gehoord de diskussies,
overwegende, dat in gevolge het bepaalde in de statuten van de Cambobonden de actie dezer bonden steeds gevoerd moet worden langs wettigen weg en met inachtneming van den krijgstucht,
overwegende, dat door de Cambobonden mede op grond van voornoemden regel elke actie, waarbij de wettige weg wordt verlaten en inbreuk wordt gepleegd op de krijgstucht, altijd is en zal worden afgekeurd,
protesteert met klem tegen de uitlatingen in het parlement en de pers, waarbij wordt geïnsinueerd, dat de Cambo-bonden door hun optreden een geest van verzet tegen de krijgstucht zouden hebben aangekweekt, en thans verantwoordelijk gesteld dienen te worden voor de excessen, die in Oost-Indië hebben plaats gevonden,
constateert met instemming, dat de besturen van de bonden in Oost-Indië tot het uiterste hebben gepoogd de actie van het marine-personeel in de juiste banen te leiden en het voorts tot hun plicht hebben gerekend de autoriteiten te waarschuwen voor den geest van verzet, die onder het personeel tegen de maatregelen betreffende de salariskorting dreigde te ontbranden, betreurt het, dat de minister van Defensie aan het Cambo niet de gelegenheid heeft geboden om zoowel in het belang der marine of in het belang van het personeel zijn meening ter zake kenbaar te maken,
is van oordeel, dat mede door deze uitzonderlijke behandeling de bij het Cambo aangesloten bonden zijn belemmerd in hun optreden ten aanzien van het behartigen der belangen van de leden en daardoor ook in mindere mate hun geruststellenden invloed op den geest van het personeel hebben kunnen doen gelden,
2. dat met den geheel onverwachten maatregel verhooging van de salariskorting per 1 Jan. '33 in Oost-Indië de soldijen beneden het uiterste minimum zijn teruggebracht en het verklaarbaar moet worden geacht, dat een dergelijke verlaging van het levenspeil betrokkenen ten zeerste verontrust, ofschoon uiteraard de naar aanleiding hiervan gepleegde inbreuken op de krijgstucht niet kunnen worden goedgekeurd en ten hoogste moet worden betreurd,
spreekt de hoop uit, dat de minister van Defensie alsnog maatregelen zal willen overwegen, waardoor de knellende druk van de nieuwe salariskorting wordt opgeheven en voorts bij het beoordeelen van de gepleegde strafbare handeling zooveel mogelijk clementie zal willen betrachten,
en doet een dringend beroep op alle marine-schepelingen om vooral in de huidige moeilijke omstandigheden hun plicht te blijven vervullen en zich in nog grooter aantal aan te sluiten bij de Cambo-bonden, opdat door een zoo eensgezind mogelijk optreden de goede behartiging van alle belangen blijft gewaarborgd.