gesloten. Zal de sympathie voor de sowjet-unie, die in ieder nummer van de soc-dem. en burgerlijke pers steeds belasterd wordt, daartegen opwegen? Zal er niet gezegd worden, dat hij de jongens voor het belang van een politieke partij op wil offeren? En hoe zal een mooglijke nederlaag op de mentaliteit van de nageljongens werken?
Hier kan Frits Reeders niet alleen beslissen, hier heeft hij het advies noodig van de oudere makkers in de R.V.O. Maar hoe kan hij dat advies krijgen in de kleine tijd, die hem overblijft voor de vergadering van de jongens begint. Driedubbele ezel als hij geweest is, om vandaag zonder fiets naar het kantoor te komen!
Wanneer Frits Reeders het hokje van den portier voorbijkomt, flitst de gedachte door hem heen: ik móét, wat het ook kost, een fiets hebben. De portier is een oud-gediende van de marine, een onderofficiersziel, een trouwe knecht van de directie, die iederen morgen met zichtbaar welgevallen het hek vlak voor de neuzen van de laatkomers dichtsmijt. In andere gevallen zou Frits er zelfs niet aan gedacht hebben, om hem om een dienst te vragen. Nu echter komt hij als het ware officieel van een onderhoud met de directie en nood breekt wet.
- Peters, zegt hij, wij moeten vóór 3 uur over de voorwaarden van de directie beslissen en ik moet eerst nog een paar menschen in de stad raadplegen, zou je me voor deze eene keer niet even je fiets willen leenen?
Peters ziet den jongen scherp aan, de brutale vlegel die hij er al lang van verdenkt de informaties te leveren voor de bedrijfskrant en die hij in stilte voor de carricatuur van hemzelf in het laatste nummer aansprakelijk stelt, met een hangbuik en spitsomhoog gerichte snorren.
Van die gevoelens laat hij echter niets blijken, wanneer hij vriendelijk antwoordt:
- Maar natuurlijk, kerel, zou ik je willen helpen, alleen.... het gaat niet, omdat mijn achterband toevallig lek is.
Dan wrijft hij bedachtzaam langs zijn neus en zegt verder:
- Doet er niet toe! Je moet geholpen worden. Weet je wat je doet? Neem zoolang een van de fietsen uit het hek daar.
- Een van de fietsen van de klinkers? vraagt Frits verwonderd, wel wetende dat dit streng verboden is.
- Natuurlijk, voor zoo'n belangrijke zaak moeten we een uitzondering maken. Het is tenslotte in het belang van de heele fabriek. Ik knijp een oogje toe en jij bent immers al lang terug eer de fabriek uitgaat. Dan kraait er geen haan naar en niemand merkt het.
Dat laat Frits Reeders zich geen tweede keer zeggen. Een sekonde later heeft hij een fiets gegrepen, met één sprong zit hij op het zadel en jakkert over de slecht gelegde keien naar de stad toe.
Nauwelijks is hij het hek uit of de portier neemt de horen van de telefoon op. Wanneer Frits Reeders, aan het eind van de Oranjeboomstraat de politiepost voorbij moet, wordt hij door twee agenten, die den weg versperren, aangehouden.
Op de terechtzitting maakt de officier van justitie in scherpe wijze front tegen de onverantwoordelijkheid en leugenachtigheid van beklaagde.
- Het verhaaltje, dat hij den portier eerst om toestemming voor het nemen van een rijwiel gevraagd heeft, kan geen oogenblik worden