| |
provocatie door jef last
vervolg van l.r. no. 5-6
Machtig en zwaar buiten iedere verhouding tot het lage landschap met zijn molentjes en boerderijtjes, zijn knotwilgen en langgestrekte dijken, domineeren, van Kralingen uit gezien, de groote werven van Feyenoord, Piet Smit en Burgerhout, den Zuider Maasoever. De roestig bruine rompen der zeeschepen in aanbouw torenen tusschen het zwart staketsel van stellingen en palen, als geraamten van voorwereldlijke dieren buigen de ijle kranen over het wijde grijze water met zijn voorbijvarende sleepbooten, tjalken en lichters. In den nacht hangt heel een kleeke sterrenwereld van lantaarns en schijnwerpers in de lucht te blinken, overdag overstemt het gekets van ijzer op staal, het dreunend ratelen der machinale hamers tot ver in den omtrek alle andere geluiden. Jachtend is het bedrijf, hard moet er, in accoord loon, gesappeld worden, om 's Zaterdags een behoorlijk weeklon thuis te brengen. Tusschen spanten en buikdennings, tusschen vuurpijpen en ketelplaten, hangende in een bootsmansstoeltje of liggende en knielende in iedere houding 10. 20 meter boven den grond, vaak op wankele planken, werken in razend tempo de tegenhouders en klinkers, in wind en regen, in vorst en hagel, en dicht bij hen, aan de kleine open veldsmidsen piepen de nagelbeeren de nagels. Dat is geen bedrijf waar men een jongen met handschoenen aan kan pakken, hier is geen plaats voor een jonge juffrouw. Hard en rauw is het leven, rauw en grof zijn de grappen, waarmee de nieuweling wordt ontvangen; het is een lolletje, wanneer hij soms een gloeiende nagel vindt in zijn klompen en wanneer iemand soms, voor de aardigheid een kwast menie over zijn gezicht haalt, dan moet hij dat maar nemen voor iets, dat er bij hoort. Hoofdzaak is, dat hij snel leert de nagels, goed gaar te koken, anders loopt hij kans dat de gloeiende bout met een even elegante zwaai naar zijn hoofd terug wordt geworpen.
De verschillende vereenigingen die zich, in Holland, met de rijpere jeugd bezighouden, hebben onder de magelbeeren van de werven nooit veel kans gekregen. Wanneer de Katholieke of Christelijke jongmannen de origineele vloeken hooren, die van de hooge stellingen, in tempo met de revolverhamers, naar beneden ketteren, dan slaan ze een kruis of prevelen het ‘onze vader’ terwijl ze, met neergeslagen oogn, haastig dze plek des duivels voorbijgaan. Voor de ‘padvinderij’ voelen de nageljongens zich te groot, en wat de sociaal-democratische jeugd betreft, spontaan beseffen zij, dat ze in die rozerood ethische beweging
| |
| |
van klein burgerlijke jeugd en jongeren der arbeidersaristocratie, niet passen. Ze zullen er wel zalig voor oppassen, om als schoolkinderen in de kring te dansen: ‘ginder op de bergen, simserimsimsim, dansen alle dwergen, simserimsimsim’. Stel je even een nageljongen voor, met zijn meid in het ronde draaiend onder het zingen van: ‘ik heb rozen op mijn hoedje’, of ‘'k heb een brilletje al voor mijn oogen’! Nee, laat de A.J.C.ers zich honderdmaal ‘moreel en cultureel’ boven hun verheven voelen, laat ze op de ‘Paaschheuvel’ de kerstboom aansteken, laat ze hun wijdingsfeesten houden, waar roode dominees bij preken, de jongens van Feijneoord stoppen een extra pruim achter hun kiezen en spugen kunstig het tabaksap in een verachtelijke straal voor zich uit op de keien, als de meisjes in dirndel-kleeding en de jongens met hun bonte kielen, op de maat van mandolines en occarino's voorbijtrekken. ‘Aan mijn lijf geen polonaise!’ De jongens van Feijenoord werken als kerels, dan moet je hun niet met oudewijvenpraatjes en de sprookjes van baker Saartje aankomen! Zij hebben een gruwelijke hekel aan alles wat ‘boven hun pet gaat’, een ingeboren wantrouwen tegen alle praatjesmakers en baantjesgasten.
Frits Reeders weet dat en hij past er wel voor op, zich in den eersten tijd alteveel op den voorgrond te dringen en den naam van een waanwijze snotneus te krijgen. Uiterlijk zorgt hij, dat er niets bijzonders aan hem valt op te merken; hij staat zijn man, als het op knokken aankomt; hij kan, als het moet, zijn bek even wijd openscheuren als de anderen en hij toont bij het werk, dat zijn handen om de dooie dood niet verkeerd staan. Maar wanneer het avond is en de anderen, afgebeuld en vadsig op de hoek van de straat van onder de lantarenpaal de mokkels nafluiten, vinden we Frits Reeders in het kleine klublokaal van de kommunistische jeugd, of op vergaderingen van de partij, of gebogen over zijn kranten en brochures. Laat de anderen, in hun hunkering naar avonturen, maar kletsen over de groote kraak bij Begeer en over de bandieten van Chicago, hij weet bij ondervinding wat het beteekent de smerissen om de tuin te leiden wanneer er 's nachts gekalkt en geplakt moet worden; hij heeft verleden keer, toen de groote meeting in het Verkooplokaal uiteenging en de jeugd, in gesloten gelid, zingende vooraan in de demonstratie marcheerde, voor het eerst ondervonden hoe of het smaakt wanneer een gummiknuppel kennis met je kop maakt!
En ondertusschen houdt hij in het bedrijf zijn oogen open. Hij ziet de daaglijksche chicanes met de tarieven, wanneer de groote kerels zich net zoo goed als de jongens bij de willekeurige schatting van hun werk neer moeten leggen. Hij ziet het voortdurend ontduiken van de voorschriften der arbeidsinspectiet en hij weet hoe het aantal bedrijfsongelukken even snel toeneemt als het arbeidstempo in snelle vaart omhoog gevoerd wordt. Hij is geen kind meer en hij beseft hoe de reformistische bonzen telkens met mooie praatjes het verzet voorkomen, wanneer onwil en wrok oplaaien in de werkers. Hij voorziet, dat weldra ook in het bedrijf de tijd zal komen, dat men over iets anders begint te praten dan alleen over meiden en voetbal.
Want de tijd verandert en de toestanden worden zóó, dat ze zelfs een blind geborene welhaast de oogen openen moet. De reformisten
| |
| |
hebben zich vergist, toen ze de arbeiders voorgoochelden dat, na de crisis van '27, het kapitalisme een periode van definitief herstel tegemoet ging. Frits Reeders zou, zoo uit zijn hoofd, de namen op kunnen noemen van minstens een 20 arbeiders uit zijn naaste omgeving, die zeker al een jaar of 4 onafgebroken zonder werk zijn. En het aantal werkeloozen gaat met sprongen naar boven. Om de ontevredenen uit de stad kwijt te zijn, sturen ze hun de hei op, naar de werkverschaffing, waar ze, in de smerige keten van de Heidemaatschappij, opgevreten worden door het ongdierte. Ze hebben de werkeloozen verdeeld in klassen en soorten; ze hebben getracht de eene groep tegen de andere op te zetten, bonzen van allerlei richting en geestelijken van alle geloven trachten hun uit elkander te houden; het helpt alles niets meer, de ellende smeedt hun tot een egale grijze massa tezamen; in alle kringen vindt het kommunistisch parool van de ‘advies-commissies’ weerklank, het komt tot stakingen in de werkverschaffing, tot hongerdemonstraties in Amsterdam; bij haar jaarlijksch bezoek aan de hoofdstad wordt de koningin ontvangen met de Internationale.
In deze groeiende malaise, nu voor het eerst de Indische goudstroom begint te verzanden en de banken nog harder springen dan de paarden van circus Sarrassani, nu alle beursheeren elken dag zwarter kijken en hun vrouwen het eeuwige geleuter over de dienstboden verwisseld hebben voor een jankerig klagen over ‘den nood der tijden’, voelt Frits Reeders zich, te midden der toenemende radicalisatie van de arbeidersklasse, als een visch in het water. Nu is er, voor een opgeschoten jongen die weet wat zijn taak is, werk aan den winkel! Laat er ergens bij een maat een verkooping van de boedel wegens huurschuld plaats vinden, de jongens van de jeugd staan op hun post, om de komst van deurwaarder en politie aan te kondigen. Een schril fluitje op de vingers wordt van post tot post doorgegeven, in een oogenblik vult zich de eenkamerwoning van den betrokken arbeider met kameraden. Als de deurwaarder binnenkomt, is er maar net plaats voor hem en de 5 smerissen, om de verkooping te beginnen. De opkoopers, die meegekomen zijn, hebben al lang in de gaten wat er aan de hand is en zorgen dat ze wegkomen; ze hebben geen lust om morgen met een zoodje brandhout op de markt te staan, als ze tenminste nog staan kunnen, want reken maar dat Frits Reeders en zijn makkers hun adres zullen weten te vinden! Dan biedt, onder het hoongelach van de omstanders, een van de kameraden 3 cent voor de tafel, 2 cent voor het kleed, 5 cent voor de stoelen. De heele verkooping brengt den huisbaas een kwartje op en een uur later is de huurder weer in het bezit van zijn spullen. Of men organiseert een plechtige optocht, om een stofzuiger terug te brengen waarvan de afbetalingstermijn door werkeloosheid niet voldaan kon worden. De snelste weg om zoo'n ding weer bij den woekeraar terug te brengen, is natuurlijk door de ruiten van het kantoor heen. Of er moet 's avonds een muzikale serenade gebracht worden aan een huisbaas, die een oud vrouwtje met haar meubels op straat liet zetten. En het kan ook wel zijn, dat Frits Reedsr 's nachts, in plaats van de meniekwast, de teerkwast ter hand neemt om de ruiten van een pandjesbaas eens behoorlijk in de verf te zetten.
Dat alles was als het ware het voorspel, de vaak nog eenigszins bur-
| |
| |
leske ouverture, die aan de steeds ernstiger wordende periode van scherpen klassenstrijd voorafging.
Een veel dreigender teeken van de voortgaande revolutionneering der massa waren reeds de huurdersstakingen, een verschijnsel waarvan de brave Rotterdamsche burger tot nog toe zelfs niet in zijn nachtmerries gedroomd had.
Jaren lang hebben de huisvrouwen in stagen angst geleefd voor den huisjesmelker, die iedere week, op straffe van uitzetting, de woekercenten van de huur kwam halen. Jarenlang hebben zij zich laten koejeneeren uit angst voor het schrikbeeld, dat hun povere meubeltjes in wind en weer op straat gezet zouden worden; ze namen er genoegen mee, dat het behangsel van vocht losliet van de muren, dat de plafonds zwart en groezelig werden, de gootsteen eeuwig verstopt was, de plee met zijn stank het heele huis onbewoonbaar maakte. Nu echter zijn, onder leiding van de huurdersbonden de bewoners van alle gezindten en alle geloven tot elkander gekomen; nu komt de dag, dat de huisbaas niet meer weet hoe hij het heeft, wanneer hem woning na woning solidair de huur wordt geweigerd. En wanneer de deurwaarder komt, om enkele der wanbetalers uit hun huizen te zetten, dan vindt hij gangen en portalen bezet met een ondoordringbare vijandige menschenmassa en hij is blij als hij, bij het verlaten van de straat niet een dakpan op zijn hoofd krijgt. In de eerste schrik geven een aantal huisjesmelkers toe, maar de radicale huurverlaging heeft slechts ten gevolge, dat de beweging nu overal oplaait. Dan komt de politie in aktie, met overvalwagens, gummiknuppels, sabels en revolvers wordt de uitzetting van een 20 gezinnen doorgedreven, maar weldra ondervinden de eigenaars, dat 't voortaan onmogelijk is voor hun leege woningen huurders te vinden, te meer daar de rijpere jeugd zich ondertusschen gewroken heeft, door het behangsel in lappen van de muren te scheuren, de ruiten systematisch te vernielen en te probeeren of de houten vloeren tegen de gloed van een lekker fikkie (brandje) bestand zijn. Tot het tenslotte komt tot een felle botsing tusschen politie en arbeiders, waarbij de laatsten ondervinden, dat de nieuw model revolvers der agenten niet alleen in de lucht schieten. Het eerste arbeidersbloed vloeit in de Rotterdamsche straten en het gevolg is, dat de begravenis der slachtoffers aangroeit tot een zoo machtige demonstratie, dat de politie wijselijk besluit het bewaren der orde geheel aan de rood frontstrijders en jonge kommunisten over te laten. Nu zijn het niet alleen meer de jonge communisten, die de akie voeren, nu is de heele rijpere proletariërsjeugd in gisting en beroering gekomen. Eerst misschien alleen uit belustheid op een relletje, dan, nadat de eerste klappen gevallen zijn, uit haat tegen de politie, maar dan is tevens ook de eerste stap gezet tot een willen begrijpen van de toestand, tot een onwakend interesse in de vragen van de klassenstrijd, dan beginnen op de hoeken van de straten de discussies en worden voortgezet in de bedrijven, dan worden Frits Reeders en zijn makkers als vanzelf het centrum van de discussies.
Bij het uitgaan van een vergadering in het verkooplokaal komt het tot openlijke provocaties, een politie-inspecteur wordt door de revolver van een rechercheur van zijn paard geschoten, in wilden waanzin koelen de bereden agenten hun woede op de vluchtende massa.
wordt vervolgd.
| |
| |
Duitsche Literatuur
TIJDSCHRIFTEN
Bij het AGENTSCHAP ‘AMSTEL’ is verkrijgbaar:
‘RUNDSCHAU’
Über Politik, Wirtschaft und Arbeiterbewegung.
Prijs per exemplaar 12½ cent. Abonnement per 3 maanden f 1.50 Verschijnt iedere week
WIENER WELTBÜHNE
Wochenschrift für Politik-Kunst-Wirtschaft
Prijs per exemplaar 30 cent. Abonnement per 3 maanden F 3.75
UNSERE ZEIT
Halb-monatschrift für Politik, Literatur, Wirtschaft, Sozial-politik und Arbeiterbewegung.
Prijs per exemplaar 20 cent. Abonnement per 3 maanden F 1.25
DIE KOMMUNISTISCHE INTERNATIONALE
Zeitschrift des Exekutivkomitees der KOMMUNISTISCHEN INTERNATIONALE
Pro Heft 15 cent Abonnement per kwartaal F. 1.- Verschenen is
INTERNATIONALE LITERATUR
Heft 1 und 2 - Jahrgang 1933
Heft 2 is een
MARX SONDERNUMMER
en bevat een groot aantal artikelen over MARX en het MARXISME. Prijs per aflevering F. 0.60
Verschenen is van
FRIEDRICH ENGELS
Die Lage der Arbeitenden Klasse in ENGLAND
Im Auftrage des MARX - ENGELS - LENIN - INSTITUTS - MOSKAU
Herausgegeben von V. ADORATSKY
AGENTSCHAP ‘AMSTEL’
Nieuwe Prinsengracht No 29-huis, - Amsterdam (C.) Gironummer 164823 (L. Wolters) - Telefoon 54291
|
|