feit dat de oudere letterkunde volledig ontbreekt. De oudste te bespreken tekst is van Emants! En juist bij oudere teksten zou toch veel zijn toe te lichten, ook al kan dat binnen de gekozen opzet maar in beknopte vorm. Wat mij betreft zou trouwens ruimte gewonnen kunnen worden voor die toelichting door het weglaten van de samenvattingen. Die nodigen de leerlingen er bijna toe uit om de teksten zelf ongelezen te laten. Toch kan ik het niet nalaten de reeks hier onder de aandacht te brengen. Voor een klein bedrag (ƒ 4,75) krijgt men een beknopte en aardige leeswijzer bij het werk van zijn favoriete auteur, waardoor ook ander werk van die auteur mogelijk toegankelijker wordt.
GvB
| |
Nieuwe tijdschriften
In nr. 3 van deze jaargang werd een overzicht gegeven van nieuwe tijdschriften. Een vervolg daarop is nu reeds mogelijk, want het oprichten van periodieken schijnt een veel beoefende bezigheid te zijn. In nr. 2 was door Roggeman melding gemaakt van de splitsing van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (nvt) in Nieuw Wereld Tijdschrift (nwt) en Diogenes. Het nwt verschijnt intussen in een verzorgde lay-out bij uitgeverij A. Manteau, Beeldhouwersstraat 12, 2000 Antwerpen (6 nrs. per jaar voor resp. BFr. 960 of ƒ 50, -); Diogenes is een uitgave van Soethoudt & Co. te Antwerpen (10 nrs. per jaar voor BFr. 450). Nadat Hubert Lampo in nr. 1 van Diogenes al een poging gedaan had om de historie van het nvt te beschrijven, is intussen ook door Georges Adé een boekje opengedaan over de wat onverkwikkelijke affaire rondom opheffing, resp. oprichting van nvt, nwt en Diogenes in zijn brochure De dood van het nvt.
Eveneens uit Vlaanderen komt het driemaandelijkse tijdschrift voor literatuur en grafiek de brakke hond, een uitgave van Leks Grobben, Lamorinièrestraat 170, 2018 Antwerpen. De fraaie lay-out van Marc Vanderleenen is het meest opvallende van dit tijdschrift, dat ‘een forum voor iedereen die van literatuur houdt’ wil zijn. De redactie is ‘op zoek naar eerlijke teksten, zonder daarbij het leesplezier uit het oog te verliezen’. Prijs: BFr. 500 per jaar.
Een indrukwekkende lijst medewerkers siert de binnenzijde van het omslag van orion, tweemaandelijks oriënterend tijdschrift Nederland/Indonesië, dat in 1984 gestart is. Als rubrieksmedewerkers voor letterkunde staan vermeld drs. H.J.M. Maier, Lea Morris, dr. Rob Nieuwenhuys en dr. C. Vreede-de Struers. Dit op kwaliteitspapier met fraaie kleurenfoto's gedrukte tijdschrift bevat voorshands weinig literairs (behalve een stukje over Rob Nieuwenhuys). Het is een uitgave van Wever b.v. te Franeker en kost ƒ 49,50 per jaar.
Het ‘semi-literaire tijdschrift voor jonge mensen’ nioba is al aan zijn vierde jaargang toe, maar heeft er nu een Engelstalig blaadje bij: idolino, young international poetry periodical. Deze tijdschriften voor ‘kunstliefhebbers met zin voor stijl’ brengen recente poëzie, recensies, literairculturele informatie e.d. ‘in een jonge lay-out, en zo mogelijk op een luchtige manier’.
Het is al vaker gezegd: in Vlaanderen bloeit het tijdschriftwezen buitengewoon, in gedrukte, gestencilde, misschien ook wel geschreven vorm. Tot de gestencilde soort behoort parallel, tweemaandelijks kreatief tijdschrift, dat verborgen in een geheel onbedrukt zwart omslag de lezer laat raden naar jaargang en verschijningsdatum. Dank zij de onvolprezen bibliografe Hilda van Assche valt te achterhalen dat Parallel in 1982 begonnen is. Ik ga ervan uit dat het nog steeds bestaat, want op één van de ongenummerde A4-vellen wordt ook het eerste nummer van Literatuur kort besproken. Alles wat kreatief is, melde zich aan het redactie-adres: Luc Fierens, Boterstraat 43, 2930 Hombeek. Prijs: BFr. 200 op giro 001-1293872-65 of ƒ 15, - ‘in een goed gesloten omslag’ voor Nederlandse abonnees.
Tenslotte - omdat het zo'n mooi verzorgd tijdschrift is - moge hier nogmaals gewezen worden op optima, cahier voor literatuur en boekwezen van Joost Nijsen. Speciaal nr. 2 van jaargang 2 (april 1984) is de moeite waard, óók inhoudelijk. Vic van de Reijt schrijft over ‘Willem Elsschot en zijn uitgevers’, Boudewijn Büch windt zich andermaal op in de rubriek De Waeraghtige Bibliophiel en Frans Janssen heeft het over boekenmaken in de gelijknamige rubriek. Prijs: ƒ 34, - per jaar op giro 5463419 van Joost Nijsen te Amsterdam.
PJV
| |
De middeleeuwen in een BulkBoek
Pal voor de uiterste kopijdatum van dit nummer van Literatuur verscheen een uitgave die te belangrijk is om snel te worden afgehandeld, maar ook te belangwekkend om niet dadelijk te worden gesignaleerd. Het is een BulkBoek over de middeleeuwen. In Vensters naar vroeger plaatsen neerlandici van de Rijksuniversiteit Utrecht, zoals de ondertitel aangeeft, eenentwintig schoolvakken in middeleeuws perspectief. Van aardrijkskunde tot en met wiskunde (de ordening der vakgebieden is alfabetisch) wordt getoond welke ideeën
| |
| |
Een illustratie uit het hoofdstuk ‘Schrijven’
in de middeleeuwen op deze terreinen gangbaar waren. Hoe stelden middeleeuwers zich de aarde voor? Waarom bestudeerden zij de geschiedenis? Welke proeven deden zíj bij natuurkunde, en hoe beoefenden zíj gymnastiek? En - bij Nederlands - spraken Adam en Eva werkelijk Diets in het paradijs?
Het lumineuze basisidee, uit te gaan van de moderne schoolvakken, levert een zeldzaam veelkleurig panorama op van middeleeuws denken en doen. Dit beeld wordt dan nog eens verlevendigd door tussengestrooide anekdoten, raadsels, recepten - en door honderden illustraties. Het geheel biedt tekens weer de bevreemding van het onbekende, maar ook de verrassing van het herkenbare, en steeds - voor wie zich daartoe moeite geeft - de voldoening van het inleefbare. Als zodanig vormen de eenentwintig hoofdstukken evenzovele lesjes in historisch besef.
De precieze didactische bruikbaarheid van dit BulkBoek in de praktijk van het middelbaar onderwijs moet door anderen worden beoordeeld, maar ik maak mij sterk dat dit boek-in-magazinevorm tal van aanknopingspunten biedt voor lessen die leraar en leerling laten delen in het enthousiasme dat de auteurs op elke bladzij uitdragen. Zelfs wie gelooft dat met de middeleeuwen op de middelbare school niets te beginnen valt - een slinkende stroming, naar mijn indruk - zou er goed aan doen zijn credo aan dit nieuwe lesmateriaal te toetsen. Het BulkBoek lijkt dan ook verplichte lectuur voor elke (aspirant) leraar Nederlands. Maar ook wie buiten elk schoolverband de kennismaking met de middeleeuwen wil aangaan of verdiepen, kan weinig beter doen dan deze uitgave ter hand nemen. Deze Vensters naar vroeger bieden een unieke kijk op onze Westeuropese beschaving in haar rijke middeleeuwse silhouet.
FPvO
Het BulkBoek is verkrijgbaar door storting van ƒ 5, - per ex. op giro 3421385 t.n.v. B.D.U. bv te Barneveld, met vermelding van Vensters naar vroeger.
| |
Het papier van literatuur
De uitgever deelt ons mee, dat vanaf het volgende nummer Literatuur gedrukt zal worden op het papier waarop ook het vorige nummer, toen nog bij uitzondering en door tijdelijke schaarste gedwongen, gedrukt is.
Suggesties voor deze rubriek aan: Instituut voor Neerlandistiek Spuistraat 134, kamer 456 (afd. DNL), 1012 VB Amsterdam, tel. 020-5254718
|
|