lijke beschouwingen verliezen zich echter vaak in algemeenheden. Bovendien zijn de beschreven karakters bijna altijd mannen. Hennert daarentegen nam zich voor om te schrijven over een vrouw - zijn eigen vrouw.
In zijn opzet paste geen uitvoerige opsomming van feiten. Die zijn ook snel verteld. Petronella de Timmerman werd geboren op 2 februari 1724 te Middelburg, waar ze eerst trouwde met mr. Abraham Haverkamp en na diens overlijden in 1769 met de negen jaar jongere prof. Hennert (1733-1813). In die Zeeuwse jaren kwam ze ook in contact met de beginnende dichteres Elizabeth Bekker, sinds 1759 zelf gehuwd met ds. Adriaan Wolff te Beemster.
Zoals vrijwel elk ontwikkeld mens uit die periode schreef Petronella al heel vroeg gedichten: vanaf haar veertiende jaar. Maar haar interesse ging eigenlijk uit naar heel andere zaken: astronomie, wis- en natuurkunde, wijsbegeerte, biologie. Maar daar zat nu precies het probleem. Want voor een vrouw lagen daar toen nauwelijks ontplooiingskansen, laat staan beroepsmogelijkheden. Ze kon die belangstelling dus alleen maar uiten in de marge van wel getolereerde bezigheden. Of, zoals hier, in de schaduw van de man.
Hennert heeft dit probleem, deze botsing tussen natuurlijke aanleg en maatschappelijke conventie, goed onderkend. Zelf neemt hij op dit punt de meest liberale houding aan, maar er waren er velen die daar anders over dachten: ‘Vermits men nu van eene Vrouw eerder een Dichtstukje schijnt te verwagten, dan wijsgeerige en wiskunstige redeneeringen, zo zetten haar de vrienden en goede kennissen aan, om zich in de Dichtkunst te oefenen. Zij deed het; meer om aan haare vrienden, dan aan haare neiging te voldoen.’ Intussen vermaakte zij zich binnenskamers met kegelsneden, driehoeksrekeningen, met de lectuur van filosofen als Leibniz en Wolff, met de natuurkunde van Musschenbroek of de insectenstudies van Reaumur en Houttuyn.
Toch was Petronella de Timmerman allerminst een femme savante, die bij gelegenheid gedichtjes schreef als alibi voor haar vrouwelijkheid. Waar wij nu een levensgrote tegenstelling zien tussen natuurwetenschap en literatuur, tussen ratio en sensibiliteit, daar bestond toen spontane, als men wil naïeve harmonie. Natuurwetenschap en techniek bezaten in de eeuw der Verlichting nog het aureool van godsopenbaring, ja van poëzie. Ze verschaften ook de leek een opwindend gevoel. Zelf experimenteren met vergrootglas of lancet behoorde tot de nieuwe chic, al moest het dan leerzaam tijdverdrijf blijven.
Toen Hennert in juni 1769 met zijn Petronella in het huwelijk trad, vierden die twee dat feest op hun eigen manier. Hennert vertelt het aldus: ‘Ik leidde haar als bruid op den Starretoren (het observatorium) om de vereeniging van Venus met de Zon te zien.’ Kennelijk was hun trouwdatum daarop afgestemd.
Even tevoren noemde Hennert als een van de bijzondere vaardigheden van zijn vrouw haar handigheid in het gebruik van allerlei astronomische en natuurkundige apparatuur: ‘Zij kon gemakkelijk een Verrekijker van veertig voeten (af)stellen. De vaardigheid van het behandelen der werktuigen heb ik dikwils zo(wel) t'huis als op den Starre-toren bewonderd; ik zoude haar deswegen benijd hebben, ware zij niet de dierbare gezellin van mijn leven geweest.’ Die bekwaamheid was volgens hem een gevolg van haar bedaardheid en ongelooflijk geduld. Diezelfde eigenschappen maakten haar bekwamer tot de meetkunde dan tot de algebra, want daar komt het op vlugheid van geest aan. En die miste Petronella de Timmerman.
Nog meer saillante trekjes krijgen we van haar te horen. Zij bestuurde haar huishouding met een mathematische geest. Niets verwaarloosde zij, gelijk de wiskunstenaar geen cijfer of letter overslaat. Haar kleerkasten ‘maakten de vertooning van welgeschikte winkels’. Alles werd bij het omkleden precies op de juiste plaats gelegd, geen lapje werd zomaar weggegooid. Wanneer Hennert daar wel eens de spot mee dreef, dan beriep zij zich op een paragraaf uit de Zedekunde van de Duitse filosoof Christian Wolff, waar deze over ‘de spaarzaamheid, bijzonder omtrent de kleederen’ handelt.
Genoeg hiervan. Ook zo al zal menige lezer van nu denken: wat een afschuwelijke robot-achtig vrouwmens. Maar Hennert vertelt dit alles natuurlijk niet om haar of zichzelf belachelijk te maken. Integendeel, Petronella Johanna de Timmerman verschijnt hier - dat is althans de opzet - als de ideale verlichte vrouw, als de redelijke geïnteresseerde vriendin van de man - niet als zijn huissloof.
Dat blijkt vooral uit diverse punten die ik nog niet genoemd heb. Ze was dol op toneel en vertaalde voor haar eigen plezier Tartuffe van Molière. Voltaire behoorde tot haar lievelingsauteurs. Aan sentimentele literatuur had zij daarentegen een hekel evenals aan femelarij. Om objectiever te kunnen oordelen over zaken van godsdienst bezocht ze allerlei bijeenkomsten van de meest uiteenlopende kerkgenootschappen en sekten. Ook las ze de voornaamste geschriften pro en contra het christendom. Kortom, een sterke vrouw, een persoonlijkheid, van wie Hennert aan het slot van zijn beknopte biografie getuigt: ‘Leerde zij mij leeven, zij leerde mij (ook) sterven.’
Of ze ook mooi was om te zien? Men oordele zelf naar haar silhouet-portret uit 1777, vervaardigd door de heren Ekhards met hun pas uitgevonden graphometer.
Al enkele malen werden hier terloops termen gebruikt als verlicht en Verlichting. We bedoelen daarmee de grote stroming die het leven en denken van de mensen uit de 18e eeuw beheerst. Die Verlichting bepleitte de bevrijding van de mens uit de ketenen van het autoriteitsgeloof. Door het natuurlijke licht van de Rede geleid moest hij zichzelf en de samenleving ontwikkelen tot hoger staat van volmaaktheid. Daarbij kreeg de vrouw een aan de man gelijkwaardige rol toebedeeld. De